Onderwijsconvenant onderstreept noodzaak van een democratische AOb

De Algemene Onderwijsbond, met meer dan 80.000 leden met afstand de grootste vakbond van leerkrachten, is teruggekomen op haar akkoord met het kabinet en roept alsnog op tot stakingen. Goed nieuws, maar de vraag is hoe voorkomen kan worden dat dit soort problemen zich herhaalt.
5 november 2019

Vorige week kondigde de AOb vrij plotseling aan een convenant te hebben gesloten, daarmee akkoord te gaan en verder acties af te blazen. Dat was een nogal opzichtige schending van elementaire vakbondsdemocratie. Of het resultaat van een actietraject voldoende is of niet, moet worden bepaald door vakbondsleden die de acties hebben gedragen – de actievoerders hebben immers de risico’s van de staking gedragen en moeten leven met het resultaat.

De reactie van leerkrachten op social media was zo goed als unaniem tegen het akkoord. En niet zo gek ook: in plaats van de honderden miljoenen euro’s die structureel nodig zijn om het lerarentekort tegen te gaan en om de structurele onderbetaling van leerkrachten in het PO en in het speciaal onderwijs tegen te gaan werd structureel slechts 16,5 miljoen geboden. Onderwijs ondersteunend personeel (OOP) werd in het hele convenant niet genoemd.

Er werd allerlei scholingsgeld te beschikking gesteld waar niet om was gevraagd – het personeelstekort is immers veel nijpender en bovendien hebben leerkrachten helemaal geen tijd voor cursussen. Van de incidentele uitgaven aan onderwijs was bovendien een groot deel ongeoormerkt, waardoor er geen enkele garantie is dat het ten goede komt aan onderwijs en onderwijzers.

Intimidatie

Wie zich afvroeg hoe het AOb-bestuur kon instemmen met zo’n akkoord kon het antwoord de volgende dag lezen op de site van de bond. Kort gezegd: het bestuur was gezwicht voor schaamteloze intimidatie door minister Slob. ‘Als de AOb het convenant dat gisteren is getekend door onderwijsminister Arie Slob, de werkgevers en de gezamenlijke vakbonden, niet had getekend, waren de onderhandelaars niet welkom geweest aan de cao-tafel waar het geld verdeeld wordt.’

Het is een veelgebruikte en agressieve anti-vakbondsstrategie van werkgevers, in dit geval het ministerie, om te dreigen om sterkere vakbonden te boycotten en zaken te doen met zwakkere en kleinere bondjes die ze gemakkelijk om de vinger kunnen winden.

De reactie op Slobs smerige machtsspelletje had moeten zijn om de stakingen op te schalen. Daarmee had de bond hard en helder duidelijk kunnen maken dat leerkrachten niet met zich laten sollen en dat het kabinet een groot maatschappelijk probleem creëert door dat wel te proberen. Dat het AOb-bestuur er aanleiding in zag om akkoord te gaan met een slap convenant spreekt boekdelen over het vertrouwen dat zij hebben in de kracht van hun achterban.

Bureaucratie

Maar het zegt ook iets over de aard van de vakbondsbureaucratie: zij onderhandelen namens hun achterban, maar zijn uiteindelijk veel meer in gesprek met werkgevers dan met leerkrachten. Hun werk bestaat uit onderhandelen, actievoeren zien zij als een onderbreking van dat werk. Op die manier raken zij vervreemd van de werkvloer en hebben ze te weinig oog voor de noodzaak om vakbondsmacht op te bouwen die de tegenstander effectief onder druk kan zetten.

In de AOb speelt bovendien dat er een groot gebrek is aan democratie: leerkrachten kunnen geen kaderlid worden en er zijn ook geen vakbondsgroepen op schoolniveau. De enige manier om actief vakbondslid te worden is om je aan te melden als schoolcontactpersoon, maar die staan niet onderling met elkaar in contact. Daarbij organiseert de AOb niet alleen onderwijzers en OOP’ers, maar ook directieleden, terwijl de belangen van die groepen niet altijd overeenkomen.

Democratisering

Het ondemocratische en gebureaucratiseerde karakter van de AOb is een groot probleem: de problemen in het onderwijs zijn veel te hoog opgelopen. Voordat er eindelijk actie kon worden gevoerd moesten tienduizenden leerkrachten zich via social media organiseren in POinActie, de AOb kwam pas in reactie hierop in beweging. Sinds die eerste massale stakingsdag in het najaar van 2017 heeft de AOb geprobeerd om de geest terug in de fles te krijgen en POinActie te isoleren. De acties van de afgelopen jaren waren daarom veel minder effectief dan ze hadden kunnen zijn.

POinActie liep steeds tegen een muur van bureaucratie op en probeerde een eigen bond op te richten, zonder succes. Groepen als Leraren in Actie en POinActie kunnen een belangrijke rol spelen in de acties en dat hebben ze ook bewezen. Maar ze kunnen geen alternatief zijn voor een grote en sterke onderwijsbond, die een aanzienlijk deel van de leerkrachten organiseert en beschikt over een stakingskas.

Dat de AOb zich genoodzaakt heeft gezien om onder druk van de leden toch te gaan staken en dat voorzitter Liesbeth Verheggen is opgestapt is goed nieuws. Het gevaar is echter dat de AOb nu opnieuw met een halfslachtig actietraject komt. Om de kloof tussen het AOb-bestuur en gewone leerkrachten te dichten zou de bond grondig gedemocratiseerd moeten worden. Groepen als LiA en POiA zouden daar een belangrijke rol in kunnen spelen.

Morgen zullen leerkrachten hopelijk opnieuw massaal in staking gaan, dat kan het kabinet een krachtig signaal sturen. Maar om dit gevecht te winnen en de positie van leerkrachten werkelijk te versterken is het van groot belang dat er een strategie wordt ontwikkeld om van de AOb een vakbond te maken waarin vakbondsleden en niet bestuurders het laatste woord hebben.