Parma 1922: hoe arbeiderseenheid de fascisten versloeg

De aanval van gewapende fascisten op het progressieve plaatsje Charlottesville kwam voor velen als een schok. Dat werd nog versterkt doordat de politie zich terugtrok en de fascisten hun gewelddadige gang lieten gaan.
29 september 2017

Door Jeroen van der Starre

Het is niet nieuw dat fascisten juist plaatsen aanvallen die links of progressief zijn. Integendeel: sinds de begintijd van het fascisme behoort dit tot hun arsenaal. Ook de opstelling van de politie ten opzichte van fascistische knokploegen is een constante: enerzijds krijgen zij de ruimte om huis te houden en knijpt de politie regelmatig een oogje toe; anderzijds zal de politie fascisten altijd beschermen tegen antifascisten. Soms vechten politie en fascisten samen tegen links.

De opkomst van het fascisme in Italië biedt nog altijd veel belangrijke lessen. Niet alleen kan het de aard van het fascisme duidelijker maken, net als de relatie tussen fascistische organisaties en de staat – het biedt ook een aantal inspirerende voorbeelden van hoe Italiaanse antifascisten zich verzetten tegen aanvallen vanuit de fascisten.

Een van die voorbeelden is de strijd om Parma in augustus 1922. Tegen die tijd was het fascisme al een sterke gewapende macht in Italië, georganiseerd geweld tegen linkse activisten, partijen en vakbonden was aan de orde van de dag. De sociaal-democratische vakbonden riepen een algemene staking uit voor 31 juli tegen de fascistische terreur, deze was erop gericht om de regering ertoe op te roepen om meer te doen tegen het fascisme. De Italiaanse politieke elite dacht dat zij Mussolini en zijn fasci di combattimento kon gebruiken als wapen tegen de arbeidersbeweging en legde hen geen strobreed in de weg.

Maar de algemene staking was slecht voorbereid en werd – onder druk van de fascisten – binnen 24 uur afgeblazen. De fascisten grepen hun kans en begonnen een grootschalige terreurcampagne. In Parma zette de staking zich echter door. Parma had een sterke traditie van links verzet en van linkse samenwerking.

Bovendien had het een relatief grote afdeling van de Arditi del popolo (ADP) – een samenwerkingsverband tussen verschillende linkse activisten, met als doel om terug te vechten tegen de fascisten. Sociaal-democraten lieten na om een militaire verdediging tegen het fascisme te organiseren, maar riepen de politie op om in te grijpen – wat dezen natuurlijk niet deden. De communisten organiseerden hun eigen verdedigingstroepen, maar deze waren klein, en slecht georganiseerd. In de ADP daarentegen kwamen sociaal-democraten, communisten en anarchisten samen – van onderop en vaak tegen de wensen van hun leiders – om de gewapende zelfverdediging op een veel bredere basis te organiseren.

Aanval

De fascistenleider Italo Balbo maakte zich klaar voor de aanval op Parma. ‘De stad is vrijwel ondoordringbaar gebleven voor het fascisme’, schreef hij in zijn dagboek, samen met de staking was dat de belangrijkste reden voor de fascistische ‘strafexpeditie’ naar Parma. Het was de fascisten duidelijk dat er veel van dit gevecht afhing. Een nederlaag zou ‘aantonen dat rode troepen, als ze zich organiseren en bewapenen, elk fascistisch offensief zouden kunnen neutraliseren.’

In de nacht van 1 augustus verzamelden zich 20.000 zwaarbewapende fascisten voor de aanval op een stad met 70.000 inwoners. De lokale politie trok zich terug uit de stad en maakte duidelijk dat zij niet zouden proberen om de fascisten te stoppen.

De ADP belegde een bijeenkomst om de verdediging van Parma te organiseren. Onder leiding van 300 tot 400 Arditi werden loopgraven en barricades aangelegd, scherpschutters gepositioneerd en mijnen gelegd. De Arditi deelden zich op in groepen van tien, gewapend met pistolen, musketten en handgranaten. Maar zij vormden alleen de georganiseerde kern van een vrijwel algemene verzetsbeweging. Vier dagen lang wisten zij de fascistische aanvallen af te slaan.

Op 6 augustus gingen de fascisten over tot een laatste aanval, die opnieuw werd tegengehouden. De gevechten gingen de hele nacht door. Maar tegen die tijd waren de fascisten volledig gedesorganiseerd. Toen Mussolini Balbo de opdracht gaf zich terug te trekken was het hek van de dam: fascisten sloegen massaal en ongeorganiseerd op de vlucht. In totaal werden 39 fascisten gedood en 150 verwond. Onder de arbeidersklasse van Parma waren 5 doden en 30 gewonden te betreuren.

Spontane demonstraties braken uit om de overwinning te vieren, hun gemeenschappelijke verzet had een fascistische slachting in de stad voorkomen. Dit voorkwam niet dat de leiders van de opstand in Parma na de machtsovername door Mussolini gearresteerd werden. Wel zou de stad later een bolwerk van het partizanenverzet tegen het fascisme worden.

Balbo schreef over zijn nederlaag in Parma: ‘Voor het eerst zag het fascisme zich geconfronteerd met een goed georganiseerde en getrainde tegenstander – uitgerust, bewapend en bereid om tot het uiterste door te vechten.’

Parma laat zien hoe het fascisme in Italië verslagen had kunnen worden. De arbeidersklasse van Parma vertrouwde op eigen kracht – niet op de vaak pro-fascistische politie. Zij organiseerden hun verzet op een massabasis en organiseerden democratisch en van onderop. Tot slot waren zij zich ervan bewust dat het gevecht met de fascistische massabeweging van Mussolini een gevecht van leven op dood was.