Pandavlaggen in traangas: Natuurbescherming en antikapitalisme

Climate Change Camp Protest (wikimedia org)
Natuurbeschermingsorganisaties gaan steeds meer mee in het aandragen van pro-kapitalistische oplossingen voor de klimaat- en biodiversiteitscrisis. Het is belangrijk om de antikapitalistische kern van natuurbescherming terug te halen.
3 februari 2025

De Internationale Dag voor Biodiversiteit ging dit jaar weer gepaard met een reeks nieuwsartikelen in de media die ons ervoor waarschuwen dat de levende natuur, de biodiversiteit, diep in de problemen zit. Dit jaar is een derde van de 142.000 soorten die de International Union for the Conservation of Nature monitort gemarkeerd als ‘bedreigde soort’ en loopt daarmee ‘grote kans in de nabije toekomst uit te sterven’.

Het uitsterven van soorten is niet nieuw. Er zijn echter maar een paar gebeurtenissen in de geologische tijdlijn waarbij de uitstervingsgraad ook maar in de buurt komt van wat we nu meemaken. Niet voor niets noemt men de huidige biodiversiteitscrisis de zesde uitstervingsgolf.

Dit feit dringt ook de mainstream binnen. Maar de meeste commentaren, interpretaties en de (terechte) angsten kennen een centrale zwakte. Door middel van een subtiel misantropisch (blijk gevend van mensenhaat) wereldbeeld wordt de biodiversiteitscrisis voorgesteld als de uitkomst van een uniform en algemeen idee van de ‘mensheid’. Wij mensen zouden een inherent ecocidale soort zijn.

Maar de ecologische impact van de mens komt voort uit onze maatschappelijke structuur, niet uit onze biologie op zichzelf. Als dit beter werd begrepen, zouden we ook beter uitdrukking kunnen geven aan onze historische relatie met de levende natuur. Hiermee zouden we dan ook tot de conclusie moeten komen dat er maar één sociale kracht is die in staat is geweest om ecosystemen dusdanig te vernietigen dat het een geologisch significante gebeurtenis is: het kapitalisme.

Om een zesde uitstervingsgolf te voorkomen hebben we een serieuze, goed toegeruste, wetenschappelijk onderbouwde en breedgedragen interventie nodig. Gebeurt dat niet, dan zullen bedreigde soorten – met hun schoonheid, culturele waarde en ecologische functie – voor altijd van de aarde verdwijnen.

Zo’n interventie zou volgens het World Economic Forum en anderen ongeveer tussen de 400 en 700 miljard dollar kosten. Dit prijskaartje is ongeveer gelijk aan de jaarlijkse ‘defensie’-begroting van de Verenigde Staten (in 2020 715 miljard dollar). Ondertussen heeft de top 10 van rijkste mensen onderling meer dan genoeg geld (1300 miljard dollar in 2022) om massauitsterving af te wenden.

Het zou dus van nogal wat onwetendheid getuigen wanneer iemand stelt dat de beslissingen over geldmiddelen en prioriteiten genomen worden door de ‘mensheid’ als geheel. Als ‘wij’, als mensen, allemaal even schuldig zijn aan ecocide, dan zou het dus zo moeten zijn dat ‘wij’ allemaal ook willen dat een klein percentage van onze soort ervoor zorgt dat oplossingen niet worden bekostigd. Natuurbescherming en kapitalisme

Doordat neoliberaal kapitalisme zo duidelijk de maatschappelijke kracht achter de zesde uitstervingsgolf is, is het logisch om je af te vragen hoe natuurbeschermers zich ertegen verzetten. Natuurbescherming zou moeten worden gezien als objectief antikapitalistisch. Ongeacht of ze er zich bewust van zijn, proberen natuurbeschermers de biodiversiteit te redden van een systeem dat al het leven op aarde beoordeelt op winstgevendheid. De natuurreservaten die worden opgericht en de pogingen om soorten te redden staan dus lijnrecht tegenover de kapitalistische logica dat sommige soorten en leefgebieden mogen uitsterven omdat ze geen economische waarde hebben.

Met hun pogingen om niet-menselijk leven een plaats te geven binnen het kapitalistische systeem handelen natuurbeschermers als vakbondsvertegenwoordigers van de natuur. Dit lijkt misschien te simpel, maar deze vergelijking plaatst de strijd voor het behoud van natuur in het hart van het kapitalisme. Net als vakbonden staan natuurbeschermers tussen het reformisme – bijvoorbeeld de talloze bijeenkomsten van de Verenigde Naties – en revolutionaire opstand. Ze staan tussen kleine, lokale overwinningen die de leefomgeving voor één soort verbeteren en de noodzaak om een radicale wereldwijde herziening van ons economisch systeem af te dwingen.

Natuurbeschermers hebben maar weinig fondsen, ook al is het noodzakelijke geld niet veel als je het vergelijkt met andere kostenposten. Maar dat gebrek aan fondsen betekent dat het redden van biodiversiteit nu afhangt van de grillen van internationale organisaties, rijke overheden, filantropen en bedrijven die willen ‘greenwashen’. Niet geheel verrassend zetten al deze actoren zich af tegen radicale verandering en praten ze over natuurbescherming in de taal en logica van economische groei.

De grote donateurs van ngo’s stellen vaak eisen aan de organisatie waaraan ze geld doneren. Steeds meer staan deze donateurs erop dat de organisaties zich als bedrijven gaan gedragen (meestal achter de schaamlap van transparantie of ‘professionalisering’). Hierdoor wordt de ngo-sector steeds meer zoals het bedrijfsleven, waarin het dekken van de kosten belangrijker wordt dan ledenbijdragen en andere manieren om publiek draagvlak te creëren. Omdat een ngo relevant wil blijven en meer fondsen wil aantrekken dan andere ngo’s, laten de natuurbeschermers eventuele kritiek op het kapitalisme achterwege. In plaats daarvan zijn ze gericht op succes behalen binnen kapitalistische voorwaarden. Dit doen ze door het bezigen van concepten als ‘natuurlijk kapitaal’, ‘offsetting’ en ‘no net loss’. Met carbon offsetting (CO2– compensatie) kunnen bedrijven bijvoorbeeld hun ecologische voetafdruk verminderen door gewoon hetzelfde uit te stoten maar wel ergens anders bomen te planten.

Deze opschuiving van de natuurbeschermers naar rechts lijkt misschien naïef – aan kapitalisten vragen om op biodiversiteit te letten is net als vampieren vragen om zorg te dragen voor de bloedbank. Maar het aanschurken tegen de belangen van de elite is een weerspiegeling van een bredere rechtse trend in de samenleving. Deze kwestie bevestigt wat David Harvey al zei: ‘Alle kritiek op de menselijke relatie tot de natuur is tegelijkertijd een kritiek op de maatschappij zelf.’

Neoliberalisme

In 1992 kreeg de internationale en staatsgeleide natuurbescherming voor het eerst politiek en financieel draagvlak op de veelgeprezen Rio Earth Summit. Het post-Koude Oorlog optimisme van Rio 92 duurde echter niet lang. De jaren 90 waren niet de jaren van ‘duurzame ontwikkeling’, maar van het neoliberaal herinrichten van economieën. Met een combinatie van bezuinigingen, privatiseringen en nieuwe juridische constructies werd de markteconomie in het zadel gehesen om oplossingen te bieden voor zo’n beetje alles, van gezondheidszorg en landbouw tot transport en onderwijs.

Voor de landen in het mondiale Zuiden en in het voormalige Oostblok werden deze ‘hervormingen’ uitgevoerd door het IMF en de Wereldbank door ze als voorwaarde te stellen bij het kwijtschelden van schulden. In westerse landen konden de hervormingen worden doorgedrukt door de zwakte van linkse bewegingen.

De mooie woorden en principes rondom biodiversiteit en klimaatverandering die in Rio 92 voorbijkwamen werden compleet ongedaan gemaakt door het mondiale neoliberalisme van de jaren 90. Het ongecontroleerde kapitalisme schafte wetten ter bescherming van het milieu af, moedigde landjepik aan en gaf bedrijven ruim baan om de ecosystemen van de wereld naar hun hand te zetten voor winst en marktvoordelen. Binnen acht jaar na Rio 92 veranderde het kapitalisme van onze schijnbare ecologische redder in de aartsvijand van de natuur. Tegen het eind van het vorige millennium lag de weg dan ook open voor een een brede antikapitalistische samenwerking van natuurbeschermers en activisten.

Die jonge coalitie stond toen meteen tegenover militaire politie op de straten van Seattle tijdens de bijeenkomsten van de World Trade Organisation in 1999. Toen de G8 in Genua vervolgens werd gehouden in 2001, stonden er ook formele delegaties van westerse ngo’s zoals Oxfam op straat. Natuurbeschermingsorganisaties zoals het WNF waren ook in Genua, maar die bloederige top was ook meteen het hoogtepunt van radicalisme voor dit soort ngo’s. Toen het dodelijke en lukrake staatsgeweld werd losgelaten op de demonstranten werden de pandavlaggen van het WNF, die eerst nog wapperden in het traangas, opgerold en trokken meerdere ngo-delegaties zich terug uit de demonstraties. Er was 24 uur politiegeweld nodig om de ngo’s af te laten zien van antikapitalisme. Dit werd permanent gemaakt door de aantijging vanuit de mainstream media dat de ngo’s hetzelfde waren als de antikapitalistische beweging.

Deze knieval legde de basis voor de rechtse koers van de twee decennia erna. Neoliberalisme werd door ngo’s overgenomen in hun zoektocht naar politiek aanzien en legitimiteit in de mainstream. Net als met ngo’s uit andere sectoren kwam deze koers tot uiting in een hiërarchische bedrijfsstructuur en een onwrikbaar geloof in marktgestuurde oplossingen voor maatschappelijke problemen. Bij de natuurbeschermers specifiek gaf deze koers ook ruimte voor misantropische en elitaire ideeën die terugkomen in het nu populaire idee van rewilding: het verlaten of dereguleren van land om ‘natuurlijke’ processen de ruimte te geven.

Rewilding onder kapitalisme

Natuurbescherming bestond al vóór de strijdbewegingen van de jaren 60, vooral in de vorm van elitaire en koloniale afscherming van biodiverse stukken land. De grote nationale parken die overal in de wereld zijn opgericht waren oorspronkelijk koloniale of nationale ondernemingen om landgebruik te beperken. In sommige gevallen waren dit goedbedoelde projecten in samenwerking met de lokale bevolking, maar in veel van dit soort gebieden werden de oorspronkelijke bewoners verjaagd. Een voorbeeld is het Yellowstone National Park in de Verenigde Staten, waar de oorspronkelijke bevolking uit is gezet en het park de eerste paar decennia ook militair bezet werd. De wildreservaten in sub-Sahara Afrika werden opgericht onder Europees kolonialisme, soms in de laatste jaren van de directe overheersing. De namen van die reservaten verraden al de westerse politieke en ecologische oorsprong. ‘Nation Park’ weerspiegelt de wens om een bepaald uiterlijk te behouden en iets als ‘Game Reserve’ geeft duidelijk aan dat het reservaat bedoeld is om de rijken er te laten jagen. Maar ondanks de westerse en onnatuurlijke oorsprong van deze parken worden ze aangehaald als de beste voorbeelden van ‘wilde’ natuur waar de mensheid nooit heeft bestaan of impact heeft gehad.

Natuurbescherming heeft deze mythologie van wildernis in haar hele geschiedenis volgehouden en doet dit vandaag de dag nog steeds, ondanks het groeiende archeologische bewijs dat, buiten Antarctica en een paar eilanden, overal mensen te vinden waren, al lang voordat Europeanen begonnen aan hun ‘ontdekkingen’. In alle continenten, regio’s en leefgebieden maakten mensen deel uit – een belangrijk deel – van lokale, regionale en mondiale patronen in biodiversiteit (of ze nu jagers-verzamelaars waren, rondtrekkende of gesettelde boeren, of stedelingen). Het idee dat de grond die we als mens niet gebruiken de enige soort echte natuur is, is ahistorisch en misantropisch. Veel natuurbeschermers negeren de imperialistische en koloniale oorsprong van de huidige parken die als ‘wildernis’ te boek staan. Dat terwijl er talloze verborgen ecologische consequenties zijn verbonden aan het uitbannen van de oorspronkelijke bevolking en het vernietigen van de sociale structuren door de Europeanen. Deze ahistorische en apolitieke aanpak heeft bijgedragen aan het voortbestaan van racistische concepten zoals terra nullius (niemandsland), en beïnvloedt nu ook hoe mensen naar rewilding kijken.

Deze recente koerswijziging naar rewilding loopt parallel aan de focus op het beschermen van ‘wildernis’. Argumenten vóór rewilding – zoals E.O. Wilsons half earth-idee, waarin wordt gesteld dat we 30 tot 50 procent van de aarde moeten ‘teruggeven’ aan de natuur – klinken in eerste instantie goed, maar weerspiegelen eigenlijk de rechtse koers van de natuurbescherming. Het netwerk van de Verenigde Naties en de internationale ngo’s is in de eerste twee decennia van deze eeuw aangetast door intense neoliberale propaganda. De consensus rondom ‘duurzame ontwikkeling’ die in Rio 92 bereikt werd, is verwaterd en vermengd met het pro-marktidee van een ‘groene economie’. Toen de neoliberale overname zo ver kwam dat natuurbeschermings-ngo’s begonnen te pleiten voor de financialisering van de natuur, werd rewilding gezien als middel om de natuur weer te laten opkrabbelen. Maar rewilding wordt alleen gezien binnen de kapitalistische context, waardoor het potentieel ervan wordt belemmerd.

Onderliggende ontwikkelingen – een opkomende misantropie, de neoliberale overname van ngo’s en de commercialisering van de natuur door carbon offsetting – komen samen in hoe de politieke ecologie van rewilding zich ontwikkelt. Op veel stukken land in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en in Ierland wordt rewilding gebruikt door grootgrondbezitters om veel bomen te planten en daarmee een potentiële markt voor carbon offsetting aan te boren. Deze nieuwe en oude ‘Green Lairds’ worden aangemoedigd door consultants, bedrijven en natuurbeschermings- ngo’s. Rijke mensen en bedrijven zijn actief bezig met het opkopen van land in deze nieuwe ‘gold rush’. Grondmakelaars bellen boeren op om ze contracten aan te bieden, waarbij de boeren bomen moeten planten zodat de grondbezitter een slaatje kan slaan uit de nieuwe handel in emissierechten en koolstofkredieten.

Nu er geen democratische en ecostrategische plannen worden bedacht, is deze elitaire markt voor het rewilding gewoon een manier om nog meer land te monopoliseren, waarbij kleinere boeren uit het systeem worden gedrukt. Het dreigt ook landbouwgrond in het Westen te doen afnemen waardoor er meer eten moet worden geïmporteerd uit het mondiale Zuiden, met alle gevolgen voor ecologie en biodiversiteit van dien. Als rewilding deze markttrend blijft volgen, dan betekent dat bovendien op korte termijn minder biodiversiteit, omdat veel soorten hebben leren leven in de context van kleinschalige landbouw en niets hebben aan ondoordachte plannen om opeens een bos te planten.

Radicale natuurbescherming

Het verlies aan biodiversiteit van de afgelopen vijftig jaar is ecologisch en emotioneel traumatisch. Maar dit verlies valt in het niet bij wat er komen gaat als het kapitalistische project van de commercialisering van natuur ongehinderd verder kan gaan. De verwoeste ecosystemen en leefgebieden zijn nog niet geheel ineengestort, maar de combinatie van biodiversiteitsverlies en klimaatverandering betekent dat een catastrofe in lokale en regionale ecosystemen steeds dichterbij komt.

Zelfs tijdens de pandemie is dit barbaarse systeem verder gegaan met het vernietigen van biodiversiteit dankzij een winstgestuurde ecologie. Ondanks de verhalen die rondgaan heeft de natuur geen pauze gekregen door onze lockdowns. Het tegenovergestelde is waar: in Brazilië, bijvoorbeeld, zijn bosbranden ingezet om te ontbossen. Tussen april 2021 en 2022 is de snelheid van ontbossing in de Amazone verdubbeld. Dertig procent van het wetlandgebied Pantanal is in 2020 veranderd in land voor intensieve landbouw en rundveehouderij.

Nu het neoliberalisme dominant is geworden en de ngo’s deel uitmaken van diens ‘extreme centre’, is er een grote noodzaak om het radicale potentieel en het onderliggende antikapitalisme van natuurbescherming weer nieuw leven in te blazen. Het lijkt er gelukkig op dat biodiversiteit nu de aandacht krijgt die het verdient, zowel in theorie als in de praktijk, van radicalen en ecosocialisten. De stroming van convivial conservation die in Afrika en Europa is ontstaan, onderzoekt de voordelen van een grotere integratie van maatschappelijke ontwikkelingen en ecologie. Ook het half earth-idee, dat een misantropisch wereldbeeld propageert, wordt eindelijk bekritiseerd vanuit linkse hoek. Dit zijn maar een paar voorbeelden van het soort debatten waar links zich mee bezig moet gaan houden.

Ondanks de ecocidale koers van het kapitalisme is er nog ruimte voor het inherente vermogen van de natuur om te herstellen, maar alleen wanneer wij onze sociale formatie op een duurzame manier aanpassen. Er is een nieuw publiek voor radicale natuurbescherming, dankzij bijvoorbeeld de platforms van Extinction Rebellion. Maar er is ook een potentie voor een breder publiek dat openstaat voor antikapitalistische en ecosocialistische argumenten. Links kan in de strijd tegen kapitalistische commercialisering van de natuur laten zien hoe belangrijk de natuur voor de mensheid is.

Dit artikel verscheen twee jaar geleden oorspronkelijk in het Engels in Irish Marxist Review.

Jij wilt ons nieuws.





    Je emailadres is vereist.