Sjoemelende bankier op het schavot

Tot eind februari is in het Stadsarchief Amsterdam de kleine tentoonstelling Kapitaal Amsterdam: 400 jaar financiële geschiedenis te zien. Aanleiding voor de tentoonstelling is de vierhonderdste verjaardag van de Amsterdamse Wisselbank in 1609. Deze wisselbank hielp de koopliedenstand die Nederland regeerde om haar rijkdom aanzienlijk te vergroten.
18 februari 2010

Foto’s: Amsterdamse Beurs anno 1612 (boven) / Zeventiende eeuws aandeel (onder)

Door Pepijn Brandon

Marx begon het Communistisch Manifest met een lofzang op het industriële kapitalisme. Niet omdat hij een groot vriend was van het systeem. Wel omdat het kapitalisme zowel de voorwaarden schiep voor een wereld van gedeelde overvloed, als de spreekwoordelijke ‘doodgravers’ om de obstakels voor die nieuwe wereld uit de weg te ruimen. Wie geïnteresseerd is in de prestaties van het kapitalisme voor de industriële periode hoeft in Amsterdam alleen maar rond te kijken. De herenhuizen langs de grachten zijn hier de echte paleizen, en wat nu het ‘Paleis op de Dam’ heet werd gebouwd als stadhuis voor Amsterdams burgerkoningen. De Wisselbank was daar gevestigd.

Maar wie even verder kijkt weet ook de keerzijden van deze rijkdom te vinden: het Spinhuis en het niet meer bestaande Rasphuis (waar nu de Kalvertoren staat), waar de armen van de Republiek gestraft werden door middel van dwangarbeid. De kantoren van de Oost-Indische en de West-Indische Compagnie, waarvandaan een imperium in plunder en slavenhandel werd bestuurd. Het stempel dat het kapitaal zo drukte op de geografie van de stad wordt goed verbeeld door middel van een panoramakaart rondom de tentoonstellingszaal.

De makers van de expositie tonen naar mijn smaak te veel eerbied voor hun onderwerp. Toch bevat ze veel leerzaams, en hier en daar zelfs een stevige kritische noot. Documenten van de VOC laten zien hoe deze wegbereider voor het vrijemarktsysteem werd beschermd met staatsteun en monopolierechten. Een kostelijk gedicht herdenkt de dood op het schavot van een sjoemelende bankier. De eindeloze hypocrisie van onze heersende klasse blijkt onder meer uit het wapen van de Sociëteit van Suriname. Met als devies ‘justitia, pietas, fides’ (recht, vroomheid en vertrouwen), en voor het logo engeltjes in plaats van slaven die het suikerriet kappen.

In jaar twee van de Grote Recessie kunnen natuurlijk ook de spotprenten op de speculatiecrisis van 1720 niet ontbreken. Een ervan toont de speculanten ‘wyl zy een bezem prezenteren, om ’t overig van Hollands geld mee naar hun Bubbelbank te vegen’. Maar zij worden tegengehouden door een woedende menigte, die ‘al ’t kladpapier dier Actie-pest (actie = aandeel) vol vrolykheid in brand zal steken’.

De grootste inhoudelijke zwakte van de tentoonstelling is dat ze zich volledig concentreert op financieel kapitaal, en zo de productie en handel waarop de rijkdom op de beurs gebaseerd was buiten beeld laat. Daarmee verdwenen ook de bootslieden, boerenknechten, timmerlui, bakkers en bierbrouwers die het kapitaal eigenlijk creëerden, en zich er soms individueel en soms collectief tegen verzetten. Misschien moeten de doodgravers zich in het hier en nu wat meer gaan roeren, voordat archiefbeheerders zich herinneren dat ook zij minstens vierhonderd jaar geschiedenis hebben.

Meer informatie over de tentoonstelling Kapitaal Amsterdam is te vinden op de site van het Stadsarchief Amsterdam