Olieprijzen en de recessie
Door Alex Callinicos
Dat komt vooral doordat de leidende kapitalistische staten duidelijk hebben gemaakt dat ze bereid zijn via centrale banken zoveel geld in de economie te pompen als nodig is om een instorten van het internationale banksysteem te voorkomen.
Martin Wolf, die de belangrijkste economische commentaren schrijft voor de Financial Times, is in dit soort zaken een beetje een windvaan. In maart was hij heel pessimistisch. ‘Dit is geen crisis van corrupt kapitalisme in opkomende economieën, maar van het ontwikkelde, door regels gestuurde kapitalisme van de meest ontwikkelde economie van de wereld. Ja, de regering kan de economie redden. Ze wordt daar nu zelfs toe gedwongen. Maar dat is niet het eind van het verhaal.’
Vorige week was Wolf alweer terug op zijn oude neoliberale toon, en verklaarde hij: ‘De markt heeft gelijk’. De opmerking ging over de olieprijs, die nu op een piek staat van 126 dollar per vat. Wolf ontweek de controversiële vraag in hoeverre de prijsstijging in olie en andere primaire goederen gedreven wordt door financiële speculatie. Het kwam erop neer dat speculatie geen significant effect heeft op prijzen en een nuttige rol speelt bij het samenbrengen van vraag en aanbod.
Maar een andere, minder toonaangevende columnist van de Financial Times, Tony Jackson, beweerde het tegenovergestelde in een stuk met als kop ‘Speculanten feesten bij exploderende goederenprijzen’. ‘In 2006 concludeerde het Internationaal Monetair Fonds (IMF) nog dat speculatieve activiteiten in goederenhandel reageerden op de prijsbeweging, in plaats van andersom. Maarin maart vroeg het IMF zich af waarom prijzen nog steeds stegen ondanks de kredietcrisis en de economische teruggang. Een belangrijk deel van de reden was opkoping door financiers.’
Speculanten zijn al langer bezorgd dat de financiële zeepbel een keer zou barsten – en met reden, zoals gebleken is. Ze begonnen te investeren in goederen toen de prijzen begonnen te stijgen rond de helft van dit decennium. ‘Toen de wereld wakker begon te worden en het gevaar van inflatie herkende, werd de prijs van goederen gezien als belangrijke inflatiedam,’ voegde Jackson toe. ‘Het addertje onder het gras is dat waar het opkopen van goederen de prijs opdrijft, dit hetzelfde effect heeft als een hamster die in een rad rondjes rent.’
Wat de krachten ook zijn die de olieprijzen opdrijven, de stijging is zeker. Sommige analysten voorspellen prijzen van 200 dollar per vat. Dat zou een ernstige wereldwijde recessie onvermijdelijk maken, onafhankelijk van de ontwikkelingen op de kredietmarkt. Daarom drong George Bush aan op hogere olieproductie tijdens zijn recente bezoek aan Saudi-Arabië. De Saudische koninklijke familie wachtte zorgvuldig tot Bush weg was, en kondigde daarna aan dat ze al een week eerder besloten had de olieproductie te verhogen – een teken dat zelfs het meest seniele Arabische regime het zich niet kan veroorloven om te worden gezien als een schoothondje van de VS.
Maar zelfs als de stijging van de olieprijzen tijdelijk stopt zijn de VS en de wereldeconomie nog niet uit de problemen. Jean-Claude Trichet, de president van de Europese Centrale Bank, weigerde in een BBC-interview te zeggen dat de kredietcrisis voorbij is. De rentes die banken aan elkaar vragen is nog steeds heel hoog, wat een uiting is van een gebrek aan vertrouwen. En de huizenprijzen in de VS dalen nog altijd historisch snel, waardoor verdere verliezen over het financiële systeem worden verspreid.
Het is nog altijd moeilijk te voorspellen hoe diep de opkomende recessie zal zijn. Maar zoals gebruikelijk kunnen we verwachten dat gewone mensen moeten betalen. Mervyn King, bestuurder van de Bank of England, maakte dit duidelijk toen hij zei: ‘Het leuke decennium ligt achter ons.’ Hogere prijzen zouden zorgen voor ‘druk op de reële lonen die de consumentenuitgaven en de productie van goederen mogelijk sterk zal vertragen.’ We kunnen dus niet zeggen dat we niet gewaarschuwd zijn. De vraag is wat we eraan gaan doen.
Dit artikel is een vertaling uit de Socialist Worker van deze week