Nooit meer! Hoe we de fascisten kunnen stoppen

Antifascisten werpen barricades op tegen de mars van de British Union of Fascists, Cable Street, Oost Londen, 4 oktober 1936.
De dreiging van het fascisme waart opnieuw door de straten van Europa, ondanks het feit dat Hitlers Holocaust nog vers in het geheugen ligt. Maar dit is niet onvermijdelijk of onstuitbaar. Veel mensen willen de fascisten tegenhouden. Om dit te doen moeten we kijken hoe de nazi's voet aan de grond hebben gekregen – en hoe we ze in de kiem kunnen smoren.
3 december 2011

Door Chris Bambery

De dreiging van het fascisme waart opnieuw door de straten van Europa, ondanks het feit dat Hitlers Holocaust nog vers in het geheugen ligt.

In het oosten van Duitsland bestookten de nazi’s op klaarlichte dag een pension voor vluchtelingen. In Frankrijk beweert LePen, de Leidende Europese nazi, dat de Holocaust een ‘detail van de geschiedenis’ was – en toch haalde zijn fascistisch Front National meer dan vier miljoen stemmen.

Ook elders in Europa hebben nazi-partijen een doorbraak gemaakt, zoals in België en in Duitsland; in Nederland is een kleine, maar zekere groei van de fascisten zichtbaar. Het tij van het nazisme komt op een alarmerende manier internationaal op.

Maar dit is niet onvermijdelijk of onstuitbaar. Veel mensen willen de fascisten tegenhouden. Om dit te doen moeten we kijken hoe de nazi’s voet aan de grond hebben gekregen – en hoe we ze in de kiem kunnen smoren.

Voorwoord

Mölln, november 1992: nazi’s steken het huis van een Turks gezin in de fik. Drie vrouwen, waaronder een meisje van 10, verbranden levend. Het is opeens weer glashelder: fascisme is moord!

Deze moord volgde op een serie van brandstichtingen in asielzoekerscentra, waarvan de meest beruchte totnogtoe die in 1991 in Hoyerswerda, en die in augustus 1992 in Rostock zijn. Daar bestormden nazi’s, toegejuicht door een aantal buurtbewoners, een opvangcentrum. De nazi’s zijn terug in Europa. Er is niks typisch Duits aan de opkomst van het fascisme. In Frankrijk groeit het Front National van LePen als kool, en die vormt nu de sterkste nazi-organisatie van Europa. De British National Party, het Vlaams Blok in België, de MSI in Italië, in heel Europa groeit het nazi-gevaar, en dus de noodzaak daartegen te vechten.

Er is gelukkig ook verzet. Een week na de pogrom in Rostock demonstreerden daar 20.000 mensen tegen de nazi’s. Na de moord in Mölln gingen tienduizenden, soms honderdduizenden mensen week in week uit de straat op tegen de fascistische terreur.

Maar om de nazi’s effectief te kunnen bestrijden, moeten we de wortels van het fascisme blootleggen, kijken wiens belangen de nazi’s dienen en leren van eerdere ervaringen uit de antifascistische strijd. Om hieraan een bijdrage te leveren, brengen de G.I.S. een bewerking uit van Killing the nazi menace van Chris Bambery, uitgegeven door onze Britse zusterorganisatie, de SWP.

De voorbeelden uit het verleden zijn vandaag de dag weer tragisch actueel. De opkomst van Hitlers nazi’s in de jaren ’30, toen de arbeidersbeweging, door haar eigen verdeeldheid, weigerde de nazi’s te verpletteren toen het nog kon. De ervaring van Spanje, toen de arbeidersbeweging haar eigen strijd naar de achtergrond schoof uit naam van eenheid met de middenklasse. Die middenklasse voelde zich echter toch veiliger bij de fascisten, die vervolgens de Burgeroorlog wonnen en de arbeiders verpletterden.

Maar ook de lessen uit Groot-Brittannië, toen de nazi’s in de jaren ’30 en in de Jaren ’70 door massale en militante tegendemonstraties van de straat gejaagd werden. Er is een schat van ervaringen waar antifascisten uit kunnen putten.

We hebben een nawoord over de huidige situatie in België en Nederland toegevoegd. Laten we leren van het verleden, hoe we de fascisten ècht kunnen stoppen, onder het motto: ‘nooit meer!’

Groep Internationale Socialisten, januari 1993

1. Uit de riolen van de geschiedenis

De dreiging van het fascisme waart opnieuw door de straten van Europa, ondanks het feit dat Hitlers Holocaust nog vers in het geheugen ligt.

In het oosten van Duitsland voelden de nazi’s zich sterk genoeg om op klaarlichte dag een pension voor vluchtelingen in Hoyerswerda met brandbommen te bestoken. Bij de Westduitse verkiezingen van 1989 haalden de door nazi’s geleide Republikaner 2 miljoen stemmen. Twee jaar daarna kregen de fascisten 8% van de gezamenlijke stemmen in Bremen.

In Frankrijk beweert LePen, de belangrijkste Europese nazi, dat zijn Front National 100.000 leden heeft. LePen omschreef de Holocaust als een ‘detail van de geschiedenis’, en toch haalden zijn fascisten nog meer dan 4 miljoen stemmen bij de verkiezingen in 1989. In 1990 werden Joodse begraafplaatsen geschonden, met name in Carpentras in Zuid-Frankrijk, precies de regio waar LePen zijn persoonlijke machtsbasis op wil bouwen.

Bij een opiniepeiling in oktober 1991 bleek 38% van de Fransen het eens te zijn met de immigratiepolitiek van het Front National. Maar dit is precies de politiek van de Vichy-regering tijdens de Tweede Wereldoorlog, die razzia’s hield tegen Joden en ze uitleverde aan Hitlers SS en de vernietigingskampen. LePen eist zelfs ‘rafles‘ tegen Arabieren en zwarten in Frankrijk – de term die door de Vichy-autoriteiten werd gebruikt voor razzia’s tegen joden. Présent, de krant van het FN, eist ‘concentratiekampen’ voor immigranten.

Ook elders hebben nazipartijen een doorbraak gemaakt, in Oostenrijk, Italië, België, Zwitserland en Scandinavië. In Engeland hopen John Tyndalls fascisten, in de nog kleine British National Party, hun succes te kunnen evenaren. In Oost-Europa en de voormalige Sovjet-Unie groeit uit de as van het stalinisme opnieuw het antisemitisme.

De groei van het nazisme begint alarmerende proporties aan te nemen. Toch is dit niet onvermijdelijk of onstuitbaar. LePen had kunnen worden gestopt, en kan nog steeds worden gestopt. De golf van steun voor de nazi’s in Europa kan gekeerd worden.

Vele miljoenen mensen willen het nazi-gevaar de kop indrukken. Om dit te doen moeten we de omstandigheden analyseren waardoor de nazi’s voet aan de grond hebben kunnen krijgen, en begrijpen hoe we hun groei kunnen keren.

2. Wat is fascisme?

De totale barbarij

De vorige keer dat het fascisme de macht greep in een modern geïndustrialiseerd land, leidde dit tot Hitlers Holocaust.

Zes miljoen Joden werden door de nazi’s vermoord. Twee en een half miljoen Polen werden uitgeroeid; 520.000 zigeuners en 473.000 Russische gevangenen werden gedood. 100.000 ‘minderwaardige’ mensen werden ter dood gebracht, omdat ze geestesziek of lichamelijk gehandicapt waren. Tienduizenden socialisten, communisten, homo’s en andere ‘ongezonde elementen’ werden vermoord.

De nazi’s sloegen de weg naar deze slachting in door te praten over het repatriëren van joden. Vandaag de dag proberen LePen en Janmaat dezelfde bloedige terreur op gang te brengen door op te roepen tot de uitzetting van niet-witte mensen uit Frankrijk en Nederland. Uit de geschiedenis weten we waar dit op uitdraait. De leider van de SS sprak vol trots:

‘Ik heb de grootste joodse getto’s in het gebied leeggehaald… aan het eind van het jaar zal het joodse vraagstuk in alle bezette gebieden zijn opgelost. Alleen een paar individuele Joden die erin zijn geslaagd door de mazen van het net te glippen, zullen overblijven. Dan zullen we beginnen het probleem van de niet-joodse partner in gemengde huwelijken en het probleem van de half-jood systematisch en verstandig aan te pakken, en we zullen een oplossing vinden en deze ten uitvoer brengen…Wij hebben ons allen afgevraagd: wat moeten we doen met de vrouwen en kinderen? Ik heb besloten dat ook dit een duidelijk antwoord vereist. Ik vind niet dat ik het zou kunnen rechtvaardigen de mannen uit de weg te ruimen – met andere woorden, ze ter dood te brengen – om vervolgens hun kinderen toe te staan op te groeien en zich te wreken op onze zonen en kleinzonen.

We moeten er duidelijk over zijn, hoe moeilijk het ook kan zijn, dat dit ras van de aardbodem moet worden weggevaagd.

Vertaal deze verschrikkelijke woorden eens naar het Nederland van vandaag de dag. Het zou betekenen, dat alle zwarten, alle migranten en alle joden zouden worden uitgeroeid. Het zou betekenen dat iedereen die met een zwarte of een jood is getrouwd, zou worden vermoord, net zoals iedereen die een relatie heeft met een zwarte of een jood, en elk kind dat daaruit wordt geboren.

De hele maatschappij werd onderworpen aan een militaire discipline.

‘Er bestaan geen privé-levens,’ verklaarde de nazi die verantwoordelijk was voor de arbeidspolitiek. ‘De volkeren en de individuele mensen binnen elk volk zijn net als kinderen,’ beweerde hij. ‘De politicus moet op alles toezicht houden’. De nazi’s besloten wie er geboren mocht worden en wie niet, wie er mocht trouwen en wie niet, wie kinderen mocht krijgen en wie niet. Tienduizenden ‘ongezonde’ mensen werden gesteriliseerd of gecastreerd. De leus van de nazi’s voor vrouwen was eenvoudig: ‘Kinderen, Keuken, Kerk’.

Elke onafhankelijke of vrijwillige organisatie die zich niet aanpaste aan zo’n rigide centralisatie, werd verboden – tot de padvinderij aan toe. Alle ideeën die ook maar enigszins afweken, werden onderdrukt – niet alleen socialistische ideeën, maar ook die van religieuze groepen of wetenschappers.

Maar het fascisme is niet alleen een aanval op minderheden, het is een totale aanval op het overgrote deel van de maatschappij: de arbeidersklasse.
Mussolini’s fascisten grepen in 1922 de macht in Italië om de opstandigheid van de arbeidersklasse te breken. In Duitsland had het fascisme eveneens tot doel een eind te maken aan het verzet van de arbeidersklasse.

Binnen 2 jaar na Hitlers overwinning waren de lonen tot 40% omlaag gedrukt. Leiders en functionarissen van de arbeidersbeweging werden gearresteerd, gemarteld en vermoord, hun eigendommen werden in beslag genomen.

Dit is terreur op ongekende schaal. Maar het fascisme is méér dan dit, het verschilt van andere vormen van dictatuur door zijn doeleinden en methoden.

Het fascisme kan aan de macht komen, als de bazen zich gedwongen voelen de organisaties van de arbeidersklasse volledig te vernietigen en te versplinteren. Ze kunnen dit niet doen met de methoden die in politiestaten gebruikelijk zijn. In Nederland bijvoorbeeld zouden 100.000 soldaten en 60.000 politieagenten niet genoeg zijn om elk laatste beetje verzet van de miljoenen arbeiders te smoren en uiteen te slaan. Het fascisme baseert zich echter op een massabeweging in de maatschappij om de arbeidersklasse te verpletteren. Zulke bewegingen trekken hoofdzakelijk mensen uit de middenklasse aan, zoals we nog zullen zien. De Russische revolutionair Leo Trotski drukte het als volgt uit:

‘de historische functie van het fascisme is de arbeidersklasse te verpletteren, haar organisaties te vernietigen, en politieke vrijheden te onderdrukken, als de kapitalisten niet meer in staat zijn om zelf te regeren en te heersen met behulp van het democratische apparaat.’

Vandaag de dag zijn de afschuwelijke beelden van de doden en de stervenden in Auschwitz in het geheugen van de meeste mensen gegrift. Daardoor is het niet verbazingwekkend, dat het fascisme vaak wordt beschouwd als een vorm van waanzin die hele naties met zich meesleept. Maar het is meer dan dat, het fascisme heeft haar eigen perverse logica. Het wordt voortgebracht en voortgestuwd door de gebreken van het kapitalisme zelf.

Een stormram tegen de arbeidersklasse

Het fascisme is nooit sluipenderwijs in de maatschappij opgekomen. De enige manier waarop het fascisme ooit heeft kunnen slagen, is door binnen testormen in perioden van diepe sociale crisis.

Fascistische bewegingen kunnen onder twee voorwaarden aan de macht komen. Allereerst moeten de bazen – de eigenaren van de grote industrie, de rechters, de legerleiding – daarvoor ten einde raad zijn. Ze zijn zo wanhopig, dat ze de relatieve stabiliteit van hun normale vorm van heerschappij in de steek laten, en het risico nemen zich over te leveren aan schoften met een gestoorde ideologie. De tweede voorwaarde is dat de fascisten al hebben laten blijken, dat ze van nut kunnen zijn voor de bazen. Daarvoor moeten ze een organisatie hebben weten te vormen die de kracht heeft om een verzwakte of verdeelde arbeidersklasse te terroriseren.

Er hoeft geen twijfel over te bestaan dat de meeste bazen zo’n keuze zullen maken, als ze het nodig vinden. Dit is tenslotte precies wat er in de jaren ’30 gebeurde. Hitler greep de macht, nadat de grote industriëlen en bankiers cynisch besloten hun steun aan hem te geven. Na de opstand van Franco in Spanje tegen een democratisch gekozen regering, riep de katholieke kerk zijn strijd uit tot een kruistocht.

De gevestigde orde koos voor het fascisme, omdat het kapitalisme wankelend uit de Eerste Wereldoorlog was gekomen, belaagd door revolutie en recessie. Drie rijken werden uiteengerukt. In Rusland grepen de arbeiders de macht. In Duitsland deden ze in 1919 en 1923 bijna hetzelfde. Een arbeidersrepubliek in Hongarije kon slechts met Franse wapens omvergeworpen worden. In Italië werden de fabrieken door gewapende arbeiders bezet.

De wereld raakte in de jaren ’30 opnieuw in diepe crisis. Opnieuw joeg het spook van revolutie industriëlen en bankiers de stuipen op het lijf. Ze wisten dat ze niet op hun legers konden vertrouwen. Zelfs als de soldaten immuun waren voor het klassenconflict dat hen omringde, waren er niet genoeg soldaten om elke fabriek en elke straat te onderdrukken.

De bendes van Hitler hadden rond 1933 echter genoeg kracht vergaard om te kunnen beweren in staat te zijn om de dreiging van de arbeidersklasse te vernietigen. Hij kon bogen op 400.000 leden van de stormtroepen, die klaarstonden om de oppositie aan te pakken. Hoe had hij dit voor elkaar gekregen?

De crash van Wall Street in 1929 was de voorbode van de diepste depressie in de geschiedenis. De Europese middenklassen zagen ineens de wereld om hen heen instorten.

Zij waren niet de enigen die daar onder leden. Ook de arbeidersklasse leed zwaar onder de ellende, die de crisis met zich meebracht. Maar arbeiders hadden vakbonden, en een traditie van strijd tegen hun bazen. Zij werden getroffen door de depressie, maar zij hadden tenminste de mogelijkheid om daar een antwoord op te geven, met collectieve organisatie en collectieve strijd.

De middenklassen bevonden zich in een andere positie. Ze kenden geen traditie van onderlinge solidariteit. Ze hadden niet de mogelijkheid om werkelijk de strijd aan te gaan met de grote bazen. Als de arbeidersklasse in de aanval was gegaan, en de mogelijkheid had laten zien met zijn allen een alternatief op te bouwen, dan had een meerderheid van de middenklasse zich achter hen kunnen scharen. Dit was echter niet de situatie in Duitsland. De arbeidersklasse vocht alleen defensief. Haar partijen slaagden er niet in inspiratie te bieden: de sociaal-democraten stonden te kijk in de regering en de communisten zagen het Rusland van Stalin als model. Er bestond een machtsvacuüm in deze wanhopige kringen. Demagogen als Hitler en Mussolini slaagden erin, dit op te vullen en grote aantallen wanhopige mensen uit de middenklasse om zich heen te verzamelen. Ze konden simpele antwoorden bieden in een waanzinnig geworden wereld. Joodse internationale financiers en Joodse communisten, zo zeiden ze, smeedden een complot om de maatschappij te vernietigen; arbeiders waren hebberig; vakbonden werden door ‘marxisten’ geleid. De fascistische leiders haakten in op nationale grieven om hun volgelingen het idee van een doel te geven.

De fascistische leiders gingen er prat op de belangen van ‘de kleine man’ te verdedigen: de kleine zakenman, de arts, de advocaat, de aan lager wal geraakte soldaat, de ‘fatsoenlijke mensen’ die het hoofd niet meer boven water konden houden. Ze leken de middenklasse – de kleinburgerij – uit de diepe wanhoop te kunnen verheffen, door een vlag te bieden waar de middenklasse zich omheen kon scharen.

Toen de nazi’s vanuit zulk ‘menselijk los zand’ – om een term van Trotski te gebruiken – hun knokploegen vormden, begon de kapitalistenklasse de nieuwe fascistische massabewegingen als hun redders te beschouwen. Ze konden de macht van de fascisten inzetten om de organisaties van de arbeidersklasse te vernietigen en de winsten te herstellen. Zoals Trotski schreef:

‘de politieke methoden van de fascisten bestonden eruit de kleinburgerij tot een eenheid te smeden door middel van zijn grote vijandigheid ten aanzien van het proletariaat. Wat moet er worden gedaan om dingen te verbeteren? Ten eerste degenen die onderaan staan, vertrappen. Machteloos tegenover het grootkapitaal hoopt de kleinburgerij in de toekomst weer sociale waardigheid te verwerven door de arbeiders te overweldigen’

Maar eenmaal aan de macht, dient het fascisme alleen de belangen van het grootkapitaal:

‘Het Duitse fascisme, net als dat in Italië, kwam aan de macht op de schouders van de kleinburgerij, die door het fascisme in een stormram tegen de arbeidersklasse en de democratische instellingen veranderde. Maar het fascisme aan de macht heeft helemaal niets te maken met de heerschappij van de kleinburgerij. Integendeel, het is de meest brute dictatuur van het monopoliekapitaal. Mussolini heeft gelijk: de tussenliggende klassen, zijn niet in staat tot onafhankelijke politiek. In perioden van grote crisis worden ze ertoe gebracht de politiek van een van de twee fundamentele klassen tot in het absurde door te voeren. Het fascisme slaagde erin ze ten dienste van het kapitaal te stellen.’

Maar om in de positie terecht te komen waar een fascistische organisatie nut heeft voor de bazen, moet deze zich al hebben bewezen als een terreurorganisatie. Daarom zijn de straat en macht op straat zo belangrijk voor de fascisten. Ze kunnen geen beroep doen het soort collectieve macht dat arbeiders in de fabrieken hebben. De staking ontbreekt in hun wapenarsenaal. In plaats daarvan moeten ze een schijnbaar onoverwinnelijke terreurorganisatie scheppen om hele wijken van steden te beheersen.

Hitler begreep dit al vanaf het begin. ‘Massademonstraties,’ schreef hij, ‘moeten in de ziel van de kleine man de overtuiging inprenten dat hij, hoewel hij een kleine worm is, onderdeel uitmaakt van een machtige draak.’ De propagandaleider van de nazi’s, Goebbels, zei: ‘Wie de straten beheerst verovert ook de massa’s, en wie de massa’s verovert, verovert daarmee de staat.’

Het grootkapitaal zag het eerst niet zitten zijn geluk af te laten hangen van een voormalige huisschilder als Hitler, maar hij beloofde tenslotte de communisten, de vakbonden en de sociaal-democratie te vernietigen. Het grootkapitaal werd door zijn diepe wanhoop naar deze oplossing gedreven.

Het fascisme is dus een massabeweging, voornamelijk gebaseerd op de middenklassen, die zich tot doel stelt alle vormen van oppositie te vernietigen, en die uiteindelijk de belangen van het grootkapitaal dient. Het is een kanker die, als hij groeit, de arbeidersklasse verzwakt en demoraliseert, en die uiteindelijk fataal blijkt te zijn.

Hieruit volgen een aantal dingen. Ten eerste is het fascisme, als het succes heeft, een niet te evenaren ramp voor de grote meerderheid van de bevolking. Zelfs onder een rechtse regering, zelfs onder een militaire dictatuur, kunnen mensen nog vechten, en kunnen ze zich nog altijd organiseren om zich enigszins te verdedigen. Onder het fascisme zijn alle organisatie en alle verzet voor jaren, zo niet tientallen jaren lang uitgeschakeld.

Ten tweede kunnen vrijheid van meningsuiting en andere aspecten van democratie die we hebben gewonnen, niet verdedigd worden door de nazi’s vrije meningsuiting toe te staan. Het bezwaar dat voor de voeten wordt geworpen van degenen die zich effectief tegen de nazi’s willen verzetten – dat het beter is ze door redelijke discussies te verslaan – is volkomen verkeerd. Om te beginnen winnen nazi’s hun macht door terreur en niet door de kracht van hun argumenten. En als ze aan de macht komen, zal er een einde komen aan alle recht op vrije meningsuiting en aan alle vormen van democratie. Daarom zeggen socialisten, die felle voorstanders zijn van vrije meningsuiting en open discussie, dat de nazi’s het zwijgen moet worden opgelegd om deze dingen te verdedigen.

Het derde cruciale punt dat voortvloeit uit de aard van de fascistische bewegingen, is dat directe confrontatie met hun op straat absoluut noodzakelijk is. Zoals we zagen, beschouwden Hitlers nazi’s het als essentieel om de straat te beheersen. Militaristische marsen en tromgeroffel zijn op twee manieren nuttig voor de fascisten. Ten eerste – bij het uitblijven van verzet – terroriseren de fascisten zo degenen die het niet met hen eens zijn, om hen het zwijgen op te leggen. Ten tweede kunnen werklozen, de middenklassen en andere groepen aan de rand van de maatschappij op die manier worden overtuigd dat ze deel uitmaken van iets belangrijks, door ze het idee te geven dat ze bij een machtig ogende beweging op straat horen.

Ze kunnen zich geen deel gaan voelen van een ‘machtige draak, als ze telkens weer van de straat gedreven worden.

Hieruit kunnen we ook een ander wezenlijk element van elke strijd tegen de nazi’s afleiden. De enige manier om ons effectief te verzetten tegen de nazi’s is te werken aan eenheid in de strijd tegen hen door zo veel mogelijk mensen.

Dit betekent dat we voor twee gevaren moeten waken. Het eerste gevaar is zeggen dat we elke actie die mensen als ‘progressieve’ CDA-ers of ‘liberale’ bazen afschrikt, moeten vermijden. Zulke lui kunnen dan wel zeggen dat ze fascisme verafschuwen, maar ze zullen confrontaties met de nazi’s altijd uit de weg gaan. In elk geval laat de ervaring uit het verleden zien dat zulke mensen uiteindelijk de voorkeur geven aan de nazi’s boven een overwinning van de arbeidersklasse. Links is in de jaren dertig vaak in deze val gelopen, met de opbouw van brede democratische bondgenootschappen of volksfronten, met name in Spanje.

Het tegenovergestelde gevaar is te zeggen dat we van de grote meerderheid van de arbeidersklasse niets te verwachten hebben. Immers, die steunt momenteel mensen als Wim Kok en Johan Stekelenburg, die bang zijn om ook maar enige werkelijke strijd aan te gaan. Zoals we nog zullen zien, was dit de rampzalige politiek van de communistische partij in Duitsland.

In plaats daarvan is er een massale antifascistische beweging nodig, die brede groepen mensen in strijd kan brengen tegen de fascisten. Waar de nazi’s profiteren van verdeeldheid en passiviteit, moeten wij ons tegen hen verzetten door eenheid en activiteit. Dat Is wat we bedoelen met het eenheidsfront.

Een dergelijke eenheid wordt juist mogelijk gemaakt door de aard van de fascistische dreiging. Toen de stoottroepen van het fascisme in de jaren ’30 werden losgelaten, werd niet alleen radicaal-links het slachtoffer. Alle organisaties van de arbeidersklasse werden vernietigd, zelfs degenen die altijd trouw de status-quo hadden verdedigd. Mensen als Wim Kok en Johan Stekelenburg werden in concentratiekampen gegooid. De arbeidersklasse werd uiteengedreven en geterroriseerd, en haar organisaties werden vernietigd.

Natuurlijk gaan veel leiders van de PvdA en de vakbonden de meeste strijd uit de weg, zelfs als het soms in hun beleg is om te vechten. Maar een beweging die de vorige keer tot de gaskamers leidde, vormt zo’n grote bedreiging, voor alle minderheden, voor alle arbeiders, voor de grote meerderheid in de maatschappij, dat het mogelijk is deze mensen te organiseren in verzet – als de juiste stappen worden genomen. Er is een rijkdom aan historische ervaringen, goede en slechte, waar we van kunnen leren.

3. Twee verkeerde wegen

Duitsland: verdeeldheid leidt tot nederlaag

Het nazisme wordt vaak voorgesteld als een onderdeel van de Duitse volksaard. Dat is op zichzelf al een racistische mythe. Die maakt ons blind voor het feit dat Hitler nooit werd gekozen met steun van de Duitse arbeidersklasse, die tot de eerste belangrijke slachtoffers behoorde.

Hitler werd in 1933 tot kanselier van Duitsland benoemd, door President Hindenburg. Bij de verkiezingen enkele weken daarvoor overtrof het totale aantal stemmen op de sociaal-democratische partij en de communistische partij dat op de nazi’s.

Zelfs nadat Hitler in januari 1933 aan de macht kwam en een golf van terreur in Duitsland ontketende, kregen de sociaal-democraten (SPD) nog zeven miljoen stemmen en de communisten nog vier en een half miljoen stemmen. De nazi’s verwierven relatief weinig invloed in de vakbonden. In maart 1933 kregen de nazi-kandidaten slechts 3% van de stemmen bij verkiezingen voor fabriekscomités.

Dit was niet verbazingwekkend. Uit het geweld, de organisatie en de technieken van de nazi’s, en uit de steun die ze kregen van de Duitse heersende klasse, het leger en de politie, blijkt wel hoe sterk de Duitse arbeidersklasse was, en wat een enorme kracht er nodig was om haar organisaties te breken. Desondanks waren de nazi’s in staat te groeien door gebruik te maken van de economische misère en het onvermogen van de linkse partijen een effectieve strijd te voeren.

In 1928 had de SPD negen miljoen kiezers en 900.000 leden. De met de SPD verbonden vakbonden hadden vijf miljoen leden. De communisten konden bogen op drie miljoen stemmen. In deze tijd kregen de nazi’s maar 2,5% van de stemmen.

Een jaar later was Duitsland economisch ingestort. In 1931 waren er drie miljoen werklozen. Hele groepen uit de middenklasse stonden op straat. De sociaal-democraten, die in een coalitieregering hadden gezeten met diverse liberale partijen, leken voor een groot deel van deze ellende verantwoordelijk te zijn. De traditionele liberale partijen van de middenklasse boden geen enkele uitweg.

Politieke ideeën die voorbehouden hadden geleken aan extreem-rechtse zonderlingen, begonnen nu enorm populair te worden. De mythe werd gecreëerd dat joodse bankiers verantwoordelijk waren voor de crisis. Ook werd de crisis geweten aan de verdeling van het oude Duitse rijk na de Eerste Wereldoorlog. Hitler greep deze twee punten aan om overweldigende steun te winnen. De nazi’s trokken ook groepen ongeorganiseerde arbeiders en werklozen aan, die wanhopig op zoek waren naar welke schijnbare oplossing dan ook.

In de verkiezingen van september 1930 kwam de ontevredenheid over de regerende SPD duidelijk naar voren. Het stemmenaantal voor de communisten groeide met een derde tot 4.600.000 stemmen. Maar deze groei viel in het niet bij het plotselinge ijzingwekkende succes van de nazi’s. Vanuit het niets groeide hun stemmenaantal met 800% tot 6.400,000 stemmen.

De basis van hun succes lag in twee fouten van de linkse partijen. De eerste was de weigering van de SPD zich tegen de nazi’s teweer te stellen.

De SPD was er – net als de PvdA – volledig op gericht om in het parlement en de bestaande staatsinstellingen te werken. Ze verwierp het idee dat veranderingen van onderaf konden komen, door strijd in de bedrijven of op straat. Toen de SPD in 1919 in de regering zat had ze zelfs op bloedige wijze de revolutie, die de oorlog had beëindigd en de keizer omver had geworpen, onderdrukt. Daartoe had ze een verbond gesloten met velen die later een centrale rol zouden spelen in de toekomstige nazi-partij, om hen op arbeiders te laten schieten en de leiders van de nog jonge en onervaren communistische partij te laten vermoorden.

Dit keer weerhield hun bezorgdheid om de republiek de SPD-leiding ervan tegen de nazi’s te vechten. De SPD had haar eigen grote militaire formatie, de Reichsbanner, en regeerde Pruisen, de grootste deelstaat in Duitsland. Maar deze positie gebruikten ze niet om het economische leed van de grote meerderheid van de bewolking te verlichten. Bovendien, toen het erop aankwam smolt hun schijnbaar zo indrukwekkende macht weg als sneeuw voor de zon.

Toen de reactionaire veldmaarschalk Hindenburg werd voorgedragen als presidentskandidaat, steunden de SPD-leiders hem als een kleiner kwaad dan Hitler. Toen in 1932 de spanning groeide, werkte de centrale regering de SPD uit de regering van Pruisen, in strijd met de grondwet.

Maar terwijl arbeiders zich voorbereidden op een algemene staking en de communisten en anderen op straat tegen de nazi’s vochten, mobiliseerde de SPD noch haar politie, noch de Reichsbanner. In plaats daarvan verdwenen deze langzaam van het toneel.

Aan het begin van 1933 accepteerden de SPD-leiders zelfs de benoeming van Hitler, omdat dit ‘grondwettig’ was! Daarmee accepteerden ze ook het einde van de gehele democratie.

De strategie van de communistische partij, aan de andere kant, maakte eenheid onmogelijk tussen de miljoenen arbeiders die de twee grote linkse partijen steunden.

Allereerst onderschatte de communistische partij de dreigende ramp volkomen. Ze omschreef de verkiezingen van 1930 triomfantelijk als een overwinning voor de communisten. Hun dagblad schreef de volgende dag: ‘De afgelopen nacht was de grootste dag voor meneer Hitler, maar de zogenaamde verkiezingsoverwinning van de nazi’s is het begin van hun einde.’

Toch brachten de nazi’s in 1931 al 100.000 man stormtroepen op straat. Op dat moment kregen ze al financiële steun van belangrijke delen van de heersende klasse zoals de kolenbaron Kirdorf en de staalmagnaat Thyssen. Delen van het leger papten met Hitler aan.

De tweede fout van de communisten was dat ze de sociaal-democraten, en niet de nazi’s, als de belangrijkste vijanden afschilderden. Ze noemden de sociaal-democraten zelfs ‘sociaal-fascisten’.

Dit was een rampzalige politiek. Hierdoor werd een enorme muur opgeworpen tussen de meest militante arbeiders rond de communistische partij en de grotere groep arbeiders die zich meer herkende in de sociaal-democratische partij. Velen van hen waren ontevreden met hun leiders. De SPD-leiders argumenteerden dat arbeiders moesten vertrouwen op de wet en de politie om de nazi’s te stoppen. In Pruisen, waar stormtroepen door de straten marcheerden en waar de regering per dekreet werd afgeschaft, bleek dit echter op niets uit te lopen. Maar de communisten slaagden er niet in, de grote groepen mensen die wilden vechten te bereiken: ze waren meer energie kwijt waren aan het aan de kaak stellen van de sociaal-democraten dan van de nazi’s.

Trotski argumenteerde dat de SPD-leiders, hoewel ze weigerden te vechten, zelf ook het slachtoffer van de nazi’s dreigden te worden. Bovendien wilden hun aanhangers de strijd tegen Hitler wèl voeren. Dit betekende dat het mogelijk was de sociaal-democraten te dwingen actie te ondernemen.

Hieruit volgde een strategie om iedereen die zich tegen de nazi’s wilde verzetten te verenigen: het eenheidsfront. In de woorden van Trotski: ‘de politiek van het eenheidsfront heeft tot doel degenen die willen vechten, te scheiden van degenen die dat niet willen.’ Hij waarschuwde:

‘Op het moment ligt de kracht van de nationaal-socialisten niet zozeer in hun eigen leger, als wel in de splitsing in het leger van hun doodsvijand. Maar juist de realiteit van de groeiende en acute fascistische dreiging, het bewustzijn dat het nodig is dit tot elke prijs af te wenden, moet arbeiders onvermijdelijk tot eenheid dwingen, uit zelfverdediging.’

Dit betekende niet dat meningsverschillen tussen degenen die het systeem wilden hervormen en degenen die het omver wilden werpen, moesten worden begraven. Het betekende wèl dat je het eens werd over specifieke acties, terwijl de discussies over de verschillende standpunten gewoon door moesten gaan. Trotski vatte het als volgt samen:

‘Marcheer apart, maar sla samen toe! Kom alleen overeen, hoe moet worden gevochten, tegen wie en wanneer.’

De communistische partij hield zich echter verre van een dergelijke politiek en ging door zijn pijlen op de ‘sociaal-fascisten’ te richten. Dit bereikte absurde hoogten in 1931, toen de communisten de campagne van de nazi’s in Pruisen steunden, voor de verwijdering van de sociaal-democratische regering door middel van een referendum.

In 1932 waren acht miljoen Duitsers werkloos. Een derde van de stedelijke bevolking leefde van de steun. De reële lonen waren een derde gekelderd. De nazi’s hadden inmiddels 400.000 man stormtroepen.

Zij kregen de vrije hand hun terreur uit te oefenen. De communistische partij mobiliseerde om zich tegen hen te verzetten, maar deed alleen een beroep op haar eigen leden en sympathisanten.

Alleen al in Pruisen waren er 461 rellen in juni en juli 1932. Daarbij kwamen 82 mensen om het leven en 400 mensen raakten zwaar gewond. Er bestaat geen enkele twijfel over de heldenmoed van individuele communisten – 30 partijleden werden vermoord. Hitlers propagandaleider, Goebbels, werd regelmatig door communisten uit arbeiderswijken verjaagd. De communisten slaagden er echter in niet het grootste deel van de arbeidersklasse leiden, en konden daardoor de straatgevechten, waarbij de politie systematisch de nazi’s steunde, niet winnen.

Trotski wees op een andere weg, en vergeleek de sociale basis van de nazi’s met die van links:

‘Het belangrijkste leger van het fascisme bestaat nog altijd uit de kleinburgerij en de nieuwe middenklasse… Op de weegschaal van de verkiezingsstatistieken wegen duizend fascistische stemmen net zo zwaar als duizend communistische stemmen… Maar op de weegschaal van revolutionaire strijd vertegenwoordigen duizend arbeiders in een grote fabriek een honderd keer grotere macht… De grote meerderheid van de fascisten bestaat uit menselijk los zand.’

Het kwam niet tot een krachtmeting tussen de collectieve macht van de Duitse arbeiders en de nazistische bendes. Toch lieten Duitse arbeiders regelmatig blijken dat ze alleen wachtten op een duidelijk initiatief in de confrontatie met Hitler. Aan het eind van januari 1933 leidde Hitlers staatsgreep

’tot wat in feite de meest indrukwekkende demonstraties waren van de wil van de Duitse arbeiders zich te verzetten. In de middag en avond van 30 januari vonden spontane en gewelddadige massademonstraties plaats in de Duitse steden. Afvaardigingen van fabrieken… uit alle delen van het land kwamen nog dezelfde dag aan in Berlijn, in afwachting van richtlijnen voor de strijd.’

Maar die richtlijnen kwamen niet. De sociaal-democraten accepteerden dat Hitler ‘legaal’ aan de macht was gekomen. De communistische leiders hadden al nèt zo weinig realiteitszin. Zij stelden dat Hitlers macht slechts een korte tijd zou duren: ‘Na Hitler Wij’. Maar ondertussen werden duizenden communisten weggesleept naar de concentratiekampen.

Hitlers overwinning kwam voort uit het falen van links. De sterkste arbeidersbeweging in Europa is nooit gemobiliseerd om te vechten. De prijs hiervoor was ongekend hoog.

Spanje: verlamming leidt tot nederlaag

Waar Duitsland het sein voor wanhoop was, was de Spaanse Burgeroorlog die drie jaar later uitbrak, een teken van hoop. Hier bestond een kans het fascisme te stoppen, voordat het de wereld zou overspoelen met oorlog en massamoord.

Eenheid werd het wachtwoord over de hele wereld. De verkeerde weg van links in Duitsland, dat niet in staat was eenheid in actie te bereiken, werd nu echter volledig omgedraaid. Eenheid moest tot stand komen met iedereen, zelfs met politici van de middenklasse en heersende klasse, ook als dit betekende dat echt effectieve actie werd voorkomen. Dit voerde de Spaanse communistische partij tot in feite dezelfde positie als die van de Duitse sociaal-democraten: niets doen dat de status-quo zou kunnen bedreigen, zelfs geen militante strijd voeren uit angst om niet meer respectabel over te komen. In februari 1936 werd een Volksfrontregering gekozen, bestaande uit twee liberale partijen, de twee belangrijkste Catalaanse nationalistische partijen, de Baskische Nationalistische Partij, de socialisten, de communisten en de belangrijkste vakbondsfederatie.

Ze waren er allemaal vóór om het fascisme het hoofd te bieden – maar ook om de Spaanse Republiek en de bestaande maatschappelijke orde te verdedigen. Het socialisme werd van de agenda geschrapt.

Maar in Spanje kwamen in 1936 de klassen juist scherp tegenover elkaar te staan. Tot 1931 werd Spanje bestuurd door een monarchie die een militaire dictatuur voorstond. Deze werd weggevaagd door een golf van massastrijd. Stakingen, volksopstanden en mislukte staatsgreeppogingen kenmerkten de daaropvolgende jaren. De heersende klasse en de middenklasse hoopten daarvan verlost te worden door het leger en door het fascistische Duitsland en Italië. In juli 1936 was het duidelijk dat òf links òf rechts zou moeten handelen.

Generaal Franco nam het initiatief voor rechts. Na de verovering van de Spaanse kolonie Marokko staken zijn troepen over naar Spanje. Militaire garnizoenen, gesteund door plaatselijke fascisten, kwamen in heel Spanje in opstand.

De regering in Madrid weigerde te bevestigen dat de opstand plaatsvond – zelfs nadat een slachting was aangericht onder de arbeidersklasse van Sevilla, de derde stad van Spanje. De keurige Republikeinse politici die het Volksfront leidden, hoopten het op een akkoordje te gooien met de generaals.

Vanaf het begin nam de Spaanse arbeidersklasse de leiding in het verzet tegen de opstand, en sloeg deze in vijf van de zeven grootste steden neer. In Barcelona bleef het daar niet bij. Anarchistische en andere linkse milities namen de stad over. Fabrieken werden overgenomen door arbeiders. Gewapende arbeiders patrouilleerden in de straten.

Colonnes vanuit Barcelona gingen naar het aangrenzende Aragon, en verwierven steun van de bewolking door land aan de boeren te geven, in het enige succesvolle Republikeinse offensief van de oorlog.

Door dit verzet kon Franco’s kruistocht niet beperkt blijven tot een zoveelste militaire coup – hoe bloedig deze ook kunnen zijn. Hij moest de Spaanse fascistische partij, de Falange, overnemen en gebruiken; hij moest de taal en de technieken van het Duitse en Italiaanse fascisme gebruiken.

Het fascisme in Spanje wilde meer bereiken dan de vernietiging van de arbeidersklasse. Het viel iedereen aan die zich niet aansloot bij zijn bekrompen, klerikale visie. Daar hoorden joden en vrijmetselaars bij, en zelfs delen van de heersende klasse, zoals de industriëlen van Catalonië en Baskenland. Het fascisme wilde alle ideeën uitroeien van seksuele vrijheid en vrijheid voor de vele volkeren van Spanje.

Hiermee geconfronteerd, hield de centrale Republikeinse regering in Madrid vast aan de volksfrontstrategie, het bijeenhouden van het bondgenootschap tussen de linkse en liberale politici. Op deze manier hoopte ze te voorkomen, dat de middenklassen of zelfs delen van de heersende klasse de kant zouden kiezen van het fascisme.

Maar om deze strategie te laten slagen moest de Madrileense regering een zich ontwikkelende revolutie smoren om opnieuw het vertrouwen de hogere klassen te winnen. Ze moest niets doen dat de twee belangrijkste Europese democratieën, Frankrijk en Groot-Brittannië, tegen zich in het harnas kon jagen.

Dit betekende dat de ene mogelijkheid na de andere niet werd benut. Franco’s rebellie begon in Marokko, dat lang en hard voor zijn onafhankelijkheid had gevochten. Toch wilde de Madrileense regering Marokko niet onafhankelijk verklaren vanwege de effecten die dit zou kunnen hebben in de Franse en Britse kolonies.

Toen Engeland en Frankrijk het voorstel deden dat de Europese mogendheden geen van belde zijden zouden steunen, accepteerde Madrid dit. Geen van beide machten voorzag de Republiek van wapens en beiden blokkeerden transporten naar de Republiek. Duitsland en Italië, die ook het niet-interventiepakt tekenden, stuurden echter grote hoeveelheden wapens en troepen naar de fascisten.

In de door fascisten bezette gebieden wilde de Madrileense regering de boeren geen land geven, terwijl dit Franco’s machtsbasis zou hebben uitgehold. Zulke stappen, zo werd gesteld, zouden de middenklassen afschrikken. Tot slot werden de beste wapens en manschappen weggehaald van de strijd tegen de fascisten, en ingezet tegen de macht van de arbeiders in Barcelona.

In mei 1937 probeerden veiligheidstroepen de controle over de telefooncentrale in handen te krijgen. Ze werden verjaagd, en er volgde een week van straatgevechten. De anarchisten en andere linkse krachten die zich tegen de communistische partij keerden, hadden de stad kunnen overnemen, maar weigerden dit te doen. Ook hun leiders aanvaardden dat de regering in Madrid tegen elke prijs gehandhaafd moest blijven. De barricaden werden neergehaald, regeringstroepen kwamen de stad in en gaven het bevel tot een golf van terreur.

De burgeroorlog duurde voort tot het begin van 1939. Maar de Republiek vocht een gewone militaire strijd die ze niet kon winnen. De inspiratie die uitging van de macht van de arbeiders, ging verloren, opgeofferd aan de volksfrontstrategie. Doordat de Volksfrontregering de strijd niet op basis van klassenstrijd wilde voeren, konden de Italiaanse en Duitse wapens de balans laten doorslaan in het voordeel van Franco.

De les was eenvoudig. De macht van de arbeidersklasse had in het begin het fascisme teruggeslagen en had de tegenaanval ingezet. Maar deze macht werd ondergeschikt gemaakt aan de noodzaak de eenheid met liberale politici te handhaven. De prijs die daarvoor moest worden betaald, was dat Franco Spanje tot 1975 regeerde.

Twee grote, onnodige nederlagen werden geleden in de strijd tegen het fascisme in de jaren dertig. In Duitsland leidde verdeeldheid tot verlamming. In Spanje was de verlamming het gevolg van de pogingen respectabel over te komen.

4. Eenheid in de strijd: de Britse nazi’s verslagen

Geblokkeerd in Cable Street

Engeland leek in de late jaren ’30 de uitzondering in Europa. Het fascisme had in Italië, Duitsland, Spanje en Portugal een grote overwinning geboekt. Oost-Europa werd grotendeels door rechtse dictators bestuurd. In Frankrijk had een machtige fascistische beweging in 1934 het parlement aangevallen en een verandering van de regering afgedwongen. Deze beweging zou in 1940 met de Duitse bezetters gaan collaboreren. De uitzonderingspositie van Engeland kwam niet doordat fascisme op een of andere manier ‘niet-Brits’ was. Het fascisme werd daarentegen door twee speciale factoren afgewend.

Om te beginnen werd Engeland in de jaren dertig minder zwaar getroffen door de economische wereldcrisis dan zijn Europese rivalen. De klap werd verzacht door de reserves van het Britse rijk. De werkloosheid was weliswaar groot, rond de drie miljoen mensen, en de industriële productie kelderde met 16%. Toch was de crisis niet zo rampzalig als die in Duitsland.

Dit betekende niet dat het fascisme in Engeland geen bedreigende omvang begon te krijgen. Evenmin voorkwam het dat delen van de heersende klasse er naar begonnen te lonken. Winston Churchill sprak zijn bewondering uit voor Hitler en Mussolini. De hertog van Windsor, de voormalige koning Edward VIII, ging op bezoek bij Hitler en was openlijk pro-nazi.

Sir Oswald Mosley, een aristocraat die in het parlement had gezeten voor zowel de conservatieve partij als voor de Labour Party (de Britse PvdA), leidde de Britse fascistische beweging. Hij richtte in 1933 de Britse Unie van Fascisten (BUF) op en zijn aanhangers hielden parades in zwarte hemden.

De leden van de BUF kwamen voornamelijk uit de middenklasse. Mosley richtte zich op winkeliers, boeren en kleine handelaars. Een plaatselijke afdeling van de Labour Party in Surrey berichtte: ‘75% van de plaatselijke fascisten zijn jonge mannen en vrouwen met geld.’

Mosley was vol vertrouwen dat hij brede steun kon verwerven van de rechtervleugel van de conservatieven, industriëlen en financiers. De bekendste van hen was Lord Rothermere, eigenaar van de Daily Mail. In januari 1934 schreef Rothermere een redactioneel commentaar met de kop ‘Leve De Zwarthemden’.

Het was de aard van de strijd tegen het fascisme die voorkwam dat de steun ervoor verder groeide. Dit maakte Engeland tot een uitzondering.

Net als in andere landen reageerden de leiders van de Britse arbeidersbeweging door hun kop in het zand te steken. De Labour Party en de Trades Union Congress (TUC, de grootste vakbondsfederatie) brachten een verklaring uit onder de titel ‘Democratie en dictatuur’ die de ‘ijzeren dictatuur van kapitalisme en nationalisme’ en de ‘dictatuur van de arbeidersklasse’ op één lijn stelde. Vervolgens besloten ze niets te doen.

De verdienste Mosley te hebben verslagen behoort aan diegenen die zich niets aantrokken van zulke passiviteit, en op straat tegen het fascisme vochten.

De kleine Communistische Partij, met slechts 6.000 leden, probeerde het vacuüm op te vullen dat ontstond door de weigering van de officiële arbeidersbeweging de confrontatie met Mosley aan te gaan. De Communistische Partij hing officieel dezelfde verkeerde theorieën aan, die hadden geleid tot de ramp in Duitsland, en vervolgens in Spanje. Door een combinatie van omstandigheden volgde ze een veel betere strategie, ondanks hun theorieën. Druk van onderaf, van zowel binnen als buiten de partij, vereiste daadwerkelijke actie. Als de Communistische Partij deze had genegeerd, zou er actie hebben plaatsgevonden buiten haar om, en ze kon het zich niet veroorloven om niet aan deze activiteit deel te nemen. Paradoxaal genoeg veroorzaakte de Britse Communistische Partij geen ramp, omdat ze te, zwak was om deze eisen te smoren.

Op 7 juni 1934 hield Mosley een massabijeenkomst in Olympia in Londen. De Communistische Partij mobiliseerde om deze te verstoren. Geüniformeerde zwarthemden sloegen heftig los op de actievoerders in de zaal. De politie weigerde tussenbeide te komen, maar arresteerde wel velen van de 5.000 demonstranten buiten.

Geheel volgens hun traditie drukte de Daily Herald, een krant van Labour, net twee dagen na Olympia een brief af van een Labour-parlementslid, waarin het volgende werd beargumenteerd:

‘De Communisten zijn, door de bijeenkomsten van de zwarthemden te verstoren, zoals gewoonlijk de fascisten behulpzaam, en wekken sympathie voor hen op bij het publiek. Wij van de Labour Party zijn niet bang voor het effect van Mosleys toespraken. Wat er ook gebeurt, laat ze gehoord worden, want vrije meningsuiting is vandaag de dag nog altijd zeer waardevol, hoewel de communisten daar zulke tegenstanders van zijn.’

Toch vormde Olympia een keerpunt in het lot van de BUF. Aanhangers als Lord Rothermere krabbelden nu terug. En de ervaring van Olympia had een radicaliserend effect op degenen die Mosley wilden stoppen. Het opende de ogen voor de werkelijke aard van de fascisten en het feit dat ze zeker konden zijn van steun van de politie.

Mosley wilde de schade herstellen. Als vervolg op Olympia kondigde hij een massabijeenkomst aan in september 1934 in het Londense Hyde Park. Het Coördinatiecomité voor Antifascistische Activiteiten, een bondgenootschap van communisten en andere linkse mensen, kondigde een tegendemonstratie aan. Opnieuw zeiden de leiders van de Labour Party, de algemene secretaris van de TUC, de Londense Raad van Vakbonden en de Daily Herald allemaal, dat arbeiders al dat soort protesten tegen de zwarthemden moesten boycotten.

De Communistische Partij en de Independent Labour Party (een partij die links stond van Labour) stortten zich in de organisatie van de grootst mogelijke demonstratie, in weerwil van de officiële leiding van de arbeidersbeweging. Meer dan 100.000 antifascisten omringden enkele duizenden zwarthemden die bescherming zochten achter 7.000 politie-agenten.

Bij de algemene verkiezingen van 1935 kreeg de BUF een bespottelijk laag aantal stemmen. De hoop op steun van de grote bedrijven was nu vervlogen. Mosley veranderde nu van tactiek en richtte zijn hoop op de opbouw van een fascistisch bolwerk in een gebied – East End in Londen.

In East End was sprake van een opeenhoping van diepe armoede. De huisvesting was er gruwelijk. Er was voornamelijk kleine industrie, met erbarmelijke arbeidsomstandigheden. De vakbondsorganisatie was zwak, Tijdelijk werk was er gebruikelijk. De werkloosheid was hoog.

In East End woonden ook de meeste joodse immigranten die de pogroms in Oost-Europa en het nazisme in Duitsland waren ontvlucht. Mosley maakte hen tot zondebok voor de armoede in East End. Alle leugens en hysterie van Hitler werden herhaald. De bevolking van East End kreeg te horen: ‘De grote joden ontslaan miljoenen mensen, de kleine jood buit je uit in Whitechapel.’ Zwarthemden hielden honderden openluchtbijeenkomsten in het gebied. Zwarthemden marcheerden door de joodse gebieden, terwijl ze scandeerden: ‘De joden, de joden, weg met de joden!’ Er vonden steeds meer fysieke aanvallen plaats op joden en hun eigendommen. Delen van de massa werklozen, tot wanhoop gedreven door hun levensomstandigheden,
werden aangetrokken door dit mengsel van racisme en geweld.

De autoriteiten lieten het fascistische geweld en de rassenhaat toe, terwijl antifascisten werden blootgesteld aan arrestaties.

De leiders van de arbeidersbeweging deden niets tegen de dreiging van de zwarthemden. Opnieuw was het aan de Communistische partij en de Independent Labour Party de uitdaging te beantwoorden. Ook de officiële leiders van de joodse gemeenschap mobiliseerden hun aanhang niet, maar groepen joodse oud-militairen en jongeren namen deel aan confrontaties met de zwarthemden.

De gebeurtenissen bereikten een hoogtepunt, toen Mosley aankondigde op 4 oktober 1936 een mars door het centrun van East End te houden. De minister van Binnenlandse Zaken weigerde deze te verbieden. De Joodse Associatie van Oud-militairen en de Independent Labour Party riepen op tot een tegendemonstratie.

Aanvankelijk wilde de Communistische Partij haar aanhang niet op de been brengen. De Communistische Partij richtte haar energie op de opbouw van een volksfront met allerlei liberalen, conservatieven en geestelijken. Betrokkenheid in straatgevechten met de fascisten bracht de Communistische Partij in verlegenheid tegenover hun nette bondgenoten.

Uiteindelijk kon de leiding van de Communistische Partij dit standpunt niet langer overeind houden. Er zouden massale protesten zijn tegen de mars van de zwarthemden, met of zonder de partij. Drie dagen van tevoren wierp de Communistische Partij haar gewicht in de opbouw van de tegendemonstratie. De leiding van de Labour Party, de Joodse Raad van Afgevaardigden, burgemeesters van Oost-Londen, en diverse rabbijnen en andere geestelijken drongen er krachtig op aan deze tegendemonstratie te boycotten.

Honderdduizend arbeiders sloegen hun advies in de wind. Zij kwamen bijeen bij het verzamelpunt van de zwarthemden, onder de leus ‘No Pasaran’ (‘Ze komen er niet door’) – dezelfde leus als in Madrid tijdens het beleg door Franco.

Hun krachten werden zodanig verspreid opgesteld dat de fascisten en de politie die hen beschermde, naar Cable Street zouden worden geleid – een heel gemakkelijk te verdedigen straat, door de smalle doorgang met vele zij straten. Luidsprekerwagens, boodschappers op motoren en eerste-hulpposten werden allemaal georganiseerd.

De aangekondigde route van de fascistische mars werd bij het verzamelpunt geblokkeerd door een enorme menigte. Zoals gebruikelijk was geworden, probeerde de politie de weg vrij te maken, door telkens weer nieuwe charges met de wapenstok. Phil Piratin, een communistische leider uit Stepney (een wijk in Londen, vert.), vertelt hoe de strijd zich ontwikkelde:

‘Het was duidelijk dat de fascisten en de politie hun aandacht nu zouden richten op Cable Street. We waren daar klaar voor. Op het moment dat dit duidelijk werd, werd het sein gegeven om de barricades op te werpen,

Een vrachtwagen werd omvergeworpen,

‘aangevuld met stukken meubels, matrassen, en verder alles wat je verwachtte in opslagruimtes aan te treffen, het was een barricade waar de politie met moeite doorheen kon breken. Wanneer de politie aanviel, werd ze bekogeld met melkflessen, stenen en knikkers. Sommige huisvrouwen begonnen vanaf de daken melkflessen te gooien. Een deel van de politie trok zich terug.’

Hierna gelastte de politie de fascistische mars af. Mosley was gestopt. Piratin schreef:

‘In Stepney was er in materiële zin niets veranderd. De slechte huizen, de armzalige straten, de slechte omstandigheden in de werkplaatsen waren hetzelfde, maar de mensen waren veranderd, Ze leken meer met opgeheven hoofd te lopen en ze hielden hun schouders rechter – en dan de verhalen die ze vertelden. Elk van hen was een held – velen onder hen waren het daadwerkelijk … De ’terreur’ had zijn betekenis verloren. De mensen wisten nu dat het fascisme verslagen kon worden, als ze zichzelf daartoe organiseerden.’

De leiders van Labour veroordeelden de antifascistische betogers, en prezen de politie. Ze richtten er al hun energie op de Wet op de Openbare Orde door het parlement te jagen.

Deze wet verbood fascisten in hun zwarte hemden en uniformen te paraderen, de politie kreeg grote bevoegdheden om demonstraties te verbieden. De wet werd echter consequent meer tegen links gericht dan tegen de aanhangers van Mosley. Kort na de invoering van de wet werden drie antifascisten met een beroep op de wet tot vier maanden dwangarbeid veroordeeld. Fascistische marsen kregen voortdurend het groene licht terwijl er een verbod werd doorgedrukt op 1-Mei-demonstraties van de vakbonden.

De fascisten werden niet gestopt door zulke wetgeving. In Duitsland waren zowel het uniform van de bruinhemden als de stormtroepen een de periode verboden. Dit kon ze echter niet tegenhouden. Mosley werd gestopt door massa-acties zoals in Cable Street.

Na Cable Street konden de antifascisten in de aanval gaan. De BUF was grotendeels een organisatie van de middenklasse, maar door de ellende in East End verwierf ze met haar racistische propaganda een niet onaanzienlijke steun uit de arbeidersklasse. Zelfs na Cable Street, in 1937, behaalden de BUF-kandidaten 23,17% van de stemmen in Bethnal Green en 16,3% in Limehouse. Dit waren echte arbeiderswijken.

Er was een andere tactiek nodig om zulke steun te ondermijnen. Terwijl het noodzakelijk was fysieke confrontaties aan te gaan met de harde kern van de zwarthemden, waren andere tactieken nodig om hun aanhangers los te weken. Dit werd bereikt door een daadwerkelijk alternatief te bieden, echte strijd tegen werkloosheid en slechte huisvesting.

Piratin beschrijft een keerpunt in juni 1937:

‘Het Paragon-complex had 40 jaar terug al afgekeurd moeten worden door de plaatselijke autoriteiten, maar het stond nog steeds overeind. Mensen leefden daar en brachten hun kinderen daar groot, en huisbazen ontvingen de meest buitensporige huren voor deze krotten. Wij hadden er geprobeerd steun te verwerven en de Daily Worker te verkopen. Er was een huurderscomité opgezet, dat de sympathie en steun verwierf van enkele bewoners met gemeenschapszin.

Op een dag kregen we te horen dat twee van de gezinnen de volgende dag uit hun huis zouden worden gezet. Het ene gezin had vijf kinderen, en het andere zes. Ik wilde graag weten waarom deze mensen zelf niks aan deze zaak hadden gedaan, en waarom ze de zaak niet hadden voorgelegd aan het Huurderscomité. Ik ontdekte dat ze allebei BUF-leden waren en niets van ons wilden weten. Eén gezin wilde die avond helemaal niets met ons te maken hebben. Het andere was bereid te luisteren.’

Beide huizen werden tegen de deurwaarders verdedigd, en in de loop van die strijd werd ontdekt dat de gezinnen de BUF om hulp hadden gevraagd, maar dat deze had geweigerd om ook maar iets te doen.

‘Het nieuws [van de overwinning] ging als een lopend vuurtje rond, de barricades werden opgeheven en de ‘munitie’ werd opgeruimd. De lessen hoefden niet breed te worden uitgemeten. Lidmaatschapskaarten van de BUF werden vrijwillig en vol walging vernietigd.’

De communisten organiseerden een enorme huisvestingscampagne in East End die de steun aan Mosley uitholde.

Er kunnen waardevolle lessen worden getrokken uit de ervaring van de strijd in East End. Op het hoogtepunt van de recessie maakten fascisten gebruik van de ontevredenheid en bitterheid onder mensen uit de arbeidersklasse om steun te verwerven.

De twee aspecten van de succesvolle antifascistische acties – massale actie om de marsen van de nazi’s te breken, en massale activiteit om ze te isoleren van steun uit de arbeidersklasse – moeten vandaag de dag herhaald worden.

Het National Front gestopt

‘Ik denk dat onze grote marsen, met trommels en vlaggen en spandoeken, een hypnotiserend effect op het publiek hebben, en ook een immens effect in het versterken van de trouw van onze volgelingen, zodat hun enthousiasme behouden blijft.’

Dit waren de woorden van John Tyndall, de leider van het Britse National Front (NF) in de jaren’70. Vandaag de dag is Tyndall leider van de nazistische British National Party. Zijn woorden zijn een echo van die van zijn held, Hitler.

In het midden van de jaren ’70 kwam het National Front snel op. Dit werd bevorderd door de omstandigheden. Door de eerste recessie sinds de oorlog ging de levensstandaard van mensen achteruit. De Labourregering bezuinigde fors op lonen, gezondheidszorg en huisvesting. Het enige waar nog groei in zat, waren de rijen voor de sociale dienst.

Nu begonnen delen van de conservatieve partij rond de voormalige minister Enoch Powell, samen met een groot deel van de pers, racistische sentimenten aan te wakkeren. Als reactie daarop capituleerde de Labourregering voor het racisme. In de lente van 1976 zette Malawi, in zuidelijk Afrika, zijn Aziatische bevolking het land uit. Engeland had deze onfortuinlijke mensen daar gehuisvest toen Malawi nog een kolonie was. Ze hadden Britse paspoorten. Natuurlijk verwachtten ze veilige opvang aan te treffen in Engeland. In plaats daarvan werden ze geconfronteerd met rassenhaat. Uitgerekend op dat moment gaf de Labour Party toe aan de eis van het internationaal Monetair Fonds dat er enorm bezuinigd moest worden. Ziekenhuizen gingen dicht, er kwam een einde aan het bouwen van gemeentewoningen, en er werd gekort op de uitgaven voor onderwijs.

De Labour-gezinde Daily Mirror verscheen met de kop ‘Nieuwe vloedgolf van Aziaten naar Engeland’. De Tory-gezinde Telegraph had als kop ‘Invasie van Aziaten dwingt districten ertoe om hulp te vragen’. Zelfs de liberale Guardian schreef ‘Aziaten maken buren kwaad’, toen witte buren een Aziatische familie aanvielen!

De Labour-regering reageerde op karakteristieke wijze. Fractieleider Bob Mellish verklaarde in mei 1976 tegenover het Lagerhuis:

‘De natie heeft alles gedaan wat zij had moeten doen. Haar reputatie is er een van groot respect en rechtvaardigheid, maar ik zeg ‘genoeg is genoeg’ … Deze last kan niet langer alleen door ons volk gedragen worden. Als we dat nu niet onder ogen zien, zullen we dat later moeten doen (bijval van Labour en de Conservatieven) … Laten we het er eens over gaan hebben of we … hun tickets naar en reïntegratie in India niet kunnen betalen.’

Enoch Powell hield een aantal opzwepende toespraken over de Aziaten uit Malawi. Hij maakte gebruik van Mellish’ zin ‘genoeg is genoeg’, en riep op tot de ‘repatriëring’ van zwarte ‘immigranten’.

Het National Front oogstte de resultaten van de hysterie in de pers, Powells demagogie en Labours laffe capitulatie voor het racisme. In de loop van 1976 boekte het NF belangrijke verkiezingswinst. Bij de plaatselijke verkiezingen in Blackburn steeg zijn stemmenaantal, samen met dat van een andere kleinere nazistische groep, tot 38%. Er werden twee gemeenteraadsleden van de nazi’s verkozen. In Leicester won het NF 44.000 stemmen met 48 kandidaten, en bij plaatselijke tussentijdse verkiezingen in Deptford (Lewisham) in Zuid-Londen kregen de nazi’s 44% van de stemmen.

In 1977 werd het nog erger. Bij de verkiezingen voor Groot-Londen in mei deed het National Front mee in 85 van de 92 districten, kreeg 119.063 stemmen, en versloeg daarmee de liberalen, die in 33 kiesdistricten terugzakten naar de vierde plaats.

Op basis hiervan besloten de nazi’s Mosleys voorbeeld op te volgen, en eveneens marsen te organiseren om hun steun en imago op te krikken, langs de door Tyndall aangegeven lijnen. Elke keer kwamen ze tegenover antifascisten te staan en werden ze beschermd door de politie.

Twee gebeurtenissen zouden een einde aan hun opmars maken.

De eerste vond plaats toen het National Front van de straten van Lewisham werd geslagen. De tweede was de oprichting van de Anti Nazi League (ANL).

Een paar maanden voor de mars in Lewisham was de politie begonnen met Operatie 39 PNH. PNH betekende ‘Police Nigger Hunt’ (politie-nikker-jacht). Zwarte jongeren werden in alle vroegte van hun bed gelicht bij razzia’s, op grond van verzonnen beschuldigingen van roof. Het National Front maakte van de kans gebruik een smerige hetze tegen zwarten te beginnen, en de campagne ter verdediging van de gearresteerde zwarte jongeren het leven zuur te maken.

Net als in de jaren ’30 pleitten de plaatselijke autoriteiten bij de regering voor een verbod op de nazi-mars. De voorzitter van de gemeenteraad van Lewisham, 1.500 christenen uit de buurt en de vakbondsfederatie TUC riepen op tot een verbod. De Labour-minister van Binnenlandse Zaken weigerde dit op grond van ‘vrije meningsuiting’ – met andere woorden vrijheid om tot rassenhaat aan te zetten.

Op de dag zelf werd voor twee tegendemonstraties opgeroepen. De eerste, aangevoerd door de burgemeester en de bisschop, werd uitgeroepen door het Algemeen Londens Comité Tegen Racisme en Fascisme (ALCARAF).Deze eindigde ruim een kilometer van de plaats waar de nazi’s zich verzamelden. De betogers werd een pamflet gegeven, dat hun dringend verzocht niet naar de verzamelplaats van de nazi’s te gaan en te vertrouwen op ‘vredelievende en ordelijke methoden’.

Ondertussen had de Socialist Workers Party (SWP, onze Britse zusterorganisatie, vert.) opgeroepen zich te verzamelen op de plaats waar de nazi’s bijeenkwamen. Het pamflet van ALCARAF liet daarover weten: ‘We zijn tegen de intimidatie en de provocerende mars die door de SWP zijn gepland.’ Daarentegen deden zwarte en witte jongeren uit de buurt, socialisten en veteranen van de strijd tegen Mosley mee met de SWP om er zeker van te zijn dat de nazi’s daadwerkelijk van de straat werden geslagen. Een kwart van de Londense politiemacht, voor de eerste keer met schilden bewapend, kon de fascisten niet beschermen. Twee keer braken de antifascisten door de gelederen van de politie heen, en splitsten de nazi-mars in tweeën. De nazi’s sloegen op de vlucht.

Dit was een gevoelige nederlaag voor het National Front.

Net als indertijd bij Cable Street, veroordeelden de pers en de Labour Party de antifascistische betogers. De Daily Mirror zei dat de SWP ‘net zo slecht als het National Front’ was. De Labour-organisator in de West Midlands omschreef de SWP als ‘rode fascisten’. De vice-premier Michael Foot, die lange tijd tot de linkervleugel van Labour behoorde, zei:

‘Je stopt de nazi’s niet door flessen te gooien of door op de politie in te slaan. De meest ineffectieve manier om tegen de fascisten te vechten, is je op dezelfde manier te gedragen.’

Maar de opmars van het National Front was in Lewisham wel gestopt.

Dit succes maakte het de SWP mogelijk om, samen met verschillende parlementsleden van Labour en prominente personen, de Anti Nazi League op te richten. De ANL zorgde dat het National Front zich niet kon herstellen.

De ANL slaagde erin het National Front in de ogen van miljoenen te ontmaskeren als nazi’s. Twee succesvolle festivals in Londen trokken elk 100.000 mensen. De zusterorganisatie van de ANL, Rock Tegen Racisme, organiseerde tientallen concerten door het hele land.

De ANL organiseerde zwarten en witten joden en niet-joden, jongeren en ouderen. Elke keer dat de nazi’s verschenen, kwamen ze tegenover veel meer antifascisten te staan. Elk nazi-pamflet werd beantwoord met veel en veel meer ANL-pamfletten. Leden van de ANL organiseerden plaatselijk om nazi-graffiti te verwijderen.

De strijd ging door, en vormde een vast patroon. Grote massa’s mensen gingen de confrontatie aan met de nazi’s, die daardoor volledig in de schaduw gesteld werden en niet zonder politiebescherming konden. Dit bereikte een climax tijdens de verkiezingscampagne van 1979, toen 3.000 politieagenten in het wilde weg begonnen te meppen op antifascisten die protesteerden tegen een bijeenkomst van het NF in Southall in West-Londen. Hier nam de politie wraak voor Lewisham, en vermoordde SWP-lid Blair Peach.

Desondanks ging het na 1979 bergafwaarts met het National Front, en het Britse fascisme werd voor een periode van zo’n tien jaar het bos ingejaagd. De Anti Nazi League liet zien hoe men zich tegen de nazi’s moest organiseren.

De leider van het National Front Martin Webster, drukte bitter zijn frustratie over de successen van de Anti Nazi League uit tijdens een rechtszaak wegens laster. Die was in 1982 tegen hem aangespannen door Peter Hain, een van de oprichters van de ANL. Voor 1977 zei Webster dat het National Front onstuitbaar was, en beweerde hij dat hij op weg was minister-president te worden. Toen was plotseling de ANL overal, die de nazi’s overal hard aanviel. Door de grote omvang van de ANL op straat bleek het onmogelijk om leden van het National Front de straat op te krijgen. Ze wonnen steeds minder nieuwe leden, en het aantal stemmen dat ze kregen, zakte volledig ineen. De nazi’s hadden een belangrijke nederlaag geleden – fysiek en moreel waren ze gebroken.

5. Wedergeboorte van het Europese fascisme

In juni 1981 werd er in de straten van Parijs gedanst. Op het werk vloeide de champagne. De vreugde volgde op de verkiezing van François Mitterrand van de socialistische partij tot president. Hij leek een baken van hoop te bieden na 23 jaar rechts bestuur.

Tien jaar later was Mitterrand nog steeds aan het bewind, maar de hoop was reeds lang vervlogen. De officiële werkloosheidscijfers waren gestegen van 1,5 miljoen tot 2,7 miljoen. Nog meer mensen namen deel aan nergens toe leidende cursussen van de regering of hadden geen recht op een uitkering.

In 1981 kon Jean-Marie LePen, de leider van het Franse Front National (FN), nog niet eens de 500 handtekeningen van gekozen burgemeesters en raadsleden bijeen krijgen die hij nodig had om zich kandidaat te stellen voor het presidentschap. Tien jaar later kreeg hij bij opiniepeilingen 20% steun, en had zijn partij de vroeger zo machtige communistische partij ruimschoots gepasseerd.

De nazi-praktijken van LePen spreken voor zich. Deze beginnen tijdens zijn studententijd in de Tweede Wereldoorlog, toen hij collaboreerde met de nazi’s en met de Franse pro-nazi-regering. Bij de presidentsverkiezingen van 1965 was hij een campagnemedewerker van de fascistische kandidaat. In 1968 werd hij veroordeeld vanwege het leuren met opnamen van toespraken van Hitler en marsliederen van de nazi’s. Nog in juni 1986 werd hij door de rechter veroordeeld wegens antisemitisme. Vandaag de dag omvat het 50-punten-programma van het Front National ten aanzien van immigratie de eis dat migranten bij het toekennen van werk officieel gediscrimineerd worden, en de eis voor de vorming van een apart en slechter sociaal stelsel met geringere fondsen voor migranten.

Het Front National heeft munt weten te slaan uit het falen van Mitterrand. De zware industrie, zoals kolen en staal, is drastisch ingekrompen. De lonen van veel arbeiders, met name van ambtenaren, zijn laag gehouden of zelfs naar beneden gedrukt. Openbare voorzieningen – met name vervoer, onderwijs en gezondheidszorg – zijn steeds slechter geworden. Ondertussen werden er enorme winsten gemaakt.

Tegen deze achtergrond begon LePen een gehoor te vinden voor zijn argumenten, dat er niets viel te kiezen tussen Mitterrand en de grote rechtse partijen, en dat Frankrijk werd belegerd door ‘anti-nationale krachten’, in de vorm van internationale bankiers en het multinationale kapitaal. Vervolgens bracht Mitterrand, in een poging zijn eigen huid te redden, bij de algemene verkiezingen van 1986 veranderingen aan in het kiessysteem ten gunste van de kleinere partijen. Mitterrand wist dat dit nieuwe systeem de nazi’s zetels op zou leveren, maar op cynische wijze rekende hij erop dat dit tot een breuk in de grote rechtse partijen zou leiden. Het resultaat was, dat het Front National 2,7 miljoen stemmen en 35 parlementsleden kreeg, terwijl de grote rechtse partijen toch voldoende zetels wennen om de regering te vormen. De daaropvolgende twee jaren hield het FN zich wat meer op de achtergrond, om vervolgens weer op te duiken met een nog bottere fascistische politiek. LePen deed de Holocaust nu af als ‘een detail van de geschiedenis’.

De nazi’s groeiden ook door een golf van racisme, die werd aangewakkerd door alle grote partijen, waaronder ook de socialisten. In de zomer van 1991 barstten rellen uit in een aantal grotere steden, in wijken waar veel Noord-Afrikanen wonen. De sociaal-democratische premier, Edith Cresson, stelde hierop voor, vliegtuigen in te huren om ‘Illegale immigranten en vluchtelingen te deporteren. Chirac, de leider van de Gaullisten, verklaarde dat het Franse volk genoeg had van het ‘lawaai’ en de ‘stank’ van migranten.

LePen greep deze opmerkingen met beide handen aan, en maakte gebruik van het racisme van zijn tegenstanders, om te beweren dat nu bleek dat hij altijd al gelijk had. Er zat een grond van waarheid in zijn opmerking dat ‘mensen altijd de voorkeur geven aan het origineel boven de kopie’. Mitterrand en de socialisten gaven min of meer toe aan de argumenten van LePen, maar beloofden ze op een meer ‘humane’ manier uit te voeren.

De communistische partij stelde zich zeer vaak hetzelfde op. Tot tien jaar terug was zij de belangrijkste partij van de arbeidersklasse, met meer leden dan de sociaal-democraten. Ze beheerst de belangrijkste vakbondsfederatie, de CGT, en brengt een dagblad uit. Maar in 1981 nam ze deel aan de eerste regering van Mitterrand en deelde de verantwoordelijkheid voor de bezuinigingsmaatregelen. En toen het racisme aan de oppervlakte kwam in de ‘Rode Gordel’, het communistische bolwerk rond Parijs, ging de communistische partij daarin mee.

In het begin van 1981 leidde de communistische burgemeester van Vitry een ‘commandogroep’, die een pension vernielde om te voorkomen dat 300 immigranten daar in zouden trekken. Het dagblad van de partij, Humanité, stelde zich vierkant op achter de actie van de burgemeester. Vol trots gaf het de woorden weer die hij voor de aanval tot migranten richtte: ‘Jullie hebben het recht niet de huisvesting van jonge Franse arbeiders in te nemen.’

Humanité bracht een speciale gratis uitgave uit, met als kop ‘Nee tegen immigrantengetto’s’. Onder de kop ‘Een openhartige kijk op de problemen, veroorzaakt door immigratie’ was een grote foto van een rij werklozen bij de sociale dienst afgedrukt. Binnenin verklaarde de krant: ‘De immigratie moet een halt toe worden geroepen om de werkloosheid niet te laten toenemen.’

De communistische partij heeft sindsdien weinig gedaan om de nazistische dreiging het hoofd te bieden. LePen heeft aanzienlijke steun weten te verwerven in de ‘Rode Gordel’ en onder dokwerkers in Marseille – een groep die traditioneel altijd de communisten steunde.

In de zomer van 1991 bracht de Communistische Partij een schandalig pamflet uit, dat als volgt begon: ‘We zeggen dat immigratie vandaag de dag een reëel probleem aan het worden is’. Het pamflet legde een verband tussen de toename van de criminaliteit, de werkloosheid en de verslechteringen in het stelsel van sociale zekerheid en in de gezondheidszorg enerzijds, en het aantal immigranten anderzijds.

Het fascisme kan niet worden verzwakt door zijn argumenten over te nemen.

Toch heeft de opkomst van LePen een reactie opgeroepen. Er kan geen enkele twijfel over bestaan dat er een basis bestaat voor een beweging tegen het Front National. Op 1 mei 1989 riep Pen op tot een mars door Parijs. Er kwamen 40.000 mensen opdagen. Een linkse tegendemonstratie trok 100.000 mensen, helaas gingen ze niet de confrontatie aan met de nazistische mars.

In 1990 demonstreerden honderdduizenden betogers na een afschuwelijke aanval op een Joods kerkhof. Bij een opiniepeiling aan het einde van 1991 was 43% van de ondervraagden ‘volkomen tegen’ alles waar het Front National voor stond.

Toen eind 1986 studenten hun universiteiten bezetten en de straat opgingen, vochten zwarten, witten en Arabieren gezamenlijk. Een Arabische student die door de politie was gedood, werd een symbool onder jongeren in het hele land. De rellen in de steden in 1991 lieten zien dat Arabische en zwarte jongeren niet van plan waren met zich te laten sollen of een tweederangs status te accepteren. Er is zelfs een grote antiracistische beweging gevormd om zich tegen het Front National te verzetten, SOS Racisme.

Het probleem is echter dat geen van de antiracistische organisaties een effectieve leiding heeft gegeven in de strijd om LePen te verpletteren.

SOS Racisme weigert de directe confrontatie met de nazi’s aan te gaan. Het organiseert antiracistische festivals en spreekt over de noodzaak tot verbetering van de levensomstandigheden van mensen om de voedingsbodem van het racisme te ondermijnen. Dit is allemaal goed, maar het leidt niet tot mobilisatie van mensen tegen de fascisten. SOS Racisme wordt bovendien beperkt door zijn banden met Mitterrand, die verantwoordelijk is voor de bitterheid waar LePen gebruik van heeft gemaakt.

Tragisch genoeg zijn ook de radicaal-linkse groepen er niet in geslaagd een effectief antwoord op de opkomst van de nazi’s te geven. Een ervan, Lutte Ouvrière, kreeg bij de presidentsverkiezingen van 1988 600.000 stemmen. Maar Lutte Ouvrière weigert LePen en het Front National openlijk als nazi’s te bestempelen. Ze heeft het nauwelijks over de dreiging van LePen. Daarentegen brengt ze naar voren dat het racisme alleen kan worden verslagen door arbeidersstrijd in de fabrieken. Dit betekent dat ze zich afzijdig houdt van de strijd die op dit moment plaats vindt. Het draagt niet bij tot de verdediging van zwarten en Arabieren tegen racistische aanvallen, tot het stoppen van de marsen van het Front National of zelfs maar tot de verwijdering van hun smerige graffiti.

Trotski keerde zich in de jaren ’30 tegen een vergelijkbare stellingname in Duitsland:

‘Klopt het, dat voor de vernietiging van werkloosheid en ellende eerst het kapitalisme vernietigd moet worden? Dat klopt. Maar alleen de grootste stommeling kan hieruit de conclusie trekken dat we vandaag de dag niet met al onze krachten hoeven te vechten tegen de maatregelen, met behulp waarvan het kapitalisme de ellende van de arbeiders vergroot.’

Radicaal-links in Frankrijk is groot genoeg om te mobiliseren en druk uit te oefenen op de socialistische en communistische partijen om hun voorbeeld te volgen. Het zou volgens het voorbeeld van de Anti Nazi League in Engeland te werk kunnen gaan.

LePen heeft er, net als fascisten elders, baat bij een harde kern van nazistisch tuig op te bouwen, door racistische uitbarstingen en zijn aanmoediging van racistisch geweld. Hij wil zijn stormtroepen echter verbergen achter een groeiend omhulsel van beschaafde electorale steun.

Het Front National doet het zo goed door het ontbreken van tegenacties. Tegendemonstraties en protesten zouden het electorale masker afrukken, LePen als een nazi bestempelen en zijn fascistische schoften isoleren.

Een journaliste ontdekte dit, toen ze infiltreerde in het Front National in Marseille. Ze beschreef de angst onder de aanhangers van het Front National, toen ze naar een bijeenkomst toe gingen en het gerucht ging dat SOS Racisme een tegendemonstratie organiseerde. Maar ze beschreef ook hun gevoel van opluchting en triomf, toen dit gerucht niet waar bleek te zijn.

Miljoenen mensen in heel Europa wordt het koud om het hart vanwege de opkomst van de belangrijkste Europese nazi in Frankrijk. Ook zijn ze met afschuw vervuld over de hernieuwde opkomst van het fascisme in Duitsland.

De Duitse nazi-organisaties hebben nog niet zo’n steun weten te verwerven als LePen. Ze slagen er nog niet echt in om zo respectabel als LePen over te komen. De belangrijkste extreem-rechtse groepering in Duitsland is de Republikaner-partij, die een vaste, harde kern van nazi’s heeft. Bij de Europese verkiezingen van 1989 won ze 2 miljoen stemmen. Vandaag de dag beweert ze 25.000 leden te hebben – ongetwijfeld overdreven.

De nazi’s hopen echter, dat ze hier, net als in Frankrijk, meer steun kunnen verwerven door de economische ellende en het gebrek aan een effectief alternatief.

Hun belangrijkste succes volgde op de val van de Berlijnse Muur. De Duitse nazi’s richtten zich op oostelijk Duitsland en dan met name op de jongeren. Tientallen jaren stalinistische heerschappij hadden een ideologisch vacuüm en massale ontevredenheid achtergelaten. In de eerste vlagen van vreugde over de val van de muur bloeiden prachtige ideeën op van gelijkheid, democratie en solidariteit. Maar al spoedig stortte de economie in het oosten van Duitsland ineen. De werkloosheid steeg. De prijzen stegen. De dromen werden weggevaagd door de werkelijkheid van de markt.

De nazi’s sloegen munt uit het feit dat het racisme bewust was aangewakkerd door de christen-democratische regering van Helmut Kohl. In de zomer van 1991 was er een stakingsgolf in zowel oostelijk als westelijk Duitsland. De minister van Economische Zaken werd door stakers met eieren bekogeld.

De christen-democraten gingen op zoek naar een zondebok om de woede af te leiden en begonnen vluchtelingen de schuld te geven van de problemen in Duitsland. Er begonnen spookverhalen de ronde te doen over ‘horden immigranten’, afkomstig uit Oost-Europa en de voormalige Sovjet-Unie. De sociaal-democratische partij (SPD) haastte zich een strakkere immigratiepolitiek te ontwikkelen.

De christen-democraten beweerden dat Bremen, een stad in het westen van Duitsland, een toevluchtsoord voor vluchtelingen was. De verkiezingen stonden voor de deur. De plaatselijke voorzitter van de SPD reageerde door Polen en Roemenen de toegang tot de stad te ontzeggen. De nazi’s haalden de oogst van dit racisme binnen, en kregen 8% van de stemmen in de stad.

De sterke Duitse Groenen raakten er ook in verstrikt. Delen van de Groenen hebben het initiatief genomen voor antifascistische demonstraties. Maar parlementsleden van de Groenen sloten een overeenkomst met de regering, die het haar mogelijk maakte asielaanvragen moeilijker te maken en speciale kampen voor vluchtelingen in te richten.

In het oosten vormde de hysterie over de vluchtelingen een buitenkansje voor de nazi’s. De jongeren in oostelijk Duitsland wilden verandering. Ze haatten het oude systeem, maar voelden zich verraden na de beloften over het nieuwe verenigde Duitsland. De nazi’s begonnen terrein te winnen. Het aantal brandstichtingen en fysieke aanvallen groeide. De gebeurtenissen bereikten een climax, toen een bende nazi’s op klaarlichte dag met brandbommen een aanval deed op een immigrantenpension in Hoyerswerda.

Het is echter verkeerd te denken dat alles naar wens verloopt voor de nazi’s. In beide delen van het land bestaan sterke antifascistische sentimenten, en de aanslagen hebben tot reacties geleid. Tijdens de Europese verkiezingen van 1989 waren er grote demonstraties tegen pamfletten van de Republikaner.

In Hoyerswerda zelf demonstreerden een week na de pogrom 4.000 antifascisten, waaronder een paar honderd plaatselijke bewoners. In heel Duitsland demonstreerden 100.000 mensen tegen de aanslag, en om de Kristallnacht, de anti-Joodse pogrom door het hele land, te herdenken.

Er is echter door links en door antifascisten nog geen systematische poging gedaan om in de oostelijke steden waar het geweld plaatsvindt, de straat op te gaan.

Grote delen van links hadden het idee dat het voormalige Oost-Duitsland socialistisch was. Toen de Berlijnse Muur viel, reageerden ze verward. Het leek erop dat arbeiders de ineenstorting van het ‘socialisme’ vierden. Dit heeft ertoe geleid, dat veel van hen de arbeiders in het oosten van Duitsland eenvoudigweg afschreven als rechtse mensen.

Maar daar waar de antifascisten de straten van oostelijk Duitsland zijn opgegaan, hebben ze positieve reacties gekregen. Zowel in Frankrijk als in Duitsland hebben de fascisten geprofiteerd van de capitulatie voor het racisme door de gevestigde partijen en van de gevolgen van de recessie. In Frankrijk werd de weg voor hen open gelaten door het ontbreken van aanhoudend verzet.

Op het moment dat machtige bewegingen van zwarten en witten terugvochten – zoals in Frankrijk aan het einde van 1986 en het begin van 1987 of bij de stakingen in Duitsland in 1991 – werden de fascisten buitenspel gezet.

Op het moment dat de confrontatie met de fascisten werd aangegaan, hebben de antifascisten laten zien dat ze veel meer mensen op de been kunnen brengen.

Het fascisme is nog ver van een overwinning verwijderd. De omstandigheden om het te verslaan zijn zeer gunstig – maar alleen als diegenen die willen vechten, de lessen van de strijd tegen het fascisme van de jaren ’30 en ’70 willen leren.

6. De strijd tegen fascisme vandaag de dag

Mensen die effectief tegen het fascisme willen vechten, krijgen altijd een aantal tegenargumenten te horen. Het meest gebruikelijke luidt: ‘Ik ben het niet eens met wat de fascisten zeggen, maar ik verdedig hun recht die dingen te zeggen.’ We leven tenslotte in wat een ‘democratische’ maatschappij wordt genoemd. Er is een lange en harde strijd gevoerd voor het recht op vrije meningsuiting.

Socialisten zijn democraten. Wij willen meer democratie dan er op dit moment bestaat. Wij willen dat de maatschappij door de massa van de bevolking beheerd wordt – niet door een rijke heersende klasse of een staatsbureaucratie. Socialisten willen vrije meningsuiting. Wij liepen vooraan in de strijd om dit recht te winnen. Wij hebben alle belang bij discussie en debat.

Maar wordt de vrijheid verdedigd door in alle situaties vrije meningsuiting toe te laten? Zou je vrijheid van meningsuiting verlenen aan een partij van mannen, die een campagne zou willen voeren voor het recht om vrouwen op straat te verkrachten? Nee. Net zo min moeten we vrijheid van meningsuiting toestaan voor degenen die aansporen tot intimidatie van, en moord op, zwarte mensen.

Dit is niet abstract. In 1976 eiste Enoch Powell in een serie opzwepende toespraken de uitzetting van zwarten. Hierop volgde al snel een golf van racistische aanvallen en moorden. In 1978 berichtte de Glasgow Herald dat er na de opening van een kantoor van het National Front in Edinburgh

‘een golf van vandalisme tegen Aziatische winkels volgde. Op winkels van Sikhs, Pakistanen en Indiërs werden leuzen gekladderd, en twee zaken in Edinburgh waren het doelwit van aanvallen met brandbommen.’

Nazi-organisaties richten zich tegen zwarte mensen en andere etnische minderheden, en willen ze uit dit land verdrijven. Hun uiteindelijke doel is een herhaling van de Holocaust. Hun argumenten zijn niet het product van rationele discussie, maar van rassenhaat. Hitlers stormtroepen kregen mensen achter zich, niet op grond van argumenten, maar door racistisch geweld.

Als we fascisten een platform ontzeggen, is dat volgens ons geen beperking van de vrijheid van meningsuiting. Het tegenovergestelde is waar: fascisten toestaan zich te organiseren is het in gevaar van brengen van de levens van zwarte mensen, van het gehele bestaan van de arbeidersbeweging en van elke vrijheid die we tot dusver hebben verworven.

De geschiedenis heeft laten zien dat de nazi’s alleen kunnen worden gestopt door de confrontatie met ze aan te gaan. Hitler besefte dit zeer goed. Kort na zijn machtsovername gaf hij toe:

‘Slechts één ding had onze beweging kunnen stoppen – als onze tegenstanders haar principes hadden begrepen, en vanaf het allereerste begin met de uiterste grofheid de kern van, onze nieuwe beweging hadden verpletterd.’

In de strijd tegen de fascistische dreiging kunnen we niet vertrouwen op een formeel verbod door de regering. Zulke verboden konden de opmars van Hitler niet verhinderen. In plaats daarvan besloot de regering, wanneer en waar ze de fascisten in bedwang hield en vervolgens de vrije hand gaf, naar gelang haar eigen behoeften. Het fascisme is, zoals we hebben gezien, uiteindelijk een instrument van de staat. Daarom kunnen we niet verwachten dat het door de staat zal worden gestopt.

Wat telt is activiteit – activiteit door zo veel mensen als er maar gemobiliseerd kunnen worden. Zoals we hebben gezien, werkte dat in Engeland: in 1936 in Cable Street, en in 1977 in de straten van Lewisham. Een dergelijke mobilisatie kan slechts worden opgebouwd door openlijke oproepen tot het neerslaan van de nazi’s, die een bedreiging zijn voor alle gewone mensen, en niet alleen door morele veroordelingen van het racisme.

Door te laten zien dat het fascisme kan worden gestopt door als socialisten onafhankelijk het initiatief te nemen, kunnen we steun voor een dergelijke strategie verwerven van veel grotere groepen mensen.

Leo Trotski pleitte in de jaren ’30 ook voor een dergelijke mobilisatie om Hitler te stoppen. Centraal in zijn strategie stond de noodzaak eenheid tegen de nazi’s op te bouwen – eenheid in de strijd.

De tragedie was dat hij de middelen niet had om invloed uit te oefenen op de machtige communistische en sociaal-democratische partijen, die gezamenlijk de nazi’s hadden kunnen verslaan tot aan het moment dat Hitler de macht in handen nam. Trotski hanteerde hetzelfde uitgangspunt met betrekking tot de burgeroorlog in Spanje. Daar pleitte links voor een eenheid zonder actie, voor het smoren van de strijd. En opnieuw had dit een ramp tot resultaat.

Er is wel een voorwaarde. We zijn voor confrontatie, maar alleen door het mobiliseren van grote groepen mensen. In de jaren ’30 stierven tientallen leden van de communistische partij in de strijd tegen de nazi’s, lang voordat Hitler aan de macht kwam. Maar hun partijleiders verhinderden hen effectieve strijd tegen de nazi’s te leveren, omdat ze communistische arbeiders isoleerden van sociaal-democratische arbeiders. Een dergelijke strategie van geïsoleerde confrontatie was tragisch in de jaren ’30. Laten we die fout niet weer maken!

Trotski was hier heel duidelijk over. Nadat de communistische partij dergelijke tactieken had toegepast in Frankrijk in de vroege jaren ’30 schreef hij:

‘De taak is steeds grotere groepen arbeiders te betrekken in de strijd tegen het fascisme … avonturen kunnen alleen, leiden tot het isolement van een kleine, militante minderheid.’

Hij herhaalde dit in andere woorden, toen hij schreef:

‘We zijn voor actieve zelfverdediging … Deze actieve zelfverdediging kan slechts succesvol zijn, als ze wordt gesteund en gedragen door het begrip en de sympathie van de grote massa van de arbeiders, en in de eerste plaats de sociaal-democratische arbeiders…’

Twee slotopmerkingen moeten worden gemaakt. De noodzaak om de confrontatie met de nazi-bendes aan te gaan is van levensbelang. Maar om zich heen kunnen ze groepen aanhangers winnen, die geen geharde fascisten zijn. Massale propaganda die deze bendes onomwonden als nazi’s ontmaskert en uitlegt waar ze voor staan, kan velen van deze meelopers losbreken. Als aanvulling kunnen campagnes rond de dagelijkse economische problemen van gewone mensen het racisme helpen ondermijnen en de basis leggen voor de eenheid van zwarten en witten in de strijd tegen de bazen.

Als socialisten het voortouw nemen, kunnen we deze woede tegen de regering richten, tegen mishandeling door de politie en tegen dit verrotte systeem. We kunnen laten zien dat werkende mensen, zwarten en witten, in hetzelfde schuitje zitten – dat we samen kunnen en moeten vechten.

Maar als nazi’s of racisten de vrije hand wordt gelaten zullen ze die woede richten op zwarte gezinnen in armoedige flats, tegen vluchtelingen of tegen Turkse of Marokkaanse winkeliers.

Als socialisten staan we zij aan zij met iedereen die tegen de nazi’s wil vechten. Maar we weten dat het fascisme voortkomt uit het kapitalisme. Het plant zich voort in de riolen van een verrot systeem.

We kunnen het fascisme rechtsomkeert laten maken, deze stroom vuil waarvan de meeste mensen dachten dat hij voor altijd was uitgebannen in 1945 – in Nederland, Europa of waar dan ook. Maar als we voor eens en altijd deze wereld willen bevrijden van fascisme en racisme, moeten we een einde zien te maken aan dit verrotte systeem – een kapitalistisch systeem dat oorlog, hongersnood en crisis voortbrengt.

Nawoord: de situatie in België en Nederland

België: de opkomst van het Vlaams Blok

Ook in België en Nederland groeit het fascisme. In België hebben we de snelle groei gezien van het Vlaams Blok. Het is het oude liedje. Een diepe economische crisis in de jaren ’80 leidde tot een snelgroeiende werkloosheid. Rechtse regeringen lieten de arbeiders voor de crisis betalen, door middel van botte bezuinigingen op de sociale zekerheid. De arbeiders verzetten zich met militante stakingen bij het openbaar vervoer en in de mijnen. Vakbondsleiders verkochten de strijd uit, met demoralisatie als gevolg. Links had geen antwoord op de steeds terugkerende recessie. Sterker nog, de sociaal-democraten nemen ondertussen weer deel aan de regering en bezuinigen doortastend mee.

In deze situatie kon en kan het Vlaams Blok snel groeien. Het Vlaams Blok was oorspronkelijk een afsplitsing van de Volksunie, een Vlaams-nationalistische partij, die meer autonomie voor Vlaanderen wil. Het Vlaams Blok wil Vlaanderen losmaken van België, om vervolgens samen te gaan met andere Nederlandstalige gebieden: Nederland, -en de streek in Frankrijk waar Nederlands gesproken wordt. In het onafhankelijke Vlaanderen is volgens de ideoloog van de club, Karel Dillen, ‘geen plaats voor Islamieten en negers’. Voordat Nederland mee mag doen van het Vlaams Blok, moet het ‘afgelopen zijn met de linkse praatjes en het zedelijk verval. Nederland Is een veilige plek voor drugs, seksuele uitspattingen en negers’, aldus Dillen. Fel tegen links, fel racistisch onder het motto ‘eigen volk eerst’, vol sympathie voor de conservatieve apartheidsaanhangers in Zuid-Afrika, en keihard tegen het abortusrecht, dat is het Vlaams Blok.

Deze nazi-organisatie groeit snel, vooral in Antwerpen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen eind 1988 haalde ze daar 17 procent, een jaar later bij de Europese Verkiezingen 20 procent, en in 1991 bij de parlementsverkiezingen een kwart van de stemmen. De partij, onder aanvoering van Filip Dewinter, probeert uit alle macht netjes over te komen, terwijl in de schaduw ervan de knokploegen gevormd worden.

De grote politieke partijen doen in feite niets tegen de opkomst van de nazi’s – integendeel. ‘Respectabele’ politici hanteren zelf al jarenlang racistische argumenten: de liberalen die enkele jaren geleden een ‘vertrekpremie’ voor migranten bepleitten; ‘socialisten’ en christen-democraten die voor verplicht taalonderwijs zijn, en gezinshereniging willen beperken. Met dit soort dingen geven ze de fascisten gelijk, en bevorderen ze hun groei. Ook de media doen mee. De katholieke Gazet van Antwerpen plaatst regelmatig ingezonden brieven van Vlaams-Blokkers. Het blad ruimt zelfs plaats in voor de ‘opinies’ van het Vlaams Blok op de opiniepagina. Geen wonder dat een op de drie lezers van de krant Vlaams Blok stemt! Geen wonder dat die nazi’s snel groeien!

Maar er is gelukkig verzet, vooral na de schok van ‘Zwarte Zondag’, 24 november 1991, toen het Vlaams Blok haar grote stembuswinst boekte. Er zijn grote demonstraties gehouden, waar organisaties als Blokbuster, het Antifascistisch Front, linkse groepen en vakbondsactivisten aan deelnamen. Zo liepen honderdduizenden antiracisten, uit België en heel Europa, op 22 maart 1991 demonstratief door Brussel. Een jaar na ‘Zwarte Zondag’ liepen vele duizenden scholieren in Antwerpen te hoop tegen het Vlaams Blok, dat haar overwinning van het jaar daarvoor vierde. De mogelijkheid om een effectieve antifascistische beweging op te bouwen is wel degelijk aanwezig.

Antiracisme en antifascisme in Nederland

Dat geldt ook voor Nederland. Weliswaar is de dreiging van het fascisme hier minder direct, maar dat kan snel veranderen. Diverse kleine, en een paar wat grotere groepen, proberen een nazi-beweging op te bouwen. De Centrumdemocraten, de grootste groep, hebben één parlementslid, maar ook een hele handvol gemeenteraadsleden. Dit laatste geldt ook voor CP’86 (Centrum Partij). In een aantal steden, bijvoorbeeld Groningen, zijn daarnaast openlijke nazi’s actief. Ze tuigen migranten en ook krakers af.

De fascisten in Nederland lijken verdeeld en zwak, maar die verdeeldheid is deels schijn. Terwijl de leidertjes ruzie maken, komen ze wel geregeld samen, onder andere bij de weduwe Rost van Tonningen: de woning van deze oude nazi doet dienst als een soort communicatiecentrum van de fascisten.

Bovendien kan de zwakte van de nazigroepen snel omslaan, want de voorwaarden voor snelle groei worden één voor één vervuld.

Allereerst is er de economische crisis, de werkloosheid, de vervallende binnensteden en de afbraak van de verzorgingsstaat. De woede en frustratie bij arbeiders en andere groepen, met name in de oude buurten, groeit. Maar een sterke linkse beweging die de oorzaken van de problemen te lijf gaat, bestaat nauwelijks. Die oorzaken liggen bij de regering die bezuinigt, bij kapitalisten die de lonen drukken, bij speculanten die rijk worden van woningnood. En de sociaal-democraten zitten weer in de regering en bezuinigen erop los. Verpaupering van honderdduizenden, gecombineerd met de afwezigheid van een effectief links antwoord. Resultaat: het terrein komt steeds meer open te liggen voor de nazi’s.

Dit wordt versterkt door het officiële, door de staat aangewakkerde racisme. Met name de leiding van de PvdA speelt hierin een uiterst smerige rol. Vooral nadat de vakbondsleiding, in de herfst van 1991, de strijd tegen de WAO-plannen afblies, was het hek van de dam. De VVD-er Bolkestein, die roept dat ‘buitenlanders’ zich maar aan ‘onze’ normen en waarden moeten aanpassen, zette de toon. Vicepremier Kok had al eerder voor consequente uitzetting van ‘illegalen’ gepleit. Staatssecretaris Kosto laat zien wat een ‘sober doch humaan’ vluchtelingenbeleid betekent. Vietnamezen, op de vlucht voor nazi’s uit Praag, moeten op transport naar Vietnam. Daar lopen ze het gevaar in een kamp te belanden. Voor zogenaamde ‘kansloze’ (lees: kansloos gemaakte!) asielzoekers wordt een zogenaamd Grenshospitium neergezet: een gevangenis waar vluchtelingen als oud vuil worden behandeld. In het voorjaar van 1992 laat de marechaussee een zwangere vrouw creperen door haar dagenlang geen medische zorg te geven. De laatste maanden gaat er nauwelijks een dag voorbij zonder dat een politicus iets roept over ‘vloedgolven van vluchtelingen’ of ‘stromen van illegalen’ die van ‘onze’ gezondheidsvoorzieningen gebruik willen maken, enzovoorts.

De toon is gezet: vluchtelingen, migranten, ‘illegalen’, zijn derderangs mensen, als het al mensen zijn. In feite zeggen politici van CDA, VVD en PvdA wat Janmaat van de CD al jaar in, jaar uit, zegt. Het zijn dan ook Janmaats nazi’s die hier garen bij spinnen.

De eerste tekenen dat de regeringspolitiek de nazi’s aanmoedigt, zijn er al. De eerste maanden van 1992 werd een serie aanslagen en brandstichtingen gepleegd, op en bij moskeeën, kantoren en winkels van migranten, onder andere in Den Haag en Amersfoort Regelmatig steken nazi-skins een migrant neer, waarna de politie uiterst lauw reageert. Ondertussen groeit de CD. Bij een recente opiniepeiling zouden Janmaats gangsters vijf zetels krijgen, in plaats van één. Het fascisme groeit dus ook in Nederland. Ze zijn nog niet zo sterk als in België of Frankrijk. We kunnen en moeten ervoor zorgen dat dit zo blijft, dat ze teruggejaagd worden in hun holen!

Er is een basis voor antifascistische strijd. Bij demonstraties tegen racisme in het voorjaar van 1992 liepen duizenden, en op 21 maart zelfs tienduizenden mensen mee. In reactie op de moorden in Mölln gingen weer duizenden verontwaardigde demonstranten de straat op, van Amsterdam tot Venlo, van Eindhoven tot Groningen en Leeuwarden. Pogingen van nazi’s om concerten van nazi-bands zoals Skrewdriver te organiseren stuiten soms op demonstraties. Meer dan eens leiden die tot succesjes: het concert wordt afgeblazen, of een CD-vergadering wordt verstoord.

Het is hard nodig om de talloze initiatieven in de strijd tegen racisme en fascisme te bundelen en te versterken. In Nederland, anders dan in België, moet op dit moment de nadruk met name liggen op strijd tegen het racisme dat door regering en politici aangewakkerd wordt. Verzet tegen Kosto’s intimidatie van vluchtelingen, actie tegen de anti-‘illegalen’-hetze, strijd tegen de maatregelen die gezinshereniging bemoeilijken: dat is nu de belangrijkste strijd. Hetzelfde geldt voor het opkomen voor onbeperkt kiesrecht voor migranten, en voor scholing en banen voor migranten.

Dit moet verbonden worden met een strijd tegen het beleid dat tot de wanhoop leidt die sommigen in Janmaats armen jaagt. We moeten vechten tegen lage lonen en ontslagen. We moeten vechten tegen bezuinigingen op gezondheidszorg, onderwijs en stadsvernieuwing. We moeten de strijd aanbinden tegen het crisisbeleid dat alle arbeiders, zwart en wit, raakt. Zwart en wit, eenheid in de strijd, tegen racisme en crisisbeleid: dat blijft op dit moment de hoofdzaak.

Tegelijk moeten we voorkomen dat de nog kleine groepjes fascisten sterker worden en aan zelfvertrouwen winnen. Overal waar ze bijeenkomen of marcheren, moeten antifascisten massaal opkomen, en de fascisten beletten bijeen te komen, of uit elkaar jagen. Daarbij moeten we een paar fouten vermijden. Kleine knokploegen van antifascisten die op fascisten gaan jagen: dat is een gevaarlijke en doodlopende weg. Om te beginnen zijn nazi’s in dit soort dingen doorgaans ‘beter’, en ze hebben geen bedenkingen tegen moord. Ze zullen makkelijker aan wapens komen, bijvoorbeeld door connecties bij leger of politie. Belangrijker is dat zo’n strategie tot een halfondergrondse manier van werken leidt. Dat maakt het voor grote groepen antifascisten onmogelijk om aan de strijd deel te nemen. De strijd wordt als het ware achter de rug van de meerderheid van arbeiders gevoerd. Maar, hoe heldhaftig ook, zo’n kleine minderheid kan de nazi’s niet tegenhouden. We moeten het hebben van onze openlijke vastbeslotenheid, om met zoveel mogelijk mensen de fascisten te stoppen.

De omgekeerde fout is nog erger. Vertrouwen op de staat om de nazi’s te verbieden of ons tegen de nazi-aanslagen te beschermen, is volkomen misplaatst. Soms zeggen antifascisten dat we de politie moeten vragen de fascisten te bestrijden. Hun argument is dan dat de antifascistische beweging te zwak is om zelf de nazi-aanvallen te stoppen. Elke hulp is toch welkom? Maar sterker politie-ingrijpen maakt de staat sterker, tegenover de enige kracht die de nazi’s werkelijk kan verpletteren: de georganiseerde arbeiderbeweging, linkse organisaties, en dus ook de antifascisten zelf. Keer op keer neemt de smeris fascisten tegen militante antifascisten in bescherming. En die smeris moet ons beschermen?

De roep om politieoptreden tegen de nazi’s komt voort uit een gebrek aan zelfvertrouwen van de beweging. Maar met die eis geven we onze eigen zwakte aan. Die eis draagt bovendien een verkeerde boodschap uit: vertrouw niet op eigen kracht om de nazi’s te stoppen, vertrouw op de staat. Daarmee slaan we de bodem weg onder de opbouw van een werkelijk effectieve antifascistische beweging.

Want alleen zo’n beweging van gewone mensen, arbeiders, scholieren en studenten, zwart en wit, kan de nazi’s stoppen. Alleen zo’n beweging kan de basis van het fascisme ondergraven, door de bezuinigingen en de racistische demagogie van de regering te lijf te gaan.

Socialisme

Maar fascisme, zoals Bambery schrijft, komt voort uit de riolen van een verrot systeem, het kapitalisme. De steeds terugkerende crises brengen het nazi-gedrocht voort, in de jaren ’30, in de jaren ’70, en nu weer.

Als we echt, voor eens en voor altijd, van het fascistische gevaar af willen, hebben we maar één keus: een einde maken aan het kapitalisme, en een ander soort maatschappij gaan opbouwen. Eén waar fascisme geen enkel belang meer dienen kan, één waar niemand meer behoefte heeft aan racisme, seksisme of homohaat. Een maatschappij waar armoede en uitbuiting voorgoed tot het verleden behoren: socialisme.

En dat is waar de Groep Internationale Socialisten voor vecht.

Verder lezen…

Leo Trotski zette de strategie van het antifascistisch eenheidsfront uiteen in een serie artikelen. Deze zijn verzameld in Fascism, Stalinism and the United Front (Bookmarks, Londen 1989). Trotski analyseert hierin de opkomst van de nazi’s in Duitsland in de jaren ’30. Hij doet een klemmend beroep op de Communistische Partij om, samen met de sociaal-democraten en de vakbonden, de nazi’s te stoppen. Daniel Guérin toont aan, in Fascism and Big Business (Monad/Pathfinder Press. New York 1973), dat de kleine burgerij, en niet zozeer de grote monopolies, de ruggegraat vormen van fascistische bewegingen. Maar, eenmaal aan de macht, dienen ze wel de belangen van het grootkapitaal. Beide boeken zijn van absoluut belang om de aard van het fascisme te begrijpen, en dus hoe we ertegen moeten vechten. The Ghetto Fights van Marek Edelman (Bookmarks 1990) is een  ooggetuigeverslag van de Joodse opstand in het getto van Warschau van 1941-43. Zelfs toen het fascistische monster Warschau onder de voet liep, was het mogelijk terug te vechten. Het boek kijkt naar die strijd, de weergaloze moed van hen die terugvochten, en de redenen dat de strijd verloor. Racism, resistance and revolution van Peter Alexander (Bookmarks 1987) analyseert waar racisme vandaan komt, en hoe we het kunnen bestrijden. Het boek kijkt naar tientallen jaren antiracistische strijd in de VS en Europa en argumenteert voor een effectieve strategie.

Over Spanje is er een heldere brochure: Charlie Hore’s Spain 1936: popular front or workers power? (Bookmarks 1986). Een meer uitvoerige marxistische analyse is Revolution and Counterrevolution in Spain van Felix Morrow (New Park. Londen 1976). Trotski’s artikelen erover zijn verzameld in On the Spanish Revolution 1931-1939, terwijl George Orwell’s Saluut aan Catalonië een prachtig ooggetuigeverslag is.

Een overzicht over fascistische bewegingen vandaag de dag: Daar komen ze aangemarcheerd van Jos van der Velpen (Barchem/Breda 1992). Over afzonderlijke landen: Hugo Gijselt: Het Vlaams Blok (Krikak, Leuven 1992). Racisme in Frankrijk: LePen in het land van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap (Anne Frank-stichting, Amsterdam 1988) is wat ouder, maar wel nuttig. Het Frysk Anty Fassisme Komitee heeft een knipselkrant samengesteld: Deutschland im Herbst – Vreemdelingenhaat in de BRD 1991.

Tot slot Nederland. Een overzichtswerk over na-oorlogse fascistische groepen en groepjes geeft Jaap van Donselaar in Fout na de oorlog. Fascistische en racistische organisaties in Nederland 1950-1990 (1991). Het Fascisme Onderzoeks Kollektief (FOK) heeft een aantal bruikbare brochures gemaakt, waaronder Opkomst en afgang van Centrumpartij en Centrumdemokraten, De Nederlandse Volksunie – met geheime dokumenten en Neerlands herstel – in de Ban van de Zwarte Weduwe (d.w.z. de weduwe Rost-van Tonningen), allemaal uit 1986, en een reader: Extreem-rechts in Nederland (Rotterdam 1992). Ook gaven ze het boek van Karel ten Haaf uit, En morgen de hele wereld – Het Aktiefront Nationaal-Socialisten: De Kühnen-beweging in Nederland 1984-1992 (Amsterdam 1993).

Deze boeken zijn te koop bij goede linkse boekhandels.

(Deze brochure is voor het eerst uitgegeven in 1992 onder de titel Killing the Nazi menace; how to stop the fascists. De Nederlandse uitgave verscheen in 1993. Vertaling door Mark Kilian.)