Pinochet: huurmoordenaar van het kapitaal
Ik herinner me 11 september 1973. Die dag is diep gegrift in het geheugen van elke Chileen. Rond zeven uur ’s ochtends hoorden we op de radio dat militairen in opstand waren gekomen. Er waren maar twee radiozenders die nog functioneerden. Daar luisterden we allemaal naar. Allende kondigde aan dat de marine de stad Valparaiso had ingenomen. Maar er was nog geen militair garnizoen in de hoofdstad Santiago.
Eerst was er dus hoop, maar die hoop werd een half uur later de bodem ingeslagen toen een van de twee radiozenders werd gebombardeerd. Nog een half uur later was alles compleet anders. Het stond vast dat er een coup gepleegd werd. Toen kwam complete duisternis, en via de radio en televisie kwamen alleen nog maar berichten van het leger.
Er was verwarring en paniek. Maar je kon de straat niet op, want dan werd je vermoord. We probeerden naar buiten te gaan, en vonden zeven lijken, net om de hoek van mijn huis. Er was een complete oorlog gaande – een conventioneel, goed bewapend, modern leger tegen de ongewapende bevolking.
Vanuit mijn wijk konden we de vliegtuigen zien die het centrum van Santiago bombardeerden. Militairen en tanks beheersten de straat. De repressie was bruut, overweldigend en wreed. Als je een bekend persoon was, was er geen proces en geen concentratiekamp – je werd ter plekke geëxecuteerd. Ze vervolgden de leiders meedogenloos.
Ik heb tweeënhalf jaar in de gevangenis gezeten. Ik was niet een belangrijke leider. Ze deden dat met mij en honderdduizenden anderen om ons een lesje te leren. In de concentratiekampen werd ons duidelijk gemaakt: ‘We hebben de macht om je hier en nu te doden, omdat je in opstand bent gekomen tegen de sociale orde die wij verdedigen.’
Allende
Allende en Unidad Popular, het Volksfront, waren aan de macht gekomen in 1970. Het Volksfront bestond uit zes partijen. De belangrijkste waren de Communistische Partij en de Socialistische Partij, die het overwicht hadden in de Chileense arbeidersbeweging. De jaren zeventig waren een periode van intense strijd. Gewone mensen in Chili waren sterk gepolitiseerd toen Allende werd gekozen, en de verwachtingen waren hoog.
Het Volksfront beloofde de omstandigheden voor de armen te verlichten. Het had een strategie die bekend werd als de ‘Chileense weg naar het socialisme’. Allende was democratisch gekozen, binnen het raamwerk van de kapitalistische democratie, en begon heel milde hervormingen door te voeren. Hij nationaliseerde bedrijven, vooral bedrijven die eigendom waren van andere landen, waaronder Amerikaanse multinationals zoals het telefoonbedrijf ITT en de mijnbedrijven.
Allende was een sociaal hervormer van de oude stempel. Hij was een extreem eerlijke politicus, veel eerlijker dan de politici die in Europa in het parlement zitten. Hij geloofde echt dat de maatschappij met parlementaire middelen veranderd kon worden.
Tijdens de coup bleef hij in het presidentieel paleis, omdat hij vond dat dit zijn plicht was. Hij werd gekozen door de meerderheid van het volk. Op dat moment geloofde het volk ook dat de maatschappij kon worden veranderd via de democratie, door verkiezingen en vertegenwoordiging van de onderdrukten in het parlement. Later verdween dat geloof.
Allendes hervormingen raakten de Chileense bazen nauwelijks. Wel verstrekte zijn regering een halve liter melk voor kinderen onder de zeven – een heel belangrijke stap in een arm land. Er waren milde landhervormingen, met compensatie voor de grootgrondbezitters. De hele strategie van de Volksfront-regering was om binnen de constitutionele grenzen van de Chileense maatschappij te blijven. En Chili was natuurlijk een kapitalistisch land.
In 1972 besloten de bazen om voor de laatste keer te proberen om Allende met politieke middelen omver te werpen. De eigenaren van vrachtwagenbedrijven gingen in staking. De grote kapitalisten probeerden het land te verlammen om economische chaos en paniek te creëren. Fabrieksdirecteuren en landheren sloten zich aan, en daarna mensen uit de middenklasse, zoals artsen, advocaten en docenten aan de universiteiten. De regering had geen coherente strategie tegenover het offensief van de bazen, en werd verlamd.
Vindingrijkheid
Het antwoord kwam van de massa’s, van onderaf. De arbeiders toonden opmerkelijke vindingrijkheid. Ik herinner me dat er in oktober 1972 een heel belangrijke bijeenkomst was in de sloppenwijk waar ik opgroeide. Er werd gezegd dat de bazen in staking waren gegaan en dat de eerste prioriteit was om voedsel te krijgen. Er werd een algemene vergadering van de wijk belegd en we begonnen te discussiëren wat we moesten doen.
Voor ons was duidelijk dat de voedselvoorziening met alle mogelijke middelen hervat moest worden. We vormden een comité om voedselvoorraden van de supermarkten te confisqueren. Daarnaast vormden we comités voor zelfverdediging en voor onderwijs, omdat het onderwijsniveau in de arme wijken heel laag was. Dit soort organisaties noemden we comandos comunales. Ze waren vergelijkbaar met de wijkcomités die een aantal jaar geleden in Argentinië ontstonden.
Het was een ongelooflijke ervaring. Als je betrokken bent bij een revolutie, leer je heel snel. Mensen begonnen zich te realiseren dat ze controle namen over hun eigen toekomst. We konden veel beter dan vroeger de orde houden in de wijk, doordat alles democratisch besloten werd.
Dit was het antwoord van de arme wijken op het offensief van de bazen. In fabrieken vormden arbeiders cordones industriales. Ze waren vergelijkbaar met de sovjets die in Rusland ontstonden in 1905 en 1917. De cordones waren er al toen de bazen in staking gingen. Maar nu werden ze beter georganiseerd, onafhankelijk van de vakbonden. Ze namen land en fabrieken over en bestuurden die volgens het principe van arbeidersdemocratie. Over de productie en distributie van goederen werd collectief besloten.
Op sommige plaatsen waren er contacten tussen de cordones en de comandos communales. Ik denk dat er een embryo was van volksmacht, een soort dubbele macht. Aan de ene kant de arbeiders, die organisaties opbouwden op basis van democratie en collectieve controle van onderaf, aan de andere kant de officiële maatschappij. De onafhankelijke organen en de comandos comunales gaven op dat moment echt leiding aan het verzet tegen de bazenstaking. In feite redde de beweging de regering. Ik denk dat zonder de beweging de regering al in 1972 zou zijn omvergeworpen.
Het Volksfront zat intussen in een dwangbuis. Het sloot compromissen met de bazen, terwijl de bazen ernaar streefden Allende omver te werpen. De regering vertelde ons dat ze onze regering was. Maar als we naar haar kantoren trokken om te vragen of ze onze bedrijfsbezettingen wilde legaliseren, sloeg de politie ons in elkaar.
Toen ik uit Chili gevlucht was heb ik gesproken met de leider van een van de cordones in Santiago, een lid van de Socialistische Partij. Hij vertelde me dat er tijdens het bazenoffensief een grote discussie was binnen de regering. De Communistische Partij en de rechtervleugel van de Socialistische Partij vonden dat we niet verder moesten gaan dan wat we bereikt hadden. Dit was ook de instructie aan hun kaderleden. Aan de andere kant stonden de linkervleugel van de Socialistische Partij en de Beweging van Revolutionair Links, de MIR. Zij zeiden dat we moesten doorzetten en de hervormingen verdiepen.
De tragiek is dat dit discussies bleven binnen de elite. Niemand dacht erover om buiten de structuur van de Volksfront-regering om te gaan. In die tijd dacht ik: ‘Het Volksfront is onze regering, maar het geeft de dingen die we hebben veroverd uit handen.’ Maar ik was ook loyaal aan de regering die we hadden gekozen. Dat dubbele gevoel was er bij veel meer mensen. Maar de klassenstrijd ontwikkelde zich ook, en daarmee het bewustzijn van een deel van de klasse. Sommige arbeiders, vooral degenen die betrokken waren bij de cordones, ontsnapten aan de autoriteit van de regering.
Een van de cordones in Santiago riep op tot een coördinatie van cordones voor de hele regio, een gebied met vier miljoen inwoners. Ze riep zelfs soldaten op om de cordones te beschermen.Toen de eerste couppoging plaatsvond, in juni 1973, was er dezelfde reactie als daarvoor. We moesten de regering verdedigen. En opnieuw was er enorm veel activiteit van onderaf. Maar de regering zei dat ze de klassenstrijd wilde indammen en de arbeiders onder controle brengen, en benoemde zelfs generaals in de regering.
De Volksfront-regering was banger voor de activiteit van onderaf dan voor de bazen. Hoe kan het dat een revolutionaire beweging eerst de staking van de bazen versloeg maar zich vervolgens, vlak daarna, door een militaire coup liet afslachten? Het antwoord is dat de politieke leiding zwak, verward en gedemoraliseerd was.
Een alternatief van onderaf ontwikkelde zich wel, maar was vanaf het begin gehandicapt. Ondanks de strijdbaarheid en creativiteit van de comandos en cordones, was er geen organisatie die de acties van de arbeiders kon coördineren.
Als er in Chili een revolutionaire partij was geweest die de lessen van de strijd had gegeneraliseerd met de leuzen ‘alle macht aan de cordones’ en ‘alle macht aan de comandos comunales’, had Chili in de richting kunnen gaan van het opbouwen van een nieuw soort maatschappij.
Tragedie
Dit is de tragedie van Chili. Uiteindelijk werd de beweging op een brute manier verslagen. Dat was een kwestie van politieke leiding. We hadden een leiding die zich richtte op hervormingen, in plaats van op het veranderen van de hele maatschappij.
Het Volksfront zei dat de gewapende troepen de grondwet zouden respecteren. Hun vertrouwen was zo groot dat ze zelfs Pinochet een functie gaven in de regering. Ze zeiden dat de strijdkrachten er waren tegen bedreigingen van buitenaf en niet zouden optreden tegen de arbeiders.
Dit soort discussies stonden op de agenda op elke massabijeenkomst – zou het leger loyaal blijven aan de regering of zou het de kant kiezen van de bazen? Het idee dat de krijgsmacht een instelling kan zijn die de democratische\ wil van een volk respecteert draaide in 1973 uit op een bittere nederlaag.
Na de coup werd elke vorm van activiteit illegaal gemaakt. Vakbonden, stakingen en politieke partijen werden verboden. De coupplegers ontbonden het parlement. Sporadisch werd er teruggevochten met guerrilla-acties, maar zonder succes. De militaire coup was bedoeld om de revolutionaire beweging de nek om te draaien. De Chileense en de Amerikaanse heersende klasse realiseerden zich dat het Volksfront de arbeidersklasse niet onder controle kon houden. Om de beweging uit te roeien waren ze volslagen meedogenloos.
In Chili rolden de tanks over de arbeidersbeweging heen. Hiermee werden de omstandigheden gecreëerd voor een nieuw economisch beleid. De militaire junta privatiseerde alle bedrijven die eigendom waren geweest van de Chileense staat. Chileense economen gingen naar de VS om daar te studeren. Ze werden de Chicago boys genoemd. Zij vormden het economische brein van de dictatuur. Chili onder Pinochet bood het ideale politieke klimaat waarin de internationale heersende klasse het economische model kon invoeren dat nu neoliberalisme wordt genoemd.
Vandaag de dag staat links voor een historische taak. Ook voor Latijns-Amerika begon een nieuwe golf van alternatieven met de protesten in Seattle. Maar mensen kunnen ook zien dat de officiële vertegenwoordigers van de arbeidersklasse, zoals de grote sociaaldemocratische partijen in Europa of de regerende Socialistische Partij in Chili, geen verzet bieden tegen het neoliberalisme.
In Chili lieten arbeiders in 1972 zien dat er een alternatief is voor dit systeem. De arbeidersklasse kan de economische macht in deze maatschappij in één dag verlammen. Maar voor bevrijding van het kapitalisme is een organisatie nodig met een strategie voor socialisme.
Dit artikel verscheen in De Socialist 190, januari 2007, bij de dood van de ex-dictator. Deze week wordt een nieuw gedenkboek gepresenteerd, 40 Jaar, 40 verhalen.