PvdA: wat zijn waarden nog waard?

De PvdA verkeert in een diepe crisis. De partij verloor de verkiezingen voor de gemeenteraden en het Europees Parlement. In de peilingen heeft de PvdA een dieptepunt bereikt. De rel rondom het vertrek van twee Kamerleden kwam daar nog bovenop. Angela Ettema analyseert de crisis van de sociaal-democraten.
17 december 2014

Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk, twee Kamerleden van Turkse afkomst, verlieten de fractie nadat ze hadden geweigerd zich achter het integratiebeleid van minister Asscher te scharen. Ze maakten er bezwaar tegen dat de minister Turkse islamitische organisaties vijf jaar wilde controleren. Kuzu kwam eerder in opspraak omdat hij de conservatieve Turkse president Erdogan feliciteerde met diens verkiezing.

In de kranten lieten Kamerleden anoniem weten dat het duo ‘op ramkoers’ had gelegen en zelfs dat Öztürk ‘heel eng’ zijn baard kamde in de fractie. Volgens voormalig PvdA-voorzitter Felix Rottenberg had een expert geadviseerd de twee niet te accepteren als kandidaat. Toch werden ze op de lijst gezet ‘om Turkse stemmen te winnen’.

Deze gang van zaken is typerend voor de werkwijze van de PvdA: de opvattingen van ‘allochtone’ kandidaten doen er niet toe, als ze hun achterban maar naar de stembus weten te lokken – tot hun ideeën botsen met de islamofobe tijdgeest.

Ideologische veren

Maar de problemen van de PvdA zijn bepaald niet nieuw. Nadat de partij onder Wim Kok haar ‘ideologische veren’ afschudde, voerde ze een ‘sociaal-liberaal’ beleid. Ze bezuinigde op de verzorgingsstaat en verdedigde het idee van marktwerking. Onder Koks opvolger Melkert bereikte de PvdA met slechts 23 zetels een electoraal dieptepunt. Ook in de jaren hierna werd het neoliberalisme, en dus de noodzaak van het kortwieken van de publieke sector, als een gegeven geaccepteerd.

Gevolg was een steeds groter wantrouwen en cynisme onder haar traditionele achterban, de gewone werkende mensen. De partij heeft na elke nederlaag commissies in het leven geroepen om de oorzaken te onderzoeken en oplossingen voor te stellen. Maar de aanbevelingen verdwenen meestal al snel in een bureaula.

Het op 13 november gepubliceerde rapport Politiek van Waarde komt voort uit een soortgelijk proces. Al in 2012, kort na zijn aantreden, initieerde voorzitter Hans Spekman een onderzoek. In een duo-interview met Spekman pleitte toenmalig partijleider Job Cohen voor een herwaardering van de ‘sociaal-democratische veren’ en voor het beteugelen van neoliberale excessen. In een uitgelekte mail beschuldigde Kamerlid Frans Timmermans de partijleider ervan de PvdA te willen veranderen in een ‘SP light’. Dit leidde kort daarna tot het aftreden van Cohen.

Inmiddels is Timmermans als eurocommissaris naar Brussel vertrokken en is de SP in toenemende mate zelf light. Politiek van Waarde adviseert de partij sociaal-democratische waarden in ere te herstellen. Er worden harde noten gekraakt over het contrast tussen waarden zoals ‘bestaanszekerheid’ en de realiteit van zorgwerkers die hun baan slechts mogen houden als ze een kwart van hun inkomen inleveren.

Het rapport roept PvdA’ers op verschijnselen als flexibilisering niet te zien als ‘een natuurkracht’ en de ideeënstrijd aan te gaan tegen de neoliberale filosofie. ‘Samenlevingen met een grotere ongelijkheid scoren op vrijwel alle indicatoren van sociaal welzijn slechter dan meer egalitaire samenlevingen’, parafraseren de auteurs de conclusie van The Spirit Level, een bekende studie naar ongelijkheid. ‘Een solidaire samenleving is niet alleen voor mensen met een kwetsbare maatschappelijke positie aantrekkelijk, maar voor iedereen.’

Machteloosheid

De vraag is natuurlijk hoe dit mooie ideaal moet worden uitgevoerd. Sociaal-democraten moeten ‘afrekenen met machteloosheid van eigen makelij’, stelt het rapport. Hiermee wordt bedoeld dat politici niet mogen denken dat er geen alternatieven mogelijk zijn voor het systeem.

Maar een pleidooi voor ‘het oprekken van de smalle marges’ kan niet verhullen dat PvdA-bewindslieden zich in het regeerakkoord met de VVD verplicht hebben draconische bezuinigingen uit te voeren in bijvoorbeeld de zorg. Het meest schrijnende voorbeeld van de machteloosheid van PvdA-politici is wel staatssecretaris Van Rijn. De zorg die zijn moeder in een Haags verpleeghuis kreeg is zo slecht dat zijn vader erover klaagde in de media.

Het rapport wijst er terecht op dat maatschappelijke misstanden niet onvermijdelijk zijn, maar voortkomen uit politieke besluiten. Een probleem is echter dat die beslissingen lang niet allemaal in politiek Den Haag worden genomen. Veel macht ligt in handen van de grote multinationals, zoals Shell, werkgever van voormalige PvdA-politici als Dick Benschop en Nebahat Albayrak. Multinationals oefenen door te lobbyen veel invloed uit op de politiek, bijvoorbeeld in Brussel, waar veel wetgeving tot stand komt.

Onlangs sloeg europarlementariër Bas Eickhout van GroenLinks alarm omdat de kersverse eurocommissaris Frans Timmermans dreigt allerlei regels te schrappen op het gebied van sociale zaken en milieubescherming. ‘Het lijkt er op dat de neoliberale krachten in Europa bezig zijn om alles wat ze zien als hobbel voor de vrije markt te dumpen’, zegt Eickhout. Waar de PvdA meebestuurt, houdt ze vast aan neoliberaal beleid en zijn solidariteit en gelijkheid niet meer dan loze woorden.