Revolutie van 1917: De lange hete zomer
De Russische Februarirevolutie had een einde gemaakt aan het tsarendom. Toch luidde het afzetten van de tsaar nog maar het begin van de revolutie in, niet het einde. De revolutie had de tegenstrijdigheden in de Russische maatschappij niet opgelost, maar alleen verder op de spits gedreven.
Deze instabiele situatie kon op langere termijn maar tot twee mogelijke oplossingen leiden: de volledige overwinning van de revolutie, of de vernietiging van de revolutie door contrarevolutionair geweld.
De Februarirevolutie was niet begonnen als een opstand tegen de tsaar, maar als een opstand tegen de oorlog en de honger. Voor het armste deel van de boerenbevolking kwam daar de eis voor landhervormingen bij, dat wil zeggen: de strijd tegen de macht van de feodale grootgrondbezitters en voor de verdeling van het land.
De Voorlopige Regering, die de officiële staatsmacht overnam na de val van de tsaar, was echter helemaal niet van plan om de eisen van de revolutie – land, brood en vrede – in te willigen. Zij was voor alles de regering van de Russische kapitalisten en grondbezitters. De herverdeling van het land bleef daarom uit, net als vrije verkiezingen. De oorlog werd voortgezet en de onderdrukking van nationale minderheden – een ruime meerderheid van de bevolking in Rusland – werd voortgezet in een poging om te redden wat er te redden viel van het omvangrijke koloniale rijk van de tsaar.
Voorwaardelijk
De feitelijke macht van deze officiële regering was echter maar zeer voorwaardelijk. De echte macht lag bij de sovjets – de raden van arbeiders en soldaten-afgevaardigden. De strategie van de Russische liberalen en van de Voorlopige Regering was daarom vooral om tijd te kopen, af te wachten tot het revolutionaire elan en de zelforganisatie van de Russische arbeidersklasse zou vervagen en zich gaandeweg steeds meer macht toe te eigenen.
De voortzetting van de oorlog kwam in dit licht te staan. Het Russische leger was nauwelijks meer een militaire macht te noemen en de voortzetting van de oorlog werd vooral een manier om de revolutie tegen te werken.
Anders dan de meeste leiders van de gematigde socialistische partijen – de Mensjewieken en de Sociaal-Revolutionairen – begrepen de bolsjewistische leiders in Rusland dat zij niets positiefs konden verwachten van de Voorlopige Regering. Maar tegelijkertijd geloofden ook zij dat de Russische Revolutie tot een democratische kapitalistisch regime moest leiden. Ze pleitten daarom niet voor een machtsovername door de sovjets.
Stalin en Kamenjev – op dat moment twee van de belangrijkste bolsjewistische leiders die in Rusland aanwezig waren – gingen zelfs zover dat zij openlijk pleitten voor militaire ‘zelfverdediging’ tegen Duitsland, dat wil zeggen: een voorzetting van de oorlog, zolang deze maar ‘defensief’ was. Toen Lenin op 3 april 1917 terugkeerde in Rusland zette hij onmiddellijk de aanval in tegen deze strategie van de bolsjewistische leiding. Een dag na aankomst publiceerde hij de beroemde Aprilstellingen in de bolsjewistische krant Pravda.
‘Alle macht aan de sovjets!’
Het realiseren van de eisen van de revolutie kon alleen als er een einde gemaakt werd aan de kapitalistische Voorlopige Regering van Lvov, zo stelde hij. De enige regering die wél in staat was tot het bewerkstelligen van een democratische vrede, de herverdeling van land en het bestrijden van de honger was de regering van het volk zelf: de sovjet. De centrale leus die Lenin voorstelde was daarom: ‘Alle macht aan de sovjets!’
Lenin voorspelde dat de arbeiders en de arme boeren snel te overtuigen zouden zijn van zijn standpunt: de Voorlopige Regering kon niet anders dan de revolutie verraden en die ervaringen zouden de roep om een tweede revolutie alleen maar versterken. Maar tegelijkertijd begreep Lenin dat de sovjets niet tegen hun zin aan de macht zouden komen en dat revoluties in laatste instantie niet het werk zijn van minderheden, maar van de meerderheid.
Het perspectief dat Lenin naar voren schoof was daarom om de discussie op te zoeken met arbeiders, maar vooral ook de soldaten en de arme boeren en hun ‘geduldig’, maar ‘volhardend’ uit te leggen waarom een machtsovername door de sovjets noodzakelijk was om de revolutie tot een goed einde te brengen. Het kostte Lenin weken om de partij te overtuigen van zijn standpunt en gemakkelijk ging dat niet: in het Centraal Comité van de Bolsjewieken was Aleksandra Kollontai aanvankelijk de enige die Lenin steunde. Dat Lenin de partij uiteindelijk toch voor zich won, kwam doordat de bolsjewistische partij sterk geworteld was in de arbeidersklasse en de radicalisering die onder de oppervlakte gaande was daarom snel opmerkte.
April
Die radicalisering kwam al in dezelfde maand aan het licht tijdens de zogenaamde Aprilcrisis. Op 18 april verklaarde Miljoekov – leider van de liberalen en minister van Buitenlandse Zaken in de Voorlopige Regering – aan zijn geallieerde bondgenoten dat Rusland de oorlog zou voortzetten ‘tot de volledige overwinning.’ Toen dit twee dagen later bekend werd sloeg de vlam in de pan: het voortzetten van de oorlog ging lijnrecht tegen het sentiment van de arbeiders en soldaten in. Hoewel een meerderheid steun gaf aan de mensjewistische opvatting dat zelfverdediging nodig was, zagen zij dit als een stap richting vrede.
Er volgde enkele dagen van massale demonstraties van arbeiders en soldaten, die uitliepen op gevechten met de reactionairen. Deze laatsten hoopte dat een snelle escalatie hen zou helpen om de revolutie neer te slaan. Generaal Kornilov stelde zelfs voor om de cavalerie en artillerie in te zetten tegen de demonstranten. Dit plan liep echter spaak, omdat soldaten – zelfs die uit de officiersscholen – weigerden in te grijpen zonder bevel van de sovjet.
De Aprildagen leidde tot een overwinning noch voor links, noch voor rechts. Maar het liet twee dingen duidelijk zien: ten eerste, dat de meest reactionaire delen van de Russische maatschappij – de Kadetten en de legerleiding – zochten naar een moment om in te grijpen, de revolutie in bloed te smoren en ‘de orde te herstellen’; en ten tweede dat er onder de massa’s in de steden en vooral onder de soldaten een beweging naar links gaande was.
Deze radicalisering zorgde ervoor dat Lenins standpunt, dat inmiddels het standpunt van de bolsjewistische partij geworden was, door steeds grotere groepen begrepen werd. In mei 1917 telt de partij 100.000 leden – een verviervoudiging sinds het begin van het jaar.
Juni
Bolsjewieken de steun van de meerderheid van de arbeiders in de grote steden en van grote delen van de soldaten gewonnen. Onder deze groepen groeide het ongeduld om een einde te maken aan de Voorlopige Regering. In Kronstadt, een van de militante centra van de Russische arbeidersbeweging, verklaarde de sovjet halverwege mei zichzelf tot enige legitieme macht in de stad. De Militaire Organisatie – de organisatie van soldaten binnen de bolsjewistische partij – zette de centrale leiding van de Bolsjewieken onder druk om in actie te komen. Zij riepen een demonstratie uit voor 10 juni, die onder druk van het Uitvoerende Comité van de sovjet vervolgens werd afgeblazen.
Een week later, op 18 juni, organiseerde het Uitvoerend Comité zijn eigen demonstratie, die vooral bedoeld was om zijn eigen positie te versterken. De opkomst van de demonstratie was enorm: bijna een half miljoen mensen gingen de straat op. Maar een uitdrukking van steun voor de gematigde opstelling van het Uitvoerende Comité was het zeker niet: de meerderheid van de demonstranten marcheerde onder bolsjewistische leuzen.
De snelle groei van steun voor de bolsjewieken laat zien dat Lenin gelijk had in zijn inschatting: de ontwikkeling van de revolutie zelf zou steeds meer mensen overtuigen van de noodzaak van een machtsovername door de sovjets. Een veelgehoord en treffend motto van de Bolsjewiki was dan ook: ‘wij zijn het niet die je zullen overtuigen, maar het leven zelf.’
Maar het leven zag er lang niet overal hetzelfde uit en terwijl het revolutionaire elan in de steden tot explosies dreigde te leiden, was het bewustzijn in andere delen van Rusland nog niet zover. De Bolsjewieken moesten daarom steeds vaker op de rem gaan staan – grote delen van de arbeidersklasse en van de soldaten wilde zo snel mogelijk de aanval inzetten tegen de Voorlopige Regering. Anarchisten wonnen aan invloed en begonnen gevangenissen aan te vallen en gevangenen te bevrijden.
Lenin en Trotski – die in mei terugkeerde in Rusland en zich snel daarop aansloot bij de Bolsjewieken – argumenteerden tegen dit soort avonturisme: een voortijdige machtsovername zou de contrarevolutie alleen maar de gelegenheid geven om de meest vooruitgeschoven delen van de Russische bevolking te isoleren en af te slachten. Maar deze meest vooruitgeschoven delen zagen zich door de massale opkomst en het radicale sentiment van de massademonstratie van de 18de vooral gesterkt in hun radicalisme.
Offensief
Op dezelfde dag lanceerde Kerenski, de minister van Oorlog, een nieuw offensief tegen Duitsland – ondanks de lage moraal. De aanval keerde snel om in een Duits contraoffensief dat tot 150.000 dodelijke slachtoffers en 250.000 gewonden leidde aan de Russische zijde.
Dit leidde tot enorme druk vanuit de soldaten om een nieuwe demonstratie te organiseren –- ditmaal met de wapens in de hand. De arbeiders van de Petersburgse Poetilovwapenfabriek gingen in staking. De leiders van de Bolsjewieken erkenden dat zij een nieuwe demonstratie niet konden tegenhouden, maar slaagden erin om de massa’s ervan te overtuigen om vreedzaam te demonstreren, in de hoop een confrontatie te voorkomen. Kamenjev verdedigde deze tactische beweging later in de Petersburgse sovjet: ‘Wij hebben de manifestatie niet bijeengeroepen. De volksmassa’s kwamen uit zichzelf de straat op. Maar zodra de massa’s op straat zijn is onze plaats naast hen.’
Dit leidde ertoe dat zij op 3 juli de meerderheid wonnen in de sovjet van Petrograd, maar nog altijd niet in de rest van het land. Op 4 juli vond een algemene staking plaats en gingen meer dan een half miljoen arbeiders en soldaten de straat op – zelfs arbeiders uit fabrieken waar de Mensjewieken en de Sociaal-Revolutionairen nog een meerderheid hadden.
De Voorlopige Regering zag haar kans schoon en gaf de loyale troepen de opdracht om de demonstranten aan te vallen. Zij schoten 400 demonstranten dood. Een dag later was Petrograd volledig belegerd en begonnen massale arrestaties van ‘spionnen’ – in werkelijkheid de radicale leiders van soldaten en arbeiders. De bolsjewistische partij werd ervan beschuldigd dat ze een machtsgreep wilden plegen en de partij werd verboden. Lenin werd ervan beschuldigd een Duitse spion te zijn, en moest onderduiken om arrestatie te voorkomen.
In een ijdele poging om ondertussen ‘socialistisch’ over te komen, wordt de Voorlopige Regering hervormd: de Sociaal-Revolutionair Kerenski wordt het nieuwe staatshoofd en de Mensjewieken en Sociaal-Revolutionairen krijgen meer ministersposten.
Tijdelijke nederlaag
Dat de julidagen eindigde in een nederlaag – zij het een tijdelijke – was te voorspellen. Zoals Trotski het later verwoordde, was de centrale paradox van de julidagen dat ‘de julidemonstranten wilden dat de sovjets de macht zouden overnemen, maar daarvoor was het noodzakelijk dat de sovjets daarmee zouden instemmen.’ De golf van repressie zorgde aanvankelijk voor demoralisatie. Maar het liet ook zien dat de Mensjewieken en de Sociaal-Revolutionairen bereid waren om de nieuwe kapitalistische orde met geweld te verdedigen tegen de arbeiders.
De reactie bleek uiteindelijk van korte duur. Arbeiders, boeren en soldaten begrepen dat de repressie tegen de Bolsjewieken en andere radicalen de weg effende voor een contrarevolutionair offensief dat ook de beperkte verworvenheden van de Februarirevolutie ongedaan zou maken. In de lagere sovjets maakte men zich vooral zorgen om pogingen om de macht van de sovjets in te perken en was men zeer beducht voor pogingen om de arbeiders te ontwapenen.
De ervaring van de julidagen maakte opnieuw twee dingen duidelijk – ten eerste dat een machtsovername door de sovjets alleen kon plaatsvinden als een meerderheid van de sovjets dat steunde; ten tweede dat ook dan een gewapende opstand tegen de Voorlopige Regering noodzakelijk zou zijn.