Podemos: eensgezind maar zoekende

Op 12 februari hield de Spaanse linkse partij Podemos haar tweede partijcongres. Wat de media zagen als een strijd tussen een linkse en een gematigde stroming, eindigde eensgezind. Maar de problemen van Podemos zijn niet voorbij.
7 maart 2017

Door Mark Kilian

Volgens de links-liberale Britse krant The Guardian was het partijcongres een krachtmeting tussen partijleider Pablo Iglesias en de nummer twee, Iñigo Errejón. Waar Iglesias bepleitte om de wortels van Podemos als protestbeweging te handhaven, zou Errejón een pragmatischer, minder confronterende lijn voorstaan.

Iglesias had gezegd te zullen aftreden als zijn voorstellen geen meerderheid zouden halen op het congres. Maar behalve dat hij zelf 89 procent van de stemmen kreeg, werden zijn voorstellen gesteund door 56 procent van de leden, en die van Errejón door slechts 33 procent. ‘Er is geen twijfel dat we veel fouten hebben gemaakt’, zei Iglesias. ‘Maar ik wil jullie één ding beloven: we zullen nooit aan de verkeerde kant staan.’ Wat hij bedoelt is echter onduidelijk.

Podemos werd opgericht in juni 2014, en groeide explosief. In december 2015 werd de partij met 20,65 procent van de stemmen de derde partij in het Spaanse parlement, en maakte een eind aan de hegemonie van de conservatieve Partido Popular (PP) en sociaal-democratische PSOE.

Met als doel om de grootste partij te worden, vormde Podemos voor de verkiezingen van afgelopen zomer een lijstverbinding met Verenigd Links, dat gedomineerd wordt door de Communistische Partij. Maar deze formatie, Unidos Podemos (UP), verloor een miljoen stemmen in deze verkiezingen, die de rechtse PP won.

Deels werd dit veroorzaakt door een anticommunistische campagne, waarbij beweerd werd dat UP wordt gefinancierd vanuit Venezuela. Maar de verwarring over het programma van Podemos was cruciaal. Ondanks linkse retoriek, was het de ‘linkse’ Iglesias die benadrukte dat Podemos de ‘echte sociaal-democraten’ waren.

Ook zei hij dat hij wilde regeren met de PSOE, die toen ze aan de macht was de werkloosheid had laten oplopen en bezuinigde op publieke voorzieningen. Terwijl Iglesias eerder had gezegd dat de grondwet grondig moest worden herzien, verdedigde hij die in de campagne – net als ‘patriottisme’.

Dit levert een potentieel spanningsveld op als UP verder wordt uitgebouwd in de regio’s. Terwijl Podemos zelf een centralistische partij is, past de partij zich lokaal aan aan ‘regionalistische’ bondgenoten. Dat kan politieke verschillen in de hand werken.

Maar de belangrijkste keuze is of Podemos en UP een anti-systeempartij willen zijn, of een vorm van ‘realisme’ zullen omarmen om te kunnen regeren. In dat laatste geval is het Griekse Syriza hun voorland; anders moeten Podemos-activisten zich opnieuw storten op het opbouwen van de sociale beweging.