Planning – van wat en door wie?

Wat voor alternatief zetten we tegenover de kapitalistische economie? Op het Europees Sociaal Forum kwam deze vraag prominent aan bod. Ook in De Socialist zijn al meerdere artikelen over dit onderwerp verschenen. Deze keer een bijdrage over de vraag wat de basis zou kunnen zijn van een echt democratische vorm van planning.
1 december 2003

Door Thijs Vissia

Het neoliberale kapitalisme is overal aan de macht, maar nergens zonder crisis. Die crisis is niet alleen het gevolg van de krachten van ‘de markt’ – ook de kapitalistische planning heeft groeiende problemen.

Als socialisten noemen we doorgaans economische planning als alternatief voor de markt. We worden geconfronteerd met de vraag wat het verschil is tussen hun planning en de onze. Door eerst te kijken hoe planning in het kapitalisme eigenlijk werkt, kunnen we ons type ertegen afzetten.

Het kapitalisme is een ingewikkelde rotzooi, dat kan iedereen zien – en in deze rotzooi is planning noodzakelijk. In de eerste plaats is dat omdat er een sociale arbeidsdeling functioneert waarin iedereen van elkaars werk afhankelijk is. Verschillende activiteiten moeten in ruimte en tijd op elkaar afgestemd worden. En om te zorgen dat zo een economie blijft functioneren, moeten arbeiders de juiste kwalificaties hebben geleerd in het onderwijssysteem. Hoe kan de chemische industrie in Nederland overleven als ze niet weet of er over een paar jaar nog gehoorzame arbeiders te vinden zijn om in hun fabrieken te werken, en technici om ze te ontwerpen? Wat het kapitalisme gedwongen is te plannen, is in de eerste plaats wat het nodig heeft om stabiel te functioneren; de staat speelt daarbij een centrale rol.

Iets anders is dat kapitalistische planning het werk is van statistici en deskundigen, die op kantoren van instituten als het CPB of het ministerie van Financiën verhoudingen in de gaten houden. Ze berekenen bijvoorbeeld hoeveel werkzoekenden zullen zorgen dat alle andere arbeiders vrezen voor hun baan, of hoeveel meer werk er opgelegd moet worden voor een aangename massa winsten. Ze hebben zelfs een aparte taal om over deze dingen te praten zonder de alledaagse werkelijkheid te benoemen. Wat ze plannen is uitbuiting, niet vrijheid.

Dagelijks leven

Tegen deze waardeloze vorm van planning moeten we de onze uitwerken. Waar kapitalistische planning afgescheiden is van het alledaagse bestaan, zal socialistische planning juist het hart van het dagelijks leven moeten vormen. Dat wil zeggen dat we – in een mogelijke postkapitalistische maatschappij – zelf bepalen wat er nodig is, hoe we dat produceren en hoe we de distributie ervan regelen. De organisatorische oplossing is het radensysteem, waarbij degenen die werk doen daarover besluiten in eigen vergaderingen. De personen die het coördinatiewerk doen, zijn door hen aan te wijzen en terug te roepen. Pas met een radenstelsel krijgt de werkende klasse feitelijke macht over haar werk. Niet langer ingeperkt door loonverhoudingen, een rigide arbeidsdeling of het doel om zoveel mogelijk abstracte meerwaarde te produceren, kunnen we beginnen ons werk, de stad en onze wereld te veranderen.

Als we als socialisten praten over planning als ‘oplossing’, bedoelen we eigenlijk dat we op zoek zijn naar iets waardoor we in staat zijn om productie te coördineren (zodat we niet teveel tramrails produceren, bijvoorbeeld, of te weinig bioscopen bouwen) en tegelijk zelf controle houden over wat we doen. In de kapitalistische vorm van planning zijn we in wezen rekeneenheden van een gedepersonaliseerd systeem dat zijn behoeften aan ons oplegt. Het doel van socialistische planning is juist een economie die daar een einde aan maakt, doordat we zelf de controle nemen over ons leven. Dat kan alleen met een planning die we zelf controleren.

Nog een kanttekening. Zoals je gemerkt hebt gaat het hierboven over een bepaalde geheimzinnige ‘we’: een radicale sociale beweging. De eigenlijke oplossing voor de heersende ellende is niet planning als iets abstracts, maar de sociale beweging die weet wat ze ermee wil. Alleen de sterkte van zo’n beweging op de werkvloer en op straat bepaalt of dit soort voorstellen ‘realistisch’ of ‘onrealistisch’ zijn.