Revolutionaire situaties: de wereld voorgoed veranderen

Massademonstratie in Lissabon tijdens de Anjerrevolutie, 1974 (Foto: flickr.com/hemerotecadigital)
Revolutionaire situaties zijn momenten in de geschiedenis dat alles mogelijk lijkt. De recente dramatische gebeurtenissen in Noord-Afrika, het Midden-Oosten en elders brengen opnieuw een belangrijke vraag naar voren: wat maakt een revolutionaire situatie?
9 september 2011

Door Colin Barker

De Russische revolutionair Lenin schreef dat revoluties mogelijk worden wanneer wordt voldaan aan twee voorwaarden tegelijk, en dat leidt tot een botsing. Het is wanneer de uitbuiters niet langer op de oude manier kunnen heersen, en ‘de lagere klassen niet langer op de oude manier willen leven’.

De historicus Charles Tilly stelde, gebaseerd op Leon Trotski’s beschrijving van ‘dubbele macht’, dat een revolutionaire situatie drie kenmerken heeft. Ten eerste verliest de regering de controle over een deel van haar machtsinstrumenten aan een uitdagende macht. Ten tweede steunt een belangrijk deel van de bevolking de eisen van de uitdagers. Ten derde is de regering niet in staat om de uitdagers en hun supporters te onderdrukken. Kort gezegd ontstaat er een politieke crisis van de eerste orde – en een strijd tussen rivaliserende krachten om die crisis te beslechten.

Zo lang die omstandigheden bestaan, is er een revolutionaire situatie. Die eindigt wanneer één van de krachten er in slaagt om weer het enige politieke machtscentrum te worden. Deze globale definitie dekt veel verschillende situaties met zeer verschillende mogelijke uitkomsten. Sommige bevatten echte kansen voor socialisten, andere minder.

De meeste militaire staatsgrepen bijvoorbeeld kennen een korte revolutionaire situatie, maar bieden meestal geen geschikt terrein voor links. Maar zelfs hier zijn er uitzonderingen. De dreiging van een militaire staatsgreep door generaal Kornilov in de zomer van 1917 dreef de Russische revolutie naar links en versterkte de Bolsjewieken.

En soms kunnen staatsgrepen veel meer losmaken. In april 1974 verdreven militairen het oude fascistische regime in Portugal, wat het begin vormde van een revolutionaire situatie die 18 maanden duurde.

Parlementair

Er zijn vormen van revolutionaire situatie waarin een groot deel van de bevolking is uitgesloten van deelname – en niet door de militairen. Het einde van het fascisme in Spanje in de jaren 1976-78 kwam door een ‘pact’ waar ook de leiders van de Socialistische en Communistische partijen aan deelnamen, met als doel om meer radicale uitdagingen in te dammen.

In de grote Latijns-Amerikaanse landen eindigden de militaire dictaturen in de jaren 1980 op dezelfde manier. De akkoorden bevatten afspraken dat voormalige moordenaars en beulen niet vervolgd zouden worden. De val van de ‘communistische’ regimes in Polen en Hongarije in 1989 kwam na ‘rondetafel’-akkoorden tussen voormalige oppositieleden en leiders van de Communistische partij. Er waren weinig stakingen of demonstraties.

Een schrijver beschreef de revolutie die parlementaire democratie naar Hongarije bracht, schamper als een ‘mediagebeurtenis’. De nieuwe regimes voerden snel neoliberale markthervormingen en privatiseringen door. Veel voormalige functionarissen van de Communistische Partij begonnen een nieuwe carrière als rijke privékapitalisten.

In Zuid-Afrika sloot het Afrikaans Nationaal Congres (ANC), ondanks de heftige strijd tegen de apartheid, een akkoord met de oude blanke heersers, waarbij die hun privileges behielden en hun misdaden vergeven werden. Twee jaar nadat ze aan de macht kwamen voerde het ANC het neoliberalisme in, en veroordeelde zo de meeste zwarte Zuid-Afrikanen tot decennia van verdere armoede.

Deze revoluties werden weggeleid van massale betrokkenheid van het volk, door leiders van liberale, socialistische en communistische partijen, oppositieleden uit de middenklasse, geestelijken en anderen. Het waren revoluties, maar ze waren beperkt tot ‘politieke revoluties’, waarbij de klassenstructuur van de oude maatschappij grotendeels hetzelfde bleef.

De mogelijkheid van een sociale revolutie, waarin de klassenstructuur van de maatschappij volledig verandert, leek ver weg. Zelfs in Oost-Duitsland en Tsjechoslowakije in 1989, waar massademonstraties de regimes ten val brachten, was er weinig onafhankelijke activiteit en organisatie door arbeiders. Miljoenen arbeiders geloofden dat de invoering van de vrije markt hen de vrijheid zou brengen die ze eisten. Socialisme was een vies woord geworden.

Nu, na meer dan twee decennia praktijkervaring met neoliberalisme, en met het wereldwijde kapitalisme diep in crisis, breken alweer nieuwe revolutionaire situaties uit. De illusies van het verleden spatten uiteen, en spannende nieuwe mogelijkheden komen in beeld.

Deelnemers

Het pad van een revolutionaire situatie naar zijn ontknoping is nooit recht. Er zijn sprongen voor- en achteruit, er wordt terrein gewonnen en verloren. Dit geldt vooral wanneer miljoenen gewone mensen voor het eerst betrokken raken bij het maken van geschiedenis.

Zulke fases duren vaak lang, waardoor werkende mensen wat ruimte krijgen om nieuwe ideeën te ontwikkelen, nieuwe organisatievormen en nieuwe hoop. Net als op het Tahrirplein in Caïro in februari, begint een volksopstand vaak met een diepgeworteld gevoel van eenheid onder de deelnemers. Dat was ook al zo in het verleden. Karl Marx noemde de februarirevolutie van 1848 in Frankrijk de ‘mooie revolutie’. April 1974 in Portugal was de ‘Anjerrevolutie’.

Maar de eenheid van de eerste fase kan geen stand houden. De onderliggende oorzaken van de volksopstand dringen zich spoedig op aan het bewustzijn van de mensen. In Egypte willen de kapitalisten, liberalen en de leiding van de moslimbroederschap nu dat de opstand ophoudt, om terug te keren naar de dagelijkse gang van zaken. Maar de meeste mensen hebben nog steeds te maken met hoge werkloosheid, snel stijgende voedselprijzen, hongerlonen en de tirannie van de baas.

De meerderheid kan het begin van een revolutionaire situatie toejuichen, maar toch het teleurgestelde gevoel hebben dat er niet veel veranderd is. Ze hebben voor het eerst hun collectieve kracht gevoeld, maar weten nog niet zeker wat ze ermee kunnen bereiken. Zoals Trotski het uitdrukte: de jonge beenderen van de revolutie zijn nog zacht.

Revoluties beginnen met kleine groepen. In 1917 wierp de bevolking van Petrograd de Tsaar omver, maar het grootste deel van Rusland was nog niet direct betrokken. In Egypte was naar schatting een kwart van de bevolking betrokken bij de omverwerping van Hosni Mubarak. Dat is een grote minderheid, maar nog steeds een minderheid.

De Egyptische revolutie begon in de grote steden, maar moest de kleinere steden en het platteland nog bereiken. Een revolutionaire situatie kan zich verbreden en verdiepen naarmate grotere lagen van de bevolking zich ontwikkelen en gaan vechten voor hun eigen eisen.

Een essentiële weg is via het uitbreiden van economische eisen. Een revolutie kan het hele maatschappelijke leven openstellen voor politieke vragen en strijd. De grote revolutionair Rosa Luxemburg benadrukte het belang van het verweven van politieke en economische eisen, en hoe die elkaar versterken.

De uitbreiding van stakingen, landbezettingen en dergelijke zijn volgens haar tekenen van het verdiepen van het revolutionaire proces. Ze bieden nieuwe groepen mensen manieren om zich te organiseren en hun zelfvertrouwen te vergroten.

Een nieuwe regering die aantreedt na de val van de oude, zal op zijn minst lippendienst moeten bewijzen aan de opvatting dat het verleden slecht was. In Egypte moet de nieuwe regering zich distantiëren van Mubarak. Maar hoe zit het met alle ‘kleine Mubaraks’ in het leger, in de grote bedrijven, in fabrieken en in de staat?

Die waren verbonden met het oude regime via gouden ketenen. Waarom zouden we hen er ook niet uitgooien? In Portugal heette dit proces ‘Saneamento’, de grote schoonmaak. De strijd om corrupte en intimiderende functionarissen en managers te ontslaan kan het revolutionaire proces verdiepen, het zelfvertrouwen van arbeiders vergroten en dat van de bazen verminderen. Het subtiele evenwicht van hoop en vrees tussen de klassen kan verschuiven.

Bondgenoten

In een revolutionaire situatie leren mensen veel sneller. Wat onder ‘normale’ omstandigheden decennia duurde, neemt nu slechts weken of zelfs dagen in beslag. Gewone mensen leren om situaties in te schatten, de zwakte en sterkte van hun tegenstanders in te schatten en om hun eigen collectieve kracht op een nieuwe manier te zien.

Niets wordt in één keer geleerd. Volgens Trotski leren massabewegingen ‘door de methode van stapsgewijze benadering’. Ze proberen verschillende oplossingen uit, en testen verschillende bondgenoten en woordvoerders. Gedurende het proces veranderen de bewegingen zelf.

Als onderdeel van een massabeweging krijgen arbeiders een nieuw, inspirerend besef van zichzelf als mogelijke brengers van sociale verandering en bevrijding, zowel collectief als individueel. Arbeiders ‘voelen zich beter’. Het zijn de bazen die doodongerust worden.

Om erachter te komen of we naar een sociale revolutie toe gaan moeten we de vraag stellen of arbeiders nieuwe organisaties van onderaf opbouwen: bedrijfs- en wijkraden, onafhankelijke vakbonden, clubs, verenigingen en comités. Kort gezegd, ontstaan er nieuwe werktuigen van volksmacht?

Staan oude verschillen in status en privilege onder druk, zoals in het ziekenhuis in Caïro waar dokters, verpleegkundigen en assistenten een gezamenlijke organisatie vormden? Dit is cruciaal, want wanneer deze organisaties zich gaan verbinden kunnen ze de basis vormen van een nieuw soort staatsmacht.

In elke massabeweging zijn er altijd stemmen die tot voorzichtigheid manen. ‘Ga niet te ver’ roepen ze. Massabewegingen ontwikkelen hun eigen conservatieve lagen. Er zijn voortdurende discussies of het beter is om een compromis te sluiten, en de revolutie te laten verzanden in een ‘akkoord’ met de voormalige heersers.

Deze discussies zijn onvermijdelijk. Wat wezenlijk is, is of links daarin ook een helder en sterk geluid heeft. Kan links een weg vooruit aangeven door de vele wendingen van een snel ontwikkelende en veranderlijke strijd van ideeën en actie?

Er is geen garantie dat een revolutionaire situatie zal eindigen in een succesvolle revolutie. Onze geschiedenis is bezaaid met nederlagen. De heersende klasse, zowel binnenlands als wereldwijd, test voortdurend op zwakheden aan onze kant, zoekt naar collaborateurs, en probeert om het tij weer hun kant op te keren.

De ultieme vraag is: kunnen werkende mensen hun eigen macht vestigen, of moeten we ons nogmaals terugtrekken en de strijd opnieuw beginnen?