Ouder maar niet gezonder: AOW-leeftijd naar 63 jaar
Deze stijgende levensverwachting zegt echter niets over de gezondheidstoestand van de oudere mens en hoe deze het leven kwalificeert. Na bestudering van het CBS-rapport ‘Gezondheid en zorg in cijfers 2009’ en verder statistisch onderzoek, kan worden geconcludeerd dat we misschien wel ouder worden, maar dat dit ouder worden gepaard gaat met ziekte en arbeidsgerelateerde aandoeningen.
Chronische aandoeningen
Het aantal gevallen van mensen met een chronische aandoening stijgt naarmate de leeftijd stijgt. Tweederde van de mensen boven de 65 jaar heeft te maken met een chronische aandoening. De helft daarvan heeft een combinatie van twee of meer chronische aandoeningen. Het aandeel van deze zogeheten multimorbiditeit neemt toe met de stijging van de leeftijd. Van de mensen boven de 75 jaar heeft 80 procent last van een chronische aandoening.
De drie meest voorkomende aandoeningen bij mensen tussen de 65 en 70 jaar zijn respectievelijk: gewrichtslijtage, hoge bloeddruk en nekaandoeningen. Opvallend daarbij is dat gewrichtslijtage en een hoge bloeddruk als de twee meest voorkomende aandoeningen al excessief beginnen te stijgen rond het 40ste levensjaar en dat deze lijn doorzet. De aandoeningen gewrichtslijtage en nekklachten zijn volgens het RIVM tevens de twee meest voorkomende arbeidsgerelateerde aandoeningen.
De cijfers in onderstaande grafiek zijn gemeten over het tijdsvlak vanaf 2001 t/m 2008
Als deze aandoeningen worden gerelateerd aan het soort arbeid dat wordt verricht, dan is het duidelijk dat bij al van deze aandoeningen de laagopgeleide handarbeider significant meer last heeft van al deze aandoeningen. De reden van dit verschil is met name te vinden in het aantal gewerkte dienstjaren en de zwaarte van de arbeid.
De cijfers in onderstaande grafiek zijn gemeten over het tijdsvlak vanaf 2001 t/m 2008
Arbeidsongeschikt
Een andere indicator om aan te geven dat de mens er niet gezonder op wordt, is het aantal arbeidsongeschikten onder ouderen. Onderstaande grafiek laat zien dat het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen rond het vijftigste levensjaar significant toeneemt tot 300.000 op het vijfenzestigste levensjaar. Hiervan zijn meer dan 200.000 mensen meer dan 80% arbeidsongeschikt. Dit is 20% van de totale bevolking in de leeftijdsklasse 60 t/m 65 jaar.
Klassenverschil in levensverwachting
Als we het verschil in inkomen relateren aan het soort onderwijs dat is genoten dan is er een groot verschil in de totale levensverwachting. Onderstaande grafiek laat het aantal jaren zien dat de gemiddelde 65 plusser met een bepaald opleidingsniveau naar verwachting nog te leven heeft. Een vrouw die hoger onderwijs heeft genoten wordt gemiddeld 3,2 jaar ouder dan een vrouw die lager onderwijs heeft genoten. Bij een man is dit verschil 3,6 jaar.
Als er echter gekeken wordt naar de levensverwachting in goed ervaren gezondheid, dan is dit verschil groter. Een vrouw die hoger onderwijs heeft genoten verwacht van de 21,4 die zij nog te leven heeft nog 14,4 jaar in goede gezondheid te leven. Bij een hoog opgeleide man is dit 12,8 jaar van de 17,5 jaar. Als deze cijfers worden vergeleken met personen die laagopgeleid zijn dan is het verschil schrikbarend. Een vrouw met lager onderwijs verwacht van 18,2 levensjaren die zij nog voor zich heeft nog 8,1 jaar in goede gezondheid door te brengen. Een laagopgeleide man brengt van de verwachte 13,9 levensjaren nog 7,2 jaar in goede gezondheid door.
Conclusie
Het is duidelijk dat de overheid alles op alles zet om mensen langer aan het werk te houden. Daarbij wordt voorbijgegaan aan de vraag hoelang mensen lichamelijk in staat zijn om te kunnen werken. Eveneens geldt dat ouderen mede door de verhoogde kans op arbeidsongeschiktheid niet aantrekkelijk zijn voor werkgevers. Bovendien zijn ze duurder dan een starter op de arbeidsmarkt, wat voor werkgevers ook al geen aanbeveling is. Het achterbakse idee van Donner dat oudere werknemers best wat minder mogen verdienen, om ze zo aantrekkelijker te maken voor werkgevers, geeft aan hoe vastberaden de overheid is en in hoeverre ze voorbij gaan aan de kwaliteit van leven.
Als arbeiders zullen wij bovenstaande argumenten moeten inbrengen en juist een verlaging van de AOW-leeftijd naar 63 jaar moeten eisen. Immers, wat hebben we als arbeiders aan een goede economie als onze sociale zekerheid en arbeidsvoorwaarden om zeep worden geholpen en we zelf niet de vruchten mogen plukken ten tijden van hoogconjunctuur. Het zijn zoals altijd de rijken die van een gezonde economie profiteren en het zijn diezelfde rijken die de goede economie om zeep helpen door hun hebzucht. Er is maar één oplossing om de economie uit het slop te halen: LAAT DE RIJKEN DE CRISIS BETALEN.