Over ondernemende politici en politieke ondernemers
Door Pepijn Brandon
Geef toe, het was wel voorspelbaar. Ze presenteerde haar ‘beweging’ op een partyboot vol bouwmagnaten, laat haar financiering regelen via een BV, en nu heeft Verdonk ruzie over geld. ‘Onze tegenstanders staan natuurlijk te juichen langs de zijlijn: LPF-achtige toestanden bij Trots op Nederland!’, schreef ze terecht in haar nieuwsbrief. Maar na juichen (eigenlijk meer grinniken) is het tijd om dit fenomeen wat serieuzer onder de loep te nemen.
De term die Verdonk, of haar overgebleven goedbetaalde vriend Kay, er zelf aan verbond is passend gekozen. De Nederlandse elite heeft een lange geschiedenis van vermenging van zakelijke en politieke belangen, maar de openlijke manier waarop dat gebeurt deed zijn intrede met de LPF. Met de Grote Naamgever zelf, om precies te zijn. Toen Fortuyn nog maar net aan de slag was voor Leefbaar Nederland schepte hij al op: ‘Ik heb voor acht miljoen gulden aan toezeggingen binnen van mensen uit de wereld van het onroerend goed. U moet er niet van opkijken als na 15 mei de grondpolitiek hier drastisch verandert.’ Sinds die tijd zijn de patjepeeërs niet weg te denken uit de (rechtse) politiek.
Op het eerste oog is dat wel verklaarbaar. De actieve zakenlieden zijn op grote schaal te vinden in partijen die heel actief de belangen van zakenlieden behartigen. Verdonk beloofde in haar eerste speech als kartrekker van TON iets te doen aan de invloed van ‘belangengroepen’ en een teveel aan regelgeving, die er volgens haar voor zorgen dat er te weinig grote bouwprojecten van de grond komen (ze komt duidelijk niet zo vaak in Amsterdam). Ze pleit voor een ‘vlaktaks’, die de allerrijksten hetzelfde belastingtarief geeft als de allerarmsten.
Verdonks beweging is niet alleen racistisch, maar ook ‘klassistisch’: ze gelooft heilig in de superioriteit van de economische elite. De ‘hardwerkende Nederlander’ waar ze het zo graag over heeft, heeft minstens een miljoen op de bankrekening. Op de vraag of een vlaktaks niet oneerlijk zou uitwerken, was haar antwoord: ‘Daar gaat het ook niet om. Het gaat om meer en minder geld verdienen. De een is ondernemender dan de ander en bereid meer risico’s te nemen. Ik ken ondernemers die twintig uur per dag werken. Als je acht uur per dag voldoende vindt verdien je natuurlijk ook minder.’
Dat verklaart waarom rijke zakenlieden bereid waren Verdonk tijdens de verkiezingen voor het lijsttrekkerschap van de VVD rond te laten vliegen in een helikopter. Maar het verklaart nog niet waarom ondernemers zelf sinds de LPF zo’n vooraanstaande rol spelen in de rechts-populistische politiek.
Hoe gek het ook klinkt, maar in een kapitalistische samenleving is het helemaal niet vanzelfsprekend dat kapitalisten zelf de politiek in gaan. Over het algemeen huren ze daar anderen voor in, die misschien nog wel beter dan zijzelf in staat zijn hun belangen te behartigen. Die functionele scheiding houdt de echte elite politiek gezien buiten schot, en zorgt er ook voor dat de staat af en toe beslissingen kan nemen die tegen het korte-termijn winstbelang van individuele ondernemers ingaan, maar de belangen van de ondernemersklasse als geheel dienen.
Maar er zijn allerlei soorten overwegingen die individuele kapitalisten van deze koers af kunnen brengen. Eigenbelang, zoals we in het geval van Sinke hebben kunnen zien. Branchebelang, zoals dat van bouwondernemers die zich om de een of andere reden het zwarte schaap van de zakenwereld voelen. En in serieuzere gevallen klassenbelang, als delen van de elite het gevoel krijgen dat de gevestigde politiek er zo’n zootje van maakt dat ze zelf het heft in handen moeten nemen.
Alledrie de overwegingen komen voor in de VIP-rooms van rechts. Maar de openlijke vermenging van bedrijfsleven en staat hoeft niet gunstig uit te pakken voor de elite. Ze kan er ook toe leiden dat mensen zich versneld een aantal basiselementen van klassenbewustzijn herinneren, die ze daarvoor vergeten waren. Dat ondernemers niet de belangen van ons allemaal, maar de belangen van zichzelf dienen. Dat de staat er niet is voor ons welzijn, maar voor de rijken. En dat je politici die door die rijken betaald worden nooit moet vertrouwen.