September 1946: massastakingen tegen de koloniale oorlog in Indonesië

Toen de Tweede Wereldoorlog in Oost-Azië ten einde was, kwam de bevolking van Indonesië in opstand tegen de koloniale overheersing. De Nederlandse regering zond troepen om de opstand te onderdrukken. In heel Nederland werden stakingen georganiseerd om dit te voorkomen. Max van den Berg was destijds als activist betrokken bij de stakingen en legt uit waarom deze geschiedenis ook nu nog herdacht moet worden.
17 juni 2019

Op 6 en 9 augustus 1945 vielen atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. In een oogwenk verloren 200.000 burgers het leven. Op 15 augustus capituleerde het Japanse leger in heel Oost-Azië. De geallieerden waren niet in staat om het militaire gezag over de uitgestrekte gebieden van het Japanse leger over te nemen.

Er ontstond een groot machtsvacuüm. Daar maakte de bevolking van Nederlands Oost-Indië, eeuwenlang koloniaal onderdrukt, gretig gebruik van. De proletarische jeugd van stad en platteland, de Pemuda’s, kwamen gewapend met bamboesperen in opstand. Zij ontvoerden de gematigde nationalistisch leider Soekarno en dwongen hem op 17 augustus in de middag de republiek Indonesië uit te roepen. Dat werd in de Haagse koloniale kringen met woede, verbazing en ongeloof ontvangen. Wat dachten die Inlanders wel? Totaal nog niet rijp voor zelfbestuur. Aan die opstand moest snel een einde worden gemaakt, aldus de ministers Beel en Drees.

Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Het verarmde Nederland was in 1945 nog niet in staat om zijn gezag in Oost-Indië te herstellen. Dat werd overgelaten aan Britse troepen uit India. Toen die landden in Soerabaja ontstond een bloedig treffen met de woedende Pemuda’s die een herstel van elke overheersing met alle middelen wilden tegenhouden. Pas in maart 1946 landden de eerste Nederlandse vrijwilligers en die namen Batavia in. De regering van de Republiek Indonesië vertrok naar Yogyakarta.

De regering Beel-Drees stelde: ‘Indië verloren, rampspoed geboren.’ Om het gezag te herstellen waren vele lichtingen dienstplichtigen nodig. Maar het uitzenden van dienstplichtigen was volgens de grondwet niet mogelijk. En dus moest die aangepast worden. Dat kon alleen met een tweederde meer derheid in de kamer en die was er niet als de PvdA samen met de CPN had tegengestemd. Helaas sloot de PvdA zich aan bij het streven naar koloniale overheersing en stemde voor de grondwetswijziging. Een massale troepenaanval op de jonge Republiek kon in de loop van 1946 worden voorbereid.

Groeiende onrust in Nederland

Ons land was in 1946 de oorlog nog niet te boven gekomen. Er heerste armoede, woningnood en voedselschaarste. De geleidelijke voorbereiding op een oorlog met Indonesië stuitte op verzet in pacifistische en communistische kringen. Vele dienstplichtigen hadden de ellendige jaren van bezetting net achter de rug. Men was de oorlog zat. Protesten in kazernes, oproepen tot dienstweigering deden de ronde.

In september werd bekend gemaakt dat de eerste troepen aan het einde van de maand zouden worden ingescheept. Protesttelegrammen naar de regering, handtekeningenacties tegen de troepenuitzending, bijeenkomsten in bedrijven, woedende discussies in de Tweede Kamer.

Zaterdag 21 september werd een grote protestbijeenkomst voorbereid. Die werd door de politie verboden. De bijeenkomst werd omgezet in protestwandelingen in de Kalverstraat en de Nieuwendijk. Onder het luidkeels uitroepen van ‘Geen troepen naar Indonesië, geen nieuwe oorlog, vrede met Indonesië’ mengden honderden activisten zich onder het winkelende publiek. Daaronder waren vele militairen in uniform. De politie wilde hard ingrijpen maar kon door de winkelende massa weinig uitrichten. Maar op de Haarlemmerdijk slaagden ze er in een demonstrerende soldaat te arresteren. De omstanders pikten dat niet en rukten de soldaat los van de politie.

Al dagen van te voren had de regering, met het oog op de onrust, de militaire politie in de hoofdstad gedetacheerd. Die greep toen in. Een MP’er loste een schot waardoor de arbeider Pieter Dobbelaar van de Waddenweg uit Amsterdam-Noord zwaar werd getroffen. Hij werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht waar hij kort daarna overleed.

De maat is vol

Op maandag 23 september werden in alle delen van de stad bijeenkomsten gehouden van de Eenheidsvakcentrale (EVC). Alle aanwezigen kregen de opdracht de volgende dag de staking in eigen bedrijf te gaan organiseren. De Waarheid, de partijkrant van de CPN, verscheen die avond onder de kop ‘De Maat is vol’ en riep op tot actie.

Dinsdag 24 september reden de trams niet uit, lagen de stadsreiniging en de gasfabrieken plat. De staking sloeg over naar de scheepswerven ADM en NDSM, Fokker, Werkspoor, de bouw en de haven. Kort daarna staakten de levensmiddelenindustrie in de Zaanstreek, de textielfabrieken in Twente, talrijke bedrijven in Groningen en op het Friese en Noord-Hollandse platteland. In de hoofdstad trokken de stakers naar het Waterlooplein waar een menigte van 80.000 stakers werd toegesproken door gemeenteraadslid Henk Gortzak. De regering reageerde geschokt op de omvang van deze politieke, tegen de oorlog gerichte staking.

Diezelfde avond bracht de radio commentaar. De regering had begrip voor de onrust onder de arbeiders die geen oorlog wilden. Toch maakten ze een vergissing. De troepen zouden niet naar Indonesië gaan om te vechten, maar om wanordelijkheden in dat land om te zetten in een vreedzame welvarende samenleving. Gaat allen morgen weer aan het werk.

Maar dit radiobulletin werd door de duizenden stakers, die ‘s avonds in de Apollohal bijeen kwamen met gejoel aangehoord. Niemand nam het serieus. Tot diep in de nacht vonden in allerlei arbeidersbuurten discussies plaats. Wat zou er gebeuren als het troepenschip de haven van Amsterdam zou verlaten?

Eind september moesten de dienstplichtigen zich melden voor de verscheping. Maar zo’n 15 procent van hen duikt onder als dienstweigeraar. Zij worden bedreigd met jaren gevangenisstraf. In Den Haag is daarvoor een Militaire Straf Commissie opgericht. Maar dat mocht niet helpen. Bij het tweede troepentransport dook 22 procent van de dienstplichtigen onder!

Tot 1979 heeft de Militaire Politie naar onderduikers gezocht. De gearresteerden konden op 2 jaar gevangenisstraf rekenen. Maar ook burgers die in de kazernes oproepen verspreidden tegen de oorlog werden gearresteerd en konden op 3 jaar rekenen. De troepenschepen ondervonden ook veel hinder van de havenarbeiders uit Engeland en vooral ook uit Australië, waar de havenarbeidersbond een complete boycot op het vervoer van Nederlands wapentuig en troepenaanvoer organiseerde. De beroemde cineast Joris Ivens heeft daarover nog een documentaire gemaakt: Indonesia Calling. Als straf mocht hij decennialang ons land niet meer in.

Politionele acties

Wij weten dat de twee politionele acties in 1947 en 1949 in werkelijkheid een regelrechte koloniale oorlog vormden. De eerste actie had dan ook de codenaam Operatie Product. Het liep uit op een bloedige guerrillastrijd die aan 7000 Nederlandse militairen en 150.000 Indonesiërs het leven kostte. Mede door het standaardwerk De brandende kampongs van Generaal Spoor door de historicus Rémy Limpach is duidelijk geworden dat tijdens deze koloniale oorlog op grote schaal en systematisch oorlogsmisdaden zijn begaan.

Pas in 2003 heeft de regering bij monde van Minister Bot verklaard dat ons land inzake Indonesië aan de verkeerde kant van de geschiedenis heeft gestaan. Maar vergoeding voor de slachtoffers van de oorlogsmisdaden vindt nauwelijks plaats. Laat staan voor eerherstel van de jonge mannen die weigerden aan een vuile oorlog deel te nemen. Piet van Staveren werd tot 6 jaar veroordeeld en zat tussen NSB’ers opgesloten. Eric Mol, Ratio Koster, Niek de Pater en vele anderen hebben jaren in de gevangenis doorgebracht. Nooit is hen een excuus aangeboden.

Elk jaar wordt in Amsterdam de Februaristaking herdacht. En terecht. Een staking die de solidariteit met de vervolgde Joden als grondslag had. Maar dat 5 jaar later dezelfde arbeiders in nog veel meer gebieden staakten uit solidariteit met de voor zijn vrijheid vechtende bevolking van Indonesië dreigt uit de geschiedenis te worden weggeschreven. Koloniale kringen hebben daar driekwart eeuw later nog steeds geen boodschap aan. Het zou daarom hoog tijd worden om dit hiaat op te heffen en juist nu na te denken over een jaarlijkse Septemberstakingsherdenking.

‘Ook de zwarthandel staakt mee’

Max van den Berg was als 14-jarige scholier betrokken bij de Februaristaking tegen de Jodenvervolgingen. Later was hij redacteur van De Waarheid, oprichter van het Auschwitzcomité en mede-oprichter van het Verzetsmuseum. In 1946 was hij 19 jaar oud en werkte op de Verenigde Glasfabrieken in de Nieuwe Ridderstraat bij de Nieuwmarkt.

‘Ik kreeg op maandag 23 september de uitnodiging om die avond naar theater West End te komen in de Jan Evertsenstraat. De zaal was bomvol en de aanwezigen kregen de opdracht om de volgende dag hun bedrijf plat te leggen.

Dinsdagochtend ging ik naar de fabriek, hield een toespraak en riep op tot staken. De glasblazers stonden op stukloon, gaven me gelijk maar bleven werken. De afdeling verpakking en verzending gingen met mij mee naar buiten.

Ondertussen kwamen vanuit Amsterdam Noord duizenden arbeiders richting Waterlooplein langs en die trokken ook de glasfabriek en andere bedrijven leeg.

Op de hoek van de Zeedijk en de Nieuwmarkt, een verkooppunt van sigaretten, bonnen en sigarettenpapier, hing een spandoek “Ook de zwarthandel staakt mee”. Dat is me altijd bijgebleven.’