Renaissance van de haat. Nieuw Rechts, FvD en de terugkeer van het fascisme

Antifascisten werpen barricades op tegen de mars van de British Union of Fascists, Cable Street, Oost Londen, 4 oktober 1936.
Tijdens het Marxisme Festival in Amsterdam werd het nieuwe boek Renaissance van de haat van Jeroen van der Starre gepresenteerd. Als voorproefje drukken we hieronder het voorwoord af.
7 juni 2022

Toen FvD in 2017 het politieke toneel betrad, geloofden velen dat we met een genuanceerdere versie van de PVV te maken hadden. Tot die tijd waren we vooral bekend met de extreemrechtse politiek van Geert Wilders, die werd gekenmerkt door steeds luidruchtigere racistische haatzaaierij. In tegenstelling tot de PVV-leider, bediende Thierry Baudet zich van allerlei vergezocht pretentieus taalgebruik dat volgens sommigen zelfs een filosofische kwaliteit had. Zijn bewonderaars beschouwden hem als een groot denker.

Wie verder keek, kon ook in 2017 al duidelijk zien waar Baudet zijn vergezichten vandaan haalde. Sinds de partij tot het parlement toetrad, is de politieke aard van FvD snel helder geworden. In de week dat ik dit schrijf heeft Baudet zich op Twitter uitgesproken tegen de dekolonisatie van Indonesië en voor de ‘white man’s burden’ – het racistische koloniale idee dat witte mensen de heilige plicht hebben om de rest van de wereldbevolking aan zich te onderwerpen om hen met harde hand ‘op te voeden’. Eerder die dag had hij gesuggereerd dat ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers een marionet van een Joodse wereldelite zou zijn. Enkele dagen daarvoor had hij zijn jeugdbeweging JFvD als een leger in opbouw omschreven.

Het is anno 2022 eerder regel dan uitzondering dat Baudet en zijn partijgenoten naakte fascistische retoriek bezigen.1 Al kan die constatering nog altijd rekenen op luid protest over ‘demonisering’. In de afgelopen jaren heeft Baudet de Holocaust en het Zuid-Afrikaanse apartheidsbewind stelselmatig gebagatelliseerd. Zijn vertrouweling Frederik Jansen sprak zich in de Tweede Kamer uit voor de volledige etnische zuivering van Nederland: alle niet-witte Nederlanders – volgens Jansens berekeningen vier miljoen in totaal – moesten ‘naar hun eigen land’. Gedurende de coronapandemie is er een zogenaamde verzetsbeweging tegen de coronamaatregelen ontstaan, die in feite werd gedreven door neofascistische complottheorieën en desinformatie van extreemrechtse influencers. FvD heeft zich daarachter geschaard, versterkte de fascistische tendensen erbinnen en slaagde er zodoende in om de dominante politieke kracht in de beweging te worden.

De snelle opkomst van de extreemrechtse beweging en van FvD als een neofascistische kracht hebben verschillende oorzaken. In algemene zin kan het hedendaagse neofascisme worden gezien als een symptoom van de apocalyptische tijden waarin we leven. De kapitalistische winstzucht leidt tot een steeds verdere ontwrichting van de samenleving en onze leefwereld, maar laat zich niet beteugelen. Het politieke debat gaat daarom steeds meer om beeldvorming. Het fascisme omarmt het feit dat het parlement een circus is geworden en werkt er vrolijk aan mee om het politieke spel zoveel mogelijk te trivialiseren. Tegelijkertijd wijst het fascisme alle maatschappelijke problemen van de hand: klimaatverandering en het stikstofprobleem worden simpelweg ontkend en mogen geen obstakel zijn voor de winstzucht van het grote kapitaal; het democratisch tekort kan worden opgelost door een dictatuur uit naam van het volk; sociale problemen, zoals armoede en woningnood, moeten worden aangepakt door het land te zuiveren van etnische minderheden en hun bezittingen te verdelen onder witte Nederlanders. Het fascisme biedt zijn achterban een magische uitweg: het laat al deze problemen als sneeuw voor de zon verdwijnen, enerzijds door er simpelweg de ogen voor te sluiten, anderzijds door onwelgevallige symptomen met geweld te onderdrukken om ‘orde op zaken te stellen’.2

Maar het fascisme is ook op een andere manier een voortbrengsel van een kapitalistische samenleving in ontbinding. Wie het uitstekende boek Mijn meningen zijn feiten van Harm Ede Botje en Mischa Cohen heeft gelezen, kan er niet omheen dat Baudet bij uitstek een product is van elitaire hogere middenklassemilieus.3 Baudets fragiele narcisme, zijn minachting voor en instrumentalisatie van anderen zijn typisch voor de kringen waaruit hij voortkomt.

Ondanks zijn beste inspanningen om zich onmogelijk te maken werd dit egocentrische en talentloze wezen keer op keer op een voetstuk geplaatst. Baudet kreeg een column in het NRC, werd aangesteld als redactieadviseur bij Buitenhof en deed dienst als politiek commentator bij de EO. Ook nam hij deel aan de BKB Academie, een prestigieus eliteklasje van neoliberale PvdA’ers die zich inzetten om een jonge ‘elite’ naar hun evenbeeld te scheppen.4 Even was er zelfs sprake een eigen televisieprogramma.5

Deze voorkeursbehandeling maakte op Baudet niet de minste indruk. Toen hij door Paul Scheffer werd aangenomen als onderzoeker aan de Universiteit van Tilburg, hield hij het daar ondanks de vele snoepreisjes al snel voor gezien. De baan koste hem meer tijd en concentratie dan hij ervoor wilde opbrengen.6 Hoewel hij op eigen initiatief vertrok en daarin vooral door luiheid werd gedreven, veranderde dat niets aan het feit dat Baudet jaren later nog verongelijkt was. Hoe kon het zijn dat een uitzonderlijk intellectueel als hij moest werken voor een salaris? Waarom werd hij niet meteen aangesteld als hoogleraar?

Het is absurd dat er geen universiteiten zijn die mij vragen om bijzonder hoogleraar te worden. Dat slaat echt helemaal nergens op. Ik ben een van de meest briljante denkers van Nederland. In elk geval van mijn generatie. Ik zou gewoon politieke filosofie moeten kunnen doceren, ergens.7

De posities die Baudet wel aangeboden kreeg, werden door hem gebruikt om de kwalijkste onzin te verkondigen. Zo nam hij het bij het televisieprogramma DWDD op voor ‘versiercoach’ Julien Blanc, een criminele serieaanrander en extreemrechtse propagandist. Baudet werd in zijn kringen over het algemeen een leuke en tegendraadse jongen gevonden die het, in de woorden van schrijver Adriaan van Dis, allemaal ‘toch niet meende’.8

De lijst met invloedrijke figuren die Baudet omhoog probeerden te helpen – en uiteindelijk vaak afkapten op zijn onuitstaanbare en werkschuwe karakter – is indrukwekkend. Behalve Van Dis bestaat die uit onder meer toenmalig NRC-hoofdredacteur Peter Vandermeersch; Mai Spijkers, de baas van uitgeverij Prometheus; beroepskakker Jort Kelder; PvdA-prominent Paul Scheffer; Elsevier-chef Arendo Joustra; toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Maxime Verhagen; en historicus Geert Mak. Ze herkenden het fascistische uilskuiken als hun eigen en deden hun uiterste best om het te voeden en er wat van te maken.

Vergelijk dit met Sylvana Simons, die tafeldame was bij DWDD in de periode dat Baudet er een lans mocht breken voor seksueel geweld tegen vrouwen. Zij gebruikte haar positie niet voor de verspreiding van kwalijke propaganda, maar besloot op een goed moment om niet te zwijgen toen een man tegenover haar stuitende racistische taal bezigde. Die beslissing kwam haar duur te staan: binnen een week was zij al haar opdrachten kwijtgeraakt.9 Als lid van de ‘DWDD-familie’ had zij zich bezondigd aan het verstoren van de gezelligheid aan tafel, het allerheiligste in het Nederlandse publieke discours. Toen Simons een klein jaar later de stap naar de politiek maakte, was ze opnieuw te gast bij DWDD en vertolkte Giel Beelen, die nog wel lid van de familie was, de teleurstelling over die keuze.10 Het ging net zo lekker, vond Beelen, doelend op het racisme in Nederland. Waarom moest er nu weer de nadruk op worden gelegd? Beelen kon zich er niets bij voorstellen dat Simons racisme niet gewoon kon negeren en was daar zichtbaar door geïrriteerd: ‘ik voel geen verbinding’, gaf hij dan ook toe.11

Baudet had van dat soort tegenwerking tijdens mediaoptredens geen moment last. Zijn vergoelijking van seksueel geweld, noch zijn uitgesproken racisme was een reden om hem aan de kant te schuiven of zelfs maar te berispen. Pas toen Baudet zich ontpopte tot de leider van een fascistische beweging, boden talkshows hem wat minder vaak een podium. Van een mediaban was echter geen moment sprake: Baudet was tenslotte een landelijk politicus geworden die, nu omwille van de democratie, alsnog uitgenodigd moest worden.

Van de figuren die Baudet hielpen om carrière te maken, zal wellicht slechts een enkeling daarmee de bedoeling hebben gehad het fascisme te rehabiliteren – dat was echter wel degelijk wat zij deden. Dit illustreert twee fundamentele kenmerken van het fascisme: het is in de eerste plaats geen onheil van buitenaf, maar de wrange vrucht van chique burgerlijke milieus. Ten tweede ontstaat het fascisme niet zomaar, het wordt gecultiveerd. Fascisme is immers ‘een ander geluid’, dat je ‘serieus moet nemen’, dat wil zeggen: het verdient aandacht, een podium en als het even kan ook een column, een boekcontract en een leerstoel aan een universiteit.

Hoewel de algemene benadering van Baudet en zijn partij niet duurzaam is verbeterd, is het maatschappelijke bewustzijn over hun fascistische karakter wel vergroot. Toch bestaat er nog altijd een enorme terughoudendheid om daar zelfs de meest voor de hand liggende conclusies aan te verbinden. Zo klinkt er uit liberale hoek vaak het bizarre geluid dat we racistische partijen en politici niet als zodanig moeten kenmerken, omdat dat hun kiezers als racisten zou ‘wegzetten’. Extreemrechtse en fascistische politiek wordt op die manier met de mantel der liefde bedekt.

Deze breedgedragen terughoudendheid is veelzeggend: er lijkt een instinctief besef te bestaan dat de constatering dat FvD een fascistische partij is niet zonder consequenties kan blijven. Hoe kunnen we straks nog gezellig blijven doen met onze vrienden die op FvD stemmen of er zelfs lid van zijn? Het fascistische karakter van FvD straalt af op zijn ondersteuners en zijn leden, net zoals het afstraalt op de maatschappij en de milieus die het hebben voortgebracht.

Dit helpt verklaren waarom het hedendaagse fascisme maar nauwelijks als een sociaal en politiek fenomeen wordt geanalyseerd. Liever wordt het beschouwd als een rare eigenschap, mogelijk zelfs als psychische aandoening – niet zozeer van een hele beweging, maar van een enkel excentriek persoon. Het ene moment is de liberale consensus dat de steun voor die persoon nu toch wel snel zal verdwijnen. Het volgende moment vervalt men in het andere uiterste en klinken de inmiddels welbekende oproepen om FvD maar in het geheel te verbieden.

* * *

Met dit boek hoop ik een bijdrage te leveren aan de analyse van fascisme in het algemeen en het hedendaagse fascisme in het bijzonder. Veel aandacht zal daarbij uitgaan naar FvD, de eerste neofascistische politieke partij die in Nederland electoraal doorbrak en een centrale rol speelt in de bredere extreemrechtse beweging. Daarnaast zal in moeten worden gegaan op andere neofascistische spelers en op de verhouding van neofascistisch rechts tot de bredere extreemrechtse beweging en tot de rest van het politieke veld.

Zoals uit het voorgaande al duidelijk zal zijn, is dit boek niet geschreven voor aanhangers van extreemrechts. In plaats daarvan hoop ik het begrip van het hedendaagse fascisme te vergroten en verdiepen om zo bij te dragen aan de bestrijding ervan. Dit boek is vooral bedoeld voor tegenstanders van het fascisme, linkse activisten en iedereen die het fascisme wil begrijpen om het te kunnen stoppen.

Het zal in het verlengde daarvan duidelijk zijn dat het niet mijn bedoeling is om het gezellig te houden. ‘Gezelligheid’ voert terug op ‘gezel’: het is de sfeer die ontstaat onder gelijken. De keerzijde daarvan is dat het door de machtigen effectief kan worden ingezet om de diepe feitelijke ongelijkheid in de samenleving onder een tapijt van valse gelijkheid te vegen. Dat soort gezelligheid verlangt van de ‘ondergeschikten’ dat zij hun positie tolereren en het zelfbeeld van hun ‘meerderen’ niet verstoren. De linkse beweging zou het tegenovergestelde moeten nastreven: als echte gelijkheid het doel is, moeten onderdrukkings- en uitbuitingsrelaties allereerst worden blootgelegd, niet gemystificeerd.

Voor de analyse van het fascisme is een begrip van de diepe machtsverschillen in onze samenleving van bijzonder belang. De kapitalistische maatschappij is gebaseerd op uitbuiting. Het overgrote deel van de bevolking werkt en de vruchten van die arbeid worden toegeëigend door een kleine groep kapitaalbezitters. Het liberalisme, de heersende ideologie van de kapitalistische status quo, is gebaseerd op de overtuiging dat we eigenlijk allemaal gelijk zijn: we hebben immers allemaal één stem in verkiezingen en we beschikken over dezelfde formele rechten en plichten. In de praktijk hoeven de rijken echter nauwelijks belasting te betalen en kunnen multinationals het regeringsbeleid naar hun hand zetten.

De mythe van de gelijkheid wordt ingezet om die reële machtsverschillen te verdoezelen. Wanneer dat niet lukt, proberen regeringen vaak om arme mensen te criminaliseren: in de eerste plaats door hen als schuldige aan te wijzen voor hun eigen maatschappelijke positie, ten tweede door de aandacht af te leiden van het beleid dat de rijken en machtigen bevoordeelt ten koste van de samenleving.

Er bestaat altijd een spanning tussen wat het kapitalisme is en hoe de machtigen het ons voorschotelen. Het fascisme is één manier om orde op zaken te stellen wanneer die tegenstrijdigheid onhoudbaar wordt. Fascistische bewegingen proberen met geweld een extreme hiërarchie in te voeren: arbeiders moeten gehoorzamen aan hun baas, vrouwen moeten luisteren naar mannen, niet-witte mensen, lhbtqia+-ers en ‘asocialen’ moeten weg of dood. De mensen die zich laten inzetten in dergelijke bewegingen zijn veelal rancuneuze kleine lieden die hun woede richten tegen mensen die ze als inferieur beschouwen. Het grote kapitaal kan in geval van nood een beroep doen op fascisten om de linkse beweging en democratische instituties te vernietigen, zodat de kapitalistische zelfverrijking kan worden voortgezet – maar nu zonder lastige zaken als vakbonden, milieu- en klimaatbeleid of mensenrechten.

Fascisme is een kapitalistisch antwoord op de problemen die het kapitalisme zelf veroorzaakt. Wie werkelijk gelooft in de liberale fictie dat we in een democratische en egalitaire maatschappij leven, zal het fascisme daarom ook niet kunnen begrijpen. Fascisme kan namelijk alleen als beweging ontstaan op basis van de maatschappelijke ellende die het kapitalisme creeërt. Het wordt gevoed door het sociaaldarwinistische idee dat mensen primair elkaars concurrenten zijn, een ideaal dat neoliberale regeringen decennialang hebben gecultiveerd en in steeds extremere mate tot een praktisch gegeven hebben weten te maken. De extreemrechtse beweging en de fascistische elementen daarbinnen konden gedijen door de racistische, seksistische en homofobe leugens die de heersende politiek veelvuldig gebruikt om mensen tegen elkaar uit te spelen en om zondebokken aan te wijzen voor de rampen, het onrecht en de eindeloze schandalen die haar systeem onophoudelijk voortbrengt.

 

Dit boek begint daarom bij de maatschappelijke ontwikkelingen die de basis hebben gelegd voor de electorale doorbraak van extreemrechts in het begin van deze eeuw en bij de ontwikkeling van de extreemrechtse beweging sindsdien. In het tweede hoofdstuk ga ik in meer detail in op de aard en de functie van racisme. De focus ligt daarbij in het bijzonder op het racisme tegen moslims, dat functioneerde als breekijzer voor extreemrechts en voor fascistisch gedachtegoed in brede zin.

In het derde hoofdstuk staan de belangrijkste ideeën van de Nieuw Rechtse ideologen in Duitsland en Frankrijk centraal, die na de ineenstorting van het fascisme in 1945 een strategie ontwikkelden voor de wederopbouw van fascistische bewegingen. In het vierde hoofdstuk laat ik zien hoe Thierry Baudet die ideeën met zijn Forum voor Democratie in de praktijk probeert te brengen.

Hierbij dient zich gelijk de vraag aan hoe we dit neofascisme van Nieuw Rechts precies moeten duiden. Neofascisten streven weliswaar een herhaling van het klassieke fascisme na, maar hun initiatieven zijn daarmee niet onmiddellijk identiek aan die van vooroorlogse fascistische partijen. Integendeel: een belangrijk element in de Nieuw Rechtse ideologie – en een groot verschil met neonazistische microgroeperingen – is juist dat haar pleitbezorgers begrijpen dat zij het klassieke fascisme niet al te direct moeten imiteren.

In het vijfde hoofdstuk volgt een kritische bespreking van de meest gangbare theorieën van hedendaags extreemrechts. Al deze analyses hebben met elkaar gemeen dat ze het specifieke karakter van neofascistisch rechts ten opzichte van conservatisme of zelfs liberalisme mis- of ontkennen.

Om de verhouding tussen neofascisme en klassiek fascisme preciezer te kunnen duiden, duiken we vervolgens de geschiedenis in. In hoofdstuk zes schetsen we de ontwikkeling van het fascisme in Duitsland tot aan Hitlers machtsovername in 1933. Het falen van linkse partijen om Hitler te stoppen wordt in het daaropvolgende hoofdstuk besproken. In het achtste hoofdstuk ga ik nader in op de linkse theorieën over het fascisme die gedurende de jaren twintig en dertig ontstonden. Deze beoordeel ik vervolgens in het licht van de historische ervaring, om tot slot de vraag te beantwoorden hoe het klassieke fascisme het best begrepen kan worden.

In hoofdstuk negen keer ik terug tot de centrale vraagstelling in dit boek en analyseer ik het karakter van het neofascisme in het algemeen en Forum voor Democratie in het bijzonder. Vervolgens verleg ik de aandacht naar de tweede hoofdvraag: hoe kunnen we dit nieuwe fascisme stoppen? Voorbeelden uit de geschiedenis van de strijd tegen het fascisme komen in hoofdstuk tien aan bod, waaruit ik de belangrijkste principes voor een succesvolle antifascistische strategie zal proberen te destilleren.

In de afsluiting plaats ik de noodzaak om een effectieve antifascistische beweging te bouwen in een breder perspectief. De basis voor de hernieuwe opkomst werd al in de jaren tachtig en negentig gelegd door de opkomst van het neoliberalisme. Die voedingsbodem wordt nog vergroot doordat het kapitalistische systeem onze wereld in steeds nieuwe crises stort. Omdat links haar systeemkritiek en de klassenstrijd aan de wilgen heeft gehangen, krijgt rechts alle ruimte om met de maatschappelijke onvrede aan de haal te gaan. De strijd tegen fascisme kan daarom niet los worden gezien van de strijd voor een nieuw, principieel en strijdbaar links: een beweging die een werkelijk alternatief kan bieden voor zowel de heersende neoliberale barbarij als voor de nog grotere gruwelijkheden die het fascisme voorstaat.

Verder lezen? Renaissance van de haat is te bestellen bij LeesLinks.

 

Noten

1. In het bijzonder op social media, zie de opmerking van desinformatiedeskundige Peter Burger.

2. FvD beweert bijvoorbeeld dat het stikstofprobleem gefabriceerd is door ‘het kartel’ om boeren te kunnen onteigenen, hetgeen zou passen in hun ‘communistische’ agenda.

3. Harm Ede Botje en Mischa Cohen, Mijn meningen zijn feiten. De wording van Thierry Baudet. (Amsterdam 2020). Zie ook: Ruben Koops en Marcel Wiegman, ‘De man die de hele wereld zijn voeten ziet kussen’, Het Parool, 10 februari 2018.

4. Daarmee is niet gezegd Baudet ook het beste jongetje in de BKB-klas was. Sywert van Lienden, die ooit bekend werd gemaakt om de indruk te wekken dat ‘de jeugd’ net zo neoliberaal was als zijn broodheren, is misschien de meest typische BKB-productie. Zie over BKB: Gijs Beuker, ‘Sywert van Lienden, Alexander Klöpping, Thierry Baudet, ze deden allemaal de BKB Academie. Wat is dat voor club?’, de Volkskrant, 20 juni 2021; Tom-Jan Meeus, ‘De man die Baudet (en vele anderen) kennis van het campagnevak bijbracht’, NRC, 18 mei 2019.

5. Baudet zou met EenVandaag-verslaggever Sander ‘t Sas een zevendelige anti-EU ‘documentaire’ gaan maken voor AVROTROS, dat hij samen met Jort Kelder zou gaan presenteren. Daarvan kwam uiteindelijk niets terecht. Botje en Cohen, Mijn meningen zijn feiten, 182.

6. Botje en Cohen, Mijn meningen zijn feiten, 120.

7. Tom Kellerhuis, ‘Thierry Baudet: “Mijn meningen zijn feiten”’, HP/De Tijd, 5 juli 2017.

8. Botje en Cohen, Mijn meningen zijn feiten, 76.

9.Sylvana Simons: “Binnen week alle opdrachtgevers kwijt na ‘zwartjesprotest’”’, Nu.nl, 10 juni 2020.

10. DWDD-uitzending van 18 mei 2016.

11. Het is sindsdien duidelijker geworden wat er schuilgaat achter de ‘verbinding’ waar Beelen over spreekt. Beelen zelf biedt in zijn podcast KUKURU tegenwoordig ruimte aan fascistische en antisemitische haatzaaiers en extreemrechtse desinformatie. Ook raakte hij in opspraak omdat hij zijn achterban peperdure en soms gevaarlijke wondermiddeltjes aansmeert. Dat Beelen nog altijd gewoon op de loonlijst van BNNVARA staat is nauwelijks verbazingwekkend: in tegenstelling tot de ‘zure’ Sylvana is hij een leuke en vooral gezellige jongeman. Zoveel is bij de eerste oogopslag al duidelijk. Zie: Giel Beelen, ‘Giels Live Show met Lange Frans’, Facebook, 9 april 2020; ‘Giel Beelen ergert zich aan kritiek van Radar op kruidenmiddel’, Nu.nl, 12 oktober 2021.