Ode aan de Egyptische revolutie

The Egyptians, a Radical Story is een heerlijke pageturner die opent met de strijd van Shahenda Maklad en haar man Salah Hussein tegen grootgrondbezitters in hun dorp Kamshish in de jaren vijftig.
9 januari 2017

Door Janneke Prins

Grootgrondbezitters hielden irrigatiekanalen voor zichzelf, arme boeren moesten het water om hun akkers te bevloeien letterlijk bevechten. Dit verhaal loopt – zoals auteur Jack Shenker de klassenverschillen in zijn boek keer op keer weet neer te zetten – parallel aan dat van de Egyptische staat. Zo beloofde president Nasser grootgrondbezit aan te pakken op voorwaarde dat gewone mensen uit de politieke arena zouden blijven.

Deze paternalistische opstelling van Nasser werd voortgezet door zijn opvolgers. Het verklaart waarom El-Sisi in 2013 zichzelf opwierp als ‘redder van het vaderland’. In de tussenliggende vijftig jaar zette Sadat met zijn infitah-beleid de deur open voor neoliberalisme, maakte Mubarak een verregaande vorm van gentrificatie mogelijk met megalomane bouwprojecten en probeerde Morsi de deksel op de revolutie te houden. Deze rode lijn in het boek maakt bovendien duidelijk dat het land geen speelbal van internationale belangen was, maar dat de Egyptische heersende klasse een eigen agenda had en die met staatsrepressie decennialang heeft kunnen uitvoeren.

De revolutie in 2011 heeft daar verandering in gebracht. Shenker illustreert dit aan de hand van schitterende voorbeelden uit de bedrijven en lokale acties tegen multinationals. Rond 2007 begon in de katoenindustrie in El Mahalla al protest te klinken tegen Nassers idee van de arbeider als bondgenoot van de staat in het productieproces. In plaats van de gebruikelijke sit-ins gingen de katoenarbeiders over tot idrab (stakingen).

Dit was de voorbode voor de vorming van fi’awi’s – direct na de revolutie. Deze fi’awi’s zijn een soort militante vakbonden, waardoor het zelfvertrouwen van arbeiders na de januaridagen georganiseerd blijft. Hieruit ontwikkelt het fenomeen tatheer (reiniging), dat collectieve democratie betekent tegen de ‘mini-Mubaraks’ (bazen) in de bedrijven. Deze kwalitatieve verschuiving van het karakter van het protest toont ook de zwakte van El-Sisi aan. Zijn hevige staatsrepressie komt niet voort uit een gevoel van stevig in het zadel zitten, integendeel.

Interessant is ook het hoofdstuk waarin Mohamed Tolba en Tony Sabri voorkomen. De eerste is een salafist, de tweede een kopt. Beiden hebben gemeen dat hun deelname aan de revolutie aantoont hoe geloof geen vastomlijnd hokje is. Tolba herinnert zich het Tahrirplein als volgt: ‘Ik zag marxisten hun tent opslaan naast islamisten. Er is een enorme breuklijn in dit land, maar diep van binnen geloof ik niet dat die religieus van aard is.’


Shenker voert ook veel mensen op die juist rond 2011 radicaliseerden, zoals Aladin Tawfiq Harkan, de chauffeur die Tony Blair in Sharm El Sheikh rondreed. Deze chauffeur had niets met politiek, totdat hij in zijn dorpje middenin een demonstratie terecht kwam. Voordat hij blind geschoten werd, was Aladin ooggetuige van grof staatsgeweld. Het maakte hem in een enkele dag revolutionair.

En zo zijn er duizenden Egyptenaren die politiseren op een manier die Nasser en zijn opvolgers wilden voorkomen. Zoals vakbondsactivist Mostafa Deraa uit Suez zelfbewust als perspectief schetst: ‘Deze strijd is zich aan het ontwikkelen. Mubaraks economie, de investeerders’ economie, jullie [Westerse] economie: ze heeft nog nooit een strijd meegemaakt als deze. Geloof me, ik weet wie er gaat winnen.’

Jack Shenker
The Egyptians, a Radical Story
Allen Lane – Penguin 2016 / 544 pagina’s / €18,15