Prinsjesdag: tijd voor echt koopkrachtherstel

Door Jeroen van der Starre
Diederik Samsom, die zich enkele dagen na Prinsjesdag officieel bekendmaakte als kandidaat-lijsttrekker voor de PvdA, probeerde een positief beeld te schetsen van het kabinet. ‘Onze idealen kwamen dichterbij, maar we zijn er nog lang niet’, schreef hij in een open brief aan PvdA-leden. Als het afbreken van de zorg en het vergroten van de sociale ongelijkheid inmiddels ook officieel tot de ‘idealen’ van de PvdA behoort kunnen we hem alleen maar gelijk geven.
Maar hoewel het kabinet ontegenzeggelijk zijn best deed om een positieve toon te vinden, bestaat de begroting die zij op Prinsjesdag presenteerde grotendeels uit sigaren uit eigen doos en ronduit rechtse bezuinigingen. Zo wordt er volgend jaar 426 miljoen bezuinigd op noodhulp en wederopbouw en worden jonggehandicapten door veel strengere selectie uit de Wajong geduwd. Een bezuiniging van 400 miljoen op de verpleeghuiszorg gaat niet door en er wordt een klein beetje geïnvesteerd om mantelzorgers en kinderen die in armoede opgroeien een doekje voor het bloeden te geven.
Volgens de ramingen gaan de meeste mensen erop vooruit in koopkracht, maar slechts een procentje. Dat klinkt als een stapje in de goede richting, totdat je je realiseert dat dit procentje ruimschoots teniet wordt gedaan door stijgende premies voor de zorgverzekering en de stijgende huurprijzen.
Welvaart
Van echte stappen vooruit is dus geen sprake, maar zelfs als we er netto iets op vooruit zouden gaan is het lang niet voldoende om de afbraak en verarming van de afgelopen jaren goed te maken. Van verschillende economen en instellingen horen we dat het inkomen van de grote meerderheid van werkende mensen in Nederland inmiddels zo laag is dat het een economisch probleem op zichzelf is geworden.
De Nederlandsche Bank liet weten dat het deel van de welvaart dat in de vorm van lonen aan werkenden wordt betaald is teruggevallen van percentages tussen de 80 en 90 procent naar 73,5 procent. De rest gaat naar banken en aandeelhouders. DNB-directeur Klaas Knot riep begin dit jaar al op tot hogere lonen en een onderzoek van de Rabobank viel hem kort geleden bij.
In de zomer kwam McKinsey met een rapport waarin werd gesteld dat 70 procent van de Nederlanders, vooral werkenden, er sinds 2005 in koopkracht op achteruit gingen of gelijk bleven. Maar terwijl werkenden een veel kleiner deel van de taart krijgen, groeide de ongelijkheid in geen van de onderzochte landen zo snel als in Nederland: het aandeel van de 20 procent best verdienende werkenden steeg met 3 procent tussen 1993 en 2005 en met 4 procent sinds 2005, terwijl het aandeel van alle andere inkomensgroepen gelijk bleef of daalde.
Dit laat niet alleen zien dat bezuinigingen, werkloosheid en loonmatiging desastreus hebben uitgepakt voor de grote meerderheid, maar ook dat er enorm veel ruimte is voor links beleid. Het relatieve gemak waarmee Young & United dit jaar door vooral ludieke acties een inperking van het minimumjeugdloon wist af te dwingen, illustreert dat we het tij mee hebben om substantiële loonsverhogingen af te dwingen. Die ruimte wordt echter nog nauwelijks benut.
Actie
Terwijl zelfs banken pleiten voor hogere lonen – uit angst dat ze straks veel minder hypotheken kunnen verkopen – stelde de FNV een looneis van slechts 2,5 procent, nog lager dan voorgaande jaren.
Gevraagd naar de reden voor zo’n lage eis reageerde Mariëtte Patijn, coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid van de FNV, als door een wesp gestoken: ‘Eén ding: de mensen op straat moeten wel met ons meedoen.’ Dat ‘meedoen’ bleek ‘lid worden van de FNV’ te betekenen, niet de strijd aangaan met de bazen en regering. Dit is verstoppertje spelen met vakbondsleden. Het FNVbestuur weigerde de leden de straat op te roepen tegen de verhoging van de AOW-leeftijd of tegen de versoepeling van het ontslagrecht.
Eerdere acties lieten echter zien dat als de FNV haar leden werkelijk oproept om te staken en de straat op te gaan, de respons hoger is dan verwacht. In de aanloop naar de lerarenstaking in het voortgezet onderwijs in 2012 won de AOb bijvoorbeeld in enkele weken 8.000 nieuwe leden. Vorig jaar bracht de Red de Zorg-demonstratie ruim 15.000 mensen op de been – lang niet alleen maar zorgwerkers – en werden meer dan 700.000 steunbetuigingen opgehaald.
Het klopt dat dit soort voorbeelden veel zeldzamer zijn dan we zouden willen en dat de FNV weinig voortvarend te werk ging om hier een vervolg aan te geven. Toch laten ze zien dat er onder de oppervlakte veel woede is die gemobiliseerd kan worden als vakbonden en linkse partijen en organisaties werkelijk linkse eisen stellen en daar serieus omheen organiseren en mobiliseren.
De FNV zou kunnen beginnen met een stevige looneis, daarbij kunnen we aan de slag met de werkloosheid door arbeidstijdverkorting met loonbehoud te eisen. De campagne voor een Nationaal ZorgFonds zou met steun van de vakbond en een bredere basis van politieke en maatschappelijke organisaties een massale beweging kunnen worden. Dat betekent wel dat we echte eisen moeten stellen en een serieus actietraject moeten uitstippelen.