Schoonmakers staken een hele week

Door Atse de Vries
De schoonmakers hebben de acties langzaam opgevoerd. In het begin waren er vooral veel demonstraties en ludieke acties, zoals een flashmob op station Rotterdam Centraal. Schoonmakers hebben zelfs ‘omgekeerd’ gestaakt: ze namen extra mensen mee naar het werk om te laten zien wat er nodig is om het echt schoon te krijgen.
De voornaamste eisen van de schoonmakers zijn genoeg geld om van te leven en geen straf bij ziekte. Schoonmaakbedrijven betalen de eerste twee ziektedagen namelijk geen loon door, ‘om het verzuim terug te dringen’. Uit onderzoek blijkt echter dat het aantal ziekmeldingen hierdoor niet vermindert. Het is dus een ordinaire loonverlaging, waarbij het probleem van de werkdruk dat de bazen veroorzaken dubbel op het bord van de schoonmakers terecht komt.
Volgens het CBS leeft 69 procent van de schoonmakers in armoede. Zelfs schoonmakers met een fulltime baan kunnen hun gezin bijna niet onderhouden. Daarom eisen ze een loonsverhoging van 50 cent bruto per uur. Na vijf maanden onderhandelen is het niet gelukt om tot een overeenkomst te komen. De werkgevers vinden de eisen ‘ondenkbaar en van een andere planeet’ en willen geen duimbreed toegeven.
Schoonmaakbedrijven hebben weinig ‘marktmacht’. Door een systeem van aanbesteding en onderlinge concurrentie wordt de werkdruk voortdurend opgevoerd en is er weinig ruimte voor een fatsoenlijk salaris. Daarom richten veel acties van de schoonmakers zich tegen opdrachtgevers, die miljarden winst maken en miljoenen aan dividend uitkeren. Onder druk gezet, zeggen veel opdrachtgevers de acties te steunen, maar in de praktijk merken de schoonmakers daar weinig van.
Op 18 maart 2014 verliep het ultimatum van FNV Schoonmaak aan de schoonmaakbedrijven. Sindsdien vinden er hardere acties plaats. De schoonmakers bestoken schoonmaakbedrijven en opdrachtgevers met verrassingsstakingen. Sinds maart hebben schoonmakers het werk neergelegd op Schiphol, hogescholen, universiteiten en ziekenhuizen.
Om de stakingen te saboteren, zetten schoonmaakbedrijven regelmatig uitzendkrachten in. Dit wordt staking breken genoemd en is in Nederland illegaal. Werkenden hebben namelijk het recht om te staken. In reactie op het inzetten van stakingsbrekers gebruiken de schoonmakers een truc: start-stop-stakingen. Zodra er stakingsbrekers worden ingezet, gaan de schoonmakers direct weer aan het werk. De bazen zitten dan met dubbele kosten.
De schoonmakers laten zien dat actie mogelijk is. Zij zijn daarmee, net als de zorgwerkers, een voorbeeld voor de hele vakbeweging en alle werkenden in Nederland. De cruciale vraag is of het gaat lukken om de grotere aantallen en bredere solidariteit te mobiliseren die nodig zal zijn om dit gevecht te winnen.