Onderwijs in het coronatijdperk

Foto: Wikimedia Commons
De sluiting van de scholen heeft tot een situatie geleid die op termijn onhoudbaar is. Het is daarom onvermijdelijk dat de scholen op een gegeven moment weer open gaan. De vraag is wanneer en hoe dit op een veilige en verantwoorde manier kan gebeuren.
10 mei 2020

Komende maandag zullen de eerste scholen weer gedeeltelijk opengaan. Veel docenten, ouders en leerlingen hebben gemengde gevoelens. Het is bijna twee maanden geleden dat de scholen hun deuren sloten. Dat gebeurde destijds onder druk van ouders die hun kinderen thuis hielden en docenten die aan gaven niet meer naar school te (kunnen) komen.

Sindsdien is gebleken dat afstandsonderwijs geen goed alternatief is voor onderwijs op school. De leerlingen hebben het vooral op sociaal vlak moeilijk. Dit terwijl sociale contacten juist enorm belangrijk zijn voor kinderen. Onder docenten leidde het afstandsonderwijs tot een hogere werkdruk, terwijl ook zij de energie moeten missen die ze normaal halen uit het directe contact met leerlingen

Ouders kwamen door het sluiten van de scholen plotseling voor hele nieuwe uitdagingen te staan. In veel gevallen werden ze gedwongen thuiswerken te combineren met de zorg voor hun kinderen. Met name ouders van jongere kinderen hebben er een dagtaak aan hun kinderen bezig te houden en te ondersteunen bij hun schoolwerk.

Het is voor iedereen duidelijk dat dit een onwenselijke, en op termijn onhoudbare situatie is. Ook is het onwaarschijnlijk dat er op afzienbare termijn een vaccin tegen het coronavirus beschikbaar zal zijn. Deze twee factoren zorgen ervoor dat het onvermijdelijk is dat de scholen weer zullen worden geopend terwijl het coronavirus nog niet volledig onder controle is. De grote vraag is echter onder welke voorwaarden dit gebeurt.

RIVM-onderzoek

Na de sluiting van de scholen gaf de regering aan dat de beslissing de scholen weer te openen af zou hangen van het RIVM-onderzoek naar de rol van kinderen bij de verspreiding van het coronavirus. ‘Het onderzoek moet klaar zijn’ zei Minister van Onderwijs Arie Slob. Maar het onderzoek is nog altijd niet afgerond. In Noord-Brabant – de zwaarst getroffen Nederlandse provincie – is het zelfs afgeblazen wegens gebrek aan testcapaciteit en menskracht. Aan deze ‘harde voorwaarde’ die het kabinet zelf stelde, wordt dus niet voldaan.

In plaats daarvan presenteerde Jaap van Dissel, directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM, de voorlopige bevindingen van het onderzoek. De rode draad van zijn toelichting was dat kinderen nauwelijks symptomen vertonen en dat kinderen ondervertegenwoordigd zijn binnen de bevestigde coronagevallen. Op basis hiervan concludeerde hij dat de rol van kinderen bij de verspreiding van het virus verwaarloosbaar zou zijn.

Maar hoe hard is deze conclusie? Het is al langer bekend dat ook mensen die geen symptomen hebben het virus kunnen verspreiden. Daarnaast worden de voorlopige bevindingen van het RIVM ook tegengesproken door verschillende internationale onderzoeken. Uit een Duits onderzoek bleek onlangs dat kinderen met het virus waarschijnlijk even besmettelijk zijn als volwassenen. Een Chinees-Amerikaanse studie kwam onlangs tot dezelfde conclusie.

Op 6 april stelde ook het Outbreak Management Team (OMT) een advies aan het kabinet op, waarin vijf ‘harde voorwaarden’ werden gesteld voor het versoepelen van de maatregelen. Het was op zich al opvallend dat de voorwaarden van het OMT voor versoepeling veel minder ver gingen dan de voorwaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Nog opvallender was dat Nederland zelfs aan de veel soepelere voorwaarden van het OMT bij lange na niet voldoet. Desondanks adviseerde datzelfde OMT op 20 april om de maatregelen alsnog te versoepelen.

Weinig vertrouwen

Dat zowel het kabinet als het OMT de voorwaarden negeren die ze zelf hebben opgesteld, schept weinig vertrouwen onder docenten. Volgens een vertrouwelijke nota van het Ministerie moest de aanwezigheid van een ‘witte jas’ bij de persconferentie ‘maatschappelijke onrust’ als gevolg van het besluit de scholen weer te openen voorkomen. In de praktijk betekende het dat Jaap van Dissel aan de zijde van Rutte verscheen om het kabinetsbesluit te verdedigen.

Uit onderzoek van DUO Onderwijsonderzoek & Advies blijkt dat er desondanks onder docenten grote twijfels zijn over de gang van zaken. Bijna een kwart van de docenten geeft aan geen vertrouwen te hebben in de onderbouwing van het OMT dat kinderen nauwelijks een besmettingsrisico vormen. Meer dan een derde vindt het onverantwoord dat de scholen weer open gaan.

Met name het feit dat het kabinet niet heeft gewacht op het RIVM-onderzoek roept veel vraagtekens op. Meer dan twee derde van de docenten vindt dat het kabinet dit onderzoek had moeten afwachten. Bijna twee derde van de docenten is bang zelf besmet te raken. Meer dan de helft vreest collega’s of leerlingen te besmetten. Sommige docenten geven daarbij aan het gevoel te hebben als ‘proefkonijn’ te fungeren.

Desondanks geeft de overgrote meerderheid van het docentenkorps aan niet thuis te zullen blijven wanneer de scholen weer open gaan. Ongetwijfeld speelt het gevoel de leerlingen niet in de steek te willen laten hierbij een belangrijke rol. Maar het betekent ook dat docenten zichzelf opnieuw opofferen om de gaten die vallen door falend kabinetsbeleid dicht te lopen.

Onderwijs onder druk

Het onderwijs stond immers al onder grote druk voor de uitbraak van het coronavirus. Het lerarentekort springt daarbij het meeste in het oog. In december rapporteerde de Amsterdamse wethouder Marjolein Moorman dat alleen al in de hoofdstad 10.000 basisschoolleerlingen geen echte docent hebben. De actie ‘Trek aan de bel’ van de Algemene Onderwijsbond (AOb) maakte duidelijk dat in de maand februari 40.000 leerlingen ‘geen of geen goed onderwijs’ kregen.

Het daadwerkelijke aantal ligt waarschijnlijk hoger. De actie van de AOb was er in de eerste plaats op gericht ‘om ministerie en inspectie op het belang van registratie te wijzen’. Bij gebrek aan een goed landelijk registratiesysteem hebben Rotterdam en Den Haag geprobeerd het aantal ‘verborgen vacatures’ in kaart te brengen. Dat zijn ‘vacatures waarvoor een alternatieve oplossing is gevonden omdat er geen bevoegde leraar beschikbaar is’. In Rotterdam stonden er tegenover de 40 officiële vacatures 120 verborgen vacatures. In Den Haag stonden er tegenover de 41 officiële vacatures zelfs 332 verborgen vacatures.

Dat het onderwijs in Nederland – ondanks de enorme tekorten – nog steeds overeind staat, heeft alles te maken met de tomeloze inzet van docenten. Dat terwijl diezelfde docenten al te maken hebben met hoge werkdruk en toenemende administratieve lasten. Het resultaat is dat het onderwijs al jaren op de eerste plek staat wat betreft het aantal burn-outklachten.

Docenten hebben de afgelopen jaren keer op keer aangegeven dat er structureel moet worden geïnvesteerd om de tekorten aan te pakken en de werkdruk te verlagen. In 2012 trokken 50.000 docenten tijdens een staking naar de Amsterdam ArenA. In 2017 kwamen 60.000 basisschooldocenten naar Den Haag in het kader van POinActie. Afgelopen jaar werd er in november opnieuw gestaakt. Eind januari van dit jaar volgde zelfs een tweedaagse staking.

Maar elke keer blijven de benodigde structurele investeringen uit. Dat heeft niet alleen kwalijke gevolgen voor docenten. De toenemende tekorten en de stijgende werkdruk leiden er ook toe dat docenten niet langer de individuele aandacht kunnen geven aan leerlingen die ze nodig hebben. Het zijn de kwetsbare kinderen die daar al jaren het hardst onder lijden.

Het zijn nu ook de kwetsbare kinderen die het hardst te lijden hebben onder de sluiting van de scholen. Uit verschillende bronnen blijkt dat scholen sinds de sluiting halverwege maart het contact kwijt zijn geraakt met duizenden leerlingen. Er wordt hard gewerkt door scholen en gemeentes om dat contact weer te leggen, maar het laat zien voor welke problemen de sluiting van de scholen zorgt.

Dat kwetsbare kinderen het hardst getroffen worden is echter niets nieuws. Het is glashelder dat deze groep nu misbruikt wordt om docenten aan te spreken op hun verantwoordelijkheidsgevoel. Wanneer de scholen weer geopend zijn, de ouders weer naar hun werk kunnen en de economie weer draait, zal er voor deze kinderen niets veranderd zijn.

Testcapaciteit

Het is dan ook geen toeval dat het kabinet de periode dat scholen gesloten waren, niet gebruikt heeft om het maximale te doen om de voorwaarden voor heropening van de scholen te creëren. Tijdens de persconferentie van 21 april gaf Mark Rutte aan dat ‘een cruciale en harde randvoorwaarde is dat we leerkrachten het personeel in de opvang dezelfde testmogelijkheden geven als het zorgpersoneel. Dus bij klachten kunnen zij zich laten testen.’

Maar wanneer pas getest wordt als iemand klachten heeft, is het in veel gevallen al te laat. In plaats daarvan zouden zowel docenten als leerlingen regelmatig moeten worden getest. Op die manier is de kans dat nieuwe besmettingen sneller worden gesignaleerd veel groter. Het kabinet geeft steeds verschillende redenen waarom er niet méér getest wordt. Het lijkt er echter op dat het belangrijkste obstakel voor regelmatig testen het kabinet zelf is.

Hetzelfde geldt voor het opzetten van een goed systeem voor bron- en contactonderzoek. Dit was één van de harde voorwaarden van het OMT voor versoepeling van de maatregelen. Deze voorwaarde werd zelfs herhaald in het advies van het OMT van 20 april. Dat bron- en contactonderzoek zou moeten worden uitgevoerd door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD). Maar uit een rondgang van de NOS blijkt dat deze hier helemaal niet op voorbereid is.

De problemen met het bron- en contactonderzoek zijn al langer bekend. De GGD is inmiddels al geruime tijd gestopt met actief bron- en contactonderzoek in verband met een tekort aan menskracht. In plaats van deze tekorten aan te pakken, heeft het kabinet vooral ingezet op de ontwikkeling van een app, die er voorlopig ook niet komt.

De periode dat de scholen gesloten waren, had gebruikt moeten worden om dit soort zaken te regelen. Het kabinet had in de economie in moet grijpen om zelf de productie van beschermende middelen ter hand te nemen, de testcapaciteit op te schalen en een goed systeem voor bron- en contactonderzoek op te zetten.

Dat daar geen werk van gemaakt is, is een ideologische keuze van het kabinet. Het kabinet was er immers als de kippen bij om grote bedrijven als KLM financieel te ondersteunen. Dit geld – wat gebruikt had kunnen worden om mensenlevens te redden – verdwijnt nu ‘naar oliehandelaren en leasemaatschappijen’.

Daar komt bij dat noch het kabinet noch het OMT probeert het virus in te dammen. Viroloog Ann Vossen, lid van het OMT, zei hierover: ‘We willen dat het virus langzaamaan voortkabbelt, (…) dus eventueel ook via de kinderen, de kinderen onderling ook eventueel, die hebben daar dan nauwelijks klachten van, ze zullen misschien een keer een vader of moeder besmetten, hopelijk hebben die ook hele milde klachten.’

‘Duivels dilemma’

Tijdens de persconferentie van 21 april raakte Mark Rutte een gevoelige snaar toen hij sprak van een ‘duivels dilemma’. Dat is ook het gevoel waar veel docenten, ouders en leerlingen mee zitten. Het is duidelijk dat de sluiting van de scholen grote problemen met zich heeft meegebracht, maar het is ook duidelijk dat het opnieuw openen van de scholen grote risico’s met zich meebrengt.

Maar voor Rutte is dit nooit een ‘duivels dilemma’ geweest. Hij gaf tijdens diezelfde persconferentie immers al aan dat hij zelf nooit voorstander geweest is van het sluiten van de scholen. De leidende strategie van het kabinet en van het OMT is nog altijd die van de groepsimmuniteit, ook al is er geen enkele wetenschappelijke onderbouwing voor deze strategie. Het is echter wel de strategie die de meeste ruimte geeft om de economie te laten draaien op een manier waarbij de winsten van de grote bedrijven zoveel mogelijk buiten schot blijven.

Het is ook de reden dat het kabinet de afgelopen maanden kostbare tijd heeft verspeeld bij het creëren van de voorwaarden waaronder de scholen weer op een veilige manier open zouden kunnen gaan. Het onderwijs is tijdens de coronacrisis door het kabinet opeens verheven tot een ‘vitale sector’, maar dat betekent allerminst dat het kabinet de belangen van docenten, leerlingen en ouders opeens serieus is gaan nemen.

Krachtsinspanning

Docenten worden nu opnieuw aangesproken op hun verantwoordelijkheidsgevoel. De afgelopen maanden hebben enorm veel van hun gevraagd. Zonder morren werd een enorme krachtsinspanning verricht om de omschakeling naar afstandsonderwijs goed te laten verlopen. Twee derde van de docenten geeft aan dat afstandsonderwijs een grotere werkdruk met zich meebrengt dan onderwijs op school.

Nu de scholen weer opengaan, komen docenten voor nieuwe uitdagingen te staan. Hoe kunnen ze les gaan geven op een manier waarbij de eigen veiligheid en de veiligheid van de leerlingen zoveel mogelijk gegarandeerd kan worden. Zeker wanneer de maatregelen die daarvoor nodig zijn op gespannen voet staan met zowel de kwaliteit als de kwantiteit van het onderwijs.

Doordat scholen zelf de ruimte krijgen om invulling te geven aan onderwijs, zal per school verschillen hoe er om wordt gegaan met de situatie die nu ontstaat. Maar overal zullen docenten de druk voelen in te leveren op veiligheid en hogere werkdruk te accepteren om het onderwijs zoveel mogelijk door te laten gaan. Het resultaat hiervan zal zijn dat de reeds bestaande problemen in het onderwijs alleen maar verder zullen vergroten.

Veiligheid, werkdruk en autonomie

Het is daarom belangrijk dat de veiligheid van docenten en leerlingen centraal komt te staan. Dat betekent dat er voldoende beschermende middelen aanwezig zijn, inclusief de verplichting om mondkapjes te dragen. Het betekent ook dat er geaccepteerd moet worden dat leerlingen voorlopig minder onderwijs zullen krijgen dan ze gewend zijn.

Daarnaast is het alle hens aan dek wat betreft de werkdruk. Er werd al te veel gevraagd van docenten voor de uitbraak van het coronavirus en er werd nog meer gevraagd van docenten toen de scholen werden gesloten. Er komt een moment dat de boel daadwerkelijk gaat imploderen. Een belangrijke factor hierbij is dat de administratieve lasten voor docenten moeten worden verminderd.

Die administratieve lasten hangen nauw samen met de richtlijnen van bovenaf waar docenten mee geconfronteerd worden. Hierdoor raken docenten steeds meer de controle kwijt over hun werk. Dit gebrek aan autonomie leidt vervolgens weer tot een verdere stijging van de werkdruk.

Gezien de omstandigheden is en blijft het onverantwoord de scholen op dit moment opnieuw te openen. Het kabinet heeft daarbij een bijzonder kwalijke rol gespeeld. Nu de scholen toch weer open gaan en docenten geconfronteerd worden met nieuwe uitdagingen, zouden veiligheid, werkdruk en autonomie gegarandeerd moeten worden.

Maar als resultaten uit het verleden enige indicatie zijn, zullen we dit zelf moeten afdwingen door middel van actie van onderaf. Het is wat dat betreft bemoedigend dat ouders en docenten twee maanden geleden er in slaagden Rutte te dwingen de scholen te sluiten.

Om deze strijd effectief te kunnen voeren is het noodzakelijk dat de onderwijsbonden hun terughoudende opstelling laten varen. Dat zal echter niet vanzelf gaan. In het verleden is meermaals gebleken dat een hardere opstelling van de onderwijsbonden alleen kan worden afgedwongen door druk van onderaf. Netwerken zoals Leraren In Actie kunnen daarbij een nuttige rol spelen.

De coronacrisis heeft opnieuw duidelijk gemaakt hoe ontzettend belangrijk goed onderwijs is. Het heeft ook opnieuw duidelijk gemaakt dat de rol van docenten veel groter is dan het overbrengen van de lesstof. Het is helaas ook opnieuw duidelijk geworden dat de belangen van docenten, ouders en leerlingen in onze maatschappij niet voorop staan. Het wordt tijd dat te veranderen.