Prijsexplosie is geen natuurwet
De inflatie steeg in maart van dit jaar door naar maar liefst 9,7 procent. Dat brengt steeds meer mensen in grote problemen. Volgens de Europese Centrale Bank volgt de historisch hoge inflatie slechts uit een reeks toevalligheden en is het een kwestie van tijd voordat die weer terugvalt. Daar is nogal wat op af te dingen. De inflatie begon op te lopen als gevolg van de leveringsproblemen die door de covidcrisis ontstonden. Daar kwam de blokkade van het Suezkanaal bovenop en nu de oorlog in Oekraïne, die niet alleen de brandstofprijzen, maar ook de voedselprijzen opstuwt. Daarnaast heeft de bitcoinbubble bijgedragen aan de schaarste aan grondstoffen voor chips, omdat crypto miners massaal grafische kaarten opkopen. Die problemen zullen naar verwachting zeker nog tot in 2023 aanhouden.
Daarbij kun je je afvragen in hoeverre deze gebeurtenissen eigenlijk toevallig zijn. De oplopende geopolitieke spanningen zijn een structureel gegeven in de periode waarin we leven, net als het ontstaan van nieuwe virussen en bijvoorbeeld misoogsten als gevolg van klimaatverandering. Schaarste biedt bovendien kansen voor speculanten, die de stijgende prijzen gretig aangrijpen, daarmee olie op het vuur gooien en zich zo verrijken aan de maatschappelijke ellende.
Neoliberalisme
De stijgende kosten van levensonderhoud treffen de armsten altijd het eerst en het hardst. De neoliberale politiek van de afgelopen decennia heeft hen doelbewust kwetsbaar gemaakt. Dat heeft twee kanten. Enerzijds heeft het neoliberale project op alle mogelijke manieren geprobeerd om de zelfverrijking van grote bedrijven te stimuleren. Daardoor werd de belastingdruk weggehaald bij bedrijven en vermogenden – die in Nederland niet of nauwelijks belasting betalen – en eenzijdig bij werkenden neergelegd. De rechten van werkenden werden afgeschaft of ingeperkt om de winsten te verhogen. Publieke diensten werden geprivatiseerd zodat er winst kon worden gemaakt. Ondertussen stegen de prijzen, zoals we op de woningmarkt of in het openbaar vervoer zien.
Zaken die de armen of de gemeenschap ten goede kwamen, zoals publieke zorg en een sociaal vangnet, moesten tot het minimum worden beperkt. Dat leidt ertoe dat mensen met een uitkering permanent moeten koorddansen om rond te komen en met het kleinste zuchtje wind omvallen. En dat het hele zorgsysteem bijvoorbeeld onmiddellijk in de problemen kwam bij de eerste de beste gezondheidscrisis.
Verdeel en heers
Ten tweede hebben neoliberale regeringen op allerlei vormen van verdeel-en-heerspolitiek toegepast. Daar zijn eindeloos veel voorbeelden van. Sociaal-economisch beschouwd hebben zij een belangenconflict tussen huurders en kopers gecreëerd en mensen met een koopwoning een belang in de steeds maar stijgende huizenprijzen gegeven. De inkomstenbelasting is oneerlijker geworden en indirecte belastingen zoals de btw zijn verhoogd, waardoor de belastingdruk niet alleen meer bij werkenden kwam te liggen, maar ook disproportioneel bij mensen met een laag inkomen werd neergelegd.
Daarnaast is een enorm terreurbewind opgetuigd. Bij de Belastingdienst en bijvoorbeeld in de bijstand werd de jacht op ‘fraudeurs’ geopend. Werklozen werden in dwangarbeidtrajecten geplaatst en moesten zich eindeloos verantwoorden, in de hoop dat dat tot ‘maatregelwaardige gedragingen’ en dus een korting op de uitkering leidde. Het doel daarvan was disciplinering: mensen aan de onderkant van de samenleving werden doelbewust in de ellende gebracht om als angstbeeld voor de rest te dienen. De neoliberale staat moest niet alleen zo goedkoop mogelijk zijn, maar ook actief optreden als wapen van de grote bedrijven in de klassenstrijd. Dat leidde tot een permanente oorlog tegen de armen. Het toeslagenschandaal heeft nog maar een topje van de ijsberg blootgelegd.
Compensatie
Op deze manier hebben de neoliberale regeringen ervoor gezorgd dat een grote groep mensen geen enkele reserve had (en ook niet mocht hebben), waardoor zij onmiddellijk in de schulden komen als gevolg van de inflatie. De reactie op die problemen is even typisch neoliberaal. Echte compensatie wordt pas met het oog op 2023 bekeken. De allerarmsten krijgen een beperkte tegemoetkoming voor de energiekosten. Daarnaast is er een generieke accijnsverlaging op brandstof doorgevoerd, die vooral een subsidie is voor autobezitters en daardoor in de eerste plaats terechtkomt bij de mensen die dit het minst nodig hebben. Het is dan ook niet verwonderlijk dat nu ook steeds meer mensen met een baan in de problemen komen. Werkende armen zijn in Nederland geen nieuw fenomeen, maar door de prijsexplosie is die groep ineens veel groter geworden. Dat onderstreept hoe groot de groep werkenden is die – vaak zonder het zelf goed door te hebben – eigenlijk al een hele tijd op het randje van armoede verkeerde.
Welke toekomstige generaties?
De regering is niet van plan noodsteun te geven en al helemaal niet om tot een structurele oplossing te komen. Rutte riep werkgevers op om hun personeel ‘als het kan’ meer te betalen, maar dat zullen ze niet vrijwillig doen. Dat weet de premier als voormalig manager bij Unilever als geen ander. Kaag beweerde dat zelfs compensatie voor de stijgende kosten niet mogelijk zou zijn zonder de kosten door te schuiven naar ‘toekomstige generaties’. Voor een bewindspersoon van een kabinet dat niets doet om de klimaatcrisis te lijf te gaan, maar wel wil inzetten op kernenergie en de Amelisweerd wil laten asfalteren is dat nogal een schaamteloze opmerking. Al is schaamteloosheid ook wel het handelsmerk van de cynische machtspolitica.
Bovendien is het eenvoudigweg niet waar. Zoals Arjen Lubach recent liet zien, heeft dit kabinet de belasting op vermogen nog verder verlaagd, terwijl alle regeringspartijen – leugenachtig als ze zijn – in hun verkiezingsprogramma beloofden om die juist te verhogen. Bovendien heeft Rutte zelf nagelaten om zelfs maar het minimale te doen om de stelselmatige onderbetaling aan te pakken. Ondanks de FNV Voor14- campagne, die een leefbaar minimumloon eist, weigerde de regering het minimumloon substantieel te verhogen. Wel wil de regering de AOW loskoppelen van het minimumloon, zodat vooral de armste ouderen straks nog verder achterblijven.
Graaicircus
Behalve de grote problemen waar de inflatie bij veel huishoudens toe leidt, valt nu ook de publieke sector verder uit elkaar. Afgelopen regeringen hebben er alles aan gedaan om misbruik te maken van het feit dat veel zorgwerkers en leerkrachten uit intrinsieke motivatie werken, door hun lonen zover mogelijk te drukken. Er wordt al jarenlang actiegevoerd voor een betere beloning en het terugdringen van de veel te hoge werkdruk. Het kabinet vond dat te duur. Wel werd de zorg verder vermarkt, waardoor allerlei zorgcowboys hun zakken konden vullen door te frauderen. Dat wil zeggen: niet te frauderen, want zoals de Algemene Rekenkamer in een kritisch rapport liet zien is dit soort zorgfraude meestal niet eens strafbaar.
In de covidcrisis probeerde de regering ervoor te zorgen dat de zorg steeds nét niet totaal overspoelde en liet zorgwerkers zo met de ellende zitten. Een voorziening voor zorgwerkers die longcovid opliepen – bijvoorbeeld omdat zij zich van de regering maandenlang niet mochten beschermen tegen het coronavirus – ontbrak volkomen. Ook leerkrachten werden aan hun lot overgelaten en onnodig aan het virus blootgesteld. Dat in die sectoren de personeelstekorten nu oplopen, mag niet verbazen. Zeker niet gezien het feit dat er geen einde in zicht is voor wat betreft onderbetaling en werkdruk.
Roer om
De desintegratie van de publieke sector en de grote problemen waar huishoudens in terechtkomen, zijn maar ten dele het gevolg van de hoge inflatie. De huidige crisis legt ook het gevolg van decennialang neoliberaal beleid bloot. Terwijl de publieke sector vrijwel volledig werd vermarkt en de meest schaamteloze zakkenvullerij door de allerrijksten werd gestimuleerd, werden werkenden doelbewust kwetsbaar gemaakt. De lonen werden gedrukt, de armsten gecriminaliseerd. Dat hardline neoliberalen als Kaag en Rutte nu geen poot uitsteken om de mede door hen veroorzaakte problemen te verhelpen, mag geen wonder heten.
Verandering moet worden afgedwongen door strijd en die moet zowel op het politieke als op het economische niveau worden gevoerd. Op dat punt wordt er echter door de vakbeweging en de linkse partijen verzaakt. Gezien de inflatie is de strijd om loonsverhogingen in cao’s nu heel erg belangrijk. Desondanks worden er nog altijd dramatisch slechte cao’s afgesloten met jarenlange looptijden.
Er is bijvoorbeeld een onderhandelaarsakkoord bereikt voor de cao Jeugdzorg, dat door de FNV zeer positief wordt gepresenteerd. Het gaat echter om een cao met een looptijd van maar liefst drie jaar waarin het personeel 2 procent meer loon krijgt over 2021, 3 procent in 2022 en volgend jaar opnieuw 3 procent. Dat betekent dat het loon ver achterblijft bij de inflatie – ook al die in 2021. Hoe deze cao in reële termen uitpakt blijft de vraag, maar dat Jeugdzorgpersoneel er op deze manier al gauw zo’n 5 tot 10 procent op achteruit gaat is wel duidelijk. Dat is in deze tijd volstrekt onacceptabel en het feit dat de FNV dit aan haar leden durft voor te leggen is een grof schandaal. Het roer moet om. We moeten stoppen met het accepteren van onnodige verslechteringen, maar de strijd aangaan voor echte verbeteringen. De woondemonstraties gaven vorig jaar al een goed voorbeeld. Het wordt hoog tijd dat we daarop voortbouwen.