‘Nieuwe Vakbeweging’ baant weg voor Poldermodel 2.0

De Federatieraad van de FNV heeft besloten dat oud-staatssecretaris Jetta Klijnsma (PvdA) samen met vier kwartiermakers ‘aan de slag gaat met de oprichting van De Nieuwe Vakbeweging’, met de intentie om in juni hiervoor een congres te houden. ‘Deze beweging komt dichtbij mensen op de werkvloer te staan’, vermeldt de nieuwe site kwartiermakersvakbeweging.nl. Maar het Besluit van Dalfsen dat hiervoor de basis vormt, bewijst dat vakbondsleden eerder iets te vrezen dan te vieren hebben.
21 januari 2012


Foto: Agnes Jongerius en Jetta Klijnsma bij het aantreden van de kwartiermakers.

Door Bart Griffioen

‘De kwartiermakers willen graag van mensen zelf horen hoe zij de nieuwe vakbeweging zien (…) Zij doen dit door het land in te gaan, naar mensen te luisteren en door zoveel mogelijk suggesties samen te brengen’ – met de mededeling dat de voortgang van het traject gevolgd kan worden op de nieuwe site.

Vooralsnog heeft dit weinig te maken met het waaien van een frisse, democratische wind door vakbondsland. Want welk lid heeft een stem gehad in de formatie van deze ‘Commissie van Goede Diensten’? Wie kan zich herkennen in een team waarvan, zoals binnen bondskringen wordt opgemerkt, ‘er zegge en schrijve één met de poten in de modder heeft gestaan’? En hoe bepalen de bondsleden wat er met de suggesties gebeurt?

Deze top-down gang van zaken ligt in lijn met ‘Dalfsen’ zelf. Daar werd op 3 december achter gesloten deuren een exitstrategie ontwikkeld om uit de bestuurscrisis van de FNV te komen, nadat een meerderheid van leden het pensioenakkoord van Agnes Jongerius naar de prullenbak had verwezen.

Ten overmaat van ramp stond dit beraad onder leiding van ‘bemiddelaars’ Herman Wijffels (CDA en oud-topman Rabobank) en Han Noten (PvdA en oud-topman NS). Dat we ons over de uitkomst van een dergelijk onderonsje ook inhoudelijk zorgen moeten maken blijkt wel uit de reacties die erop volgden.

‘Agnes bedankt!’

Opvallend is dat het applaus uit rechtse en sociaal-liberale hoek het luidste was. Hetzelfde weekend nog joelde het JOVD-congres ‘Agnes bedankt!’, terwijl PvdA-liberaal Mei Li Vos over een ‘buitenkansje’ twitterde. Er volgde een hele serie steunbetuigingen uit ondernemersland.

Ook het commentaar van het Friesch Dagblad op de dag dat de kwartiermakers aantraden is veelzeggend: ‘De modernisering van het arbeidsrecht zit er aan komen – hoe dan ook. Een belangrijk onderdeel wordt ook de regelgeving rondom de cao’s. Alles wijst er op dat de alles overheersende afspraken niet meer redelijk zijn (…) Het is straks tijd voor een In Memoriam voor de traditionele vakbeweging’.

Het zou ons niet mogen verbazen dat het enthousiasme voor De Nieuwe Vakbeweging juist uit deze hoek komt. In de 18 punten van de Dalfsense besluitenlijst staat weliswaar dat het organisatieprincipe ‘bouwen van onderop’ is, maar verder wemelt het van gevaarlijk liberale termen.

Uitgangspunten zijn onder andere ‘de diversiteit en pluriformiteit die kenmerkend is voor de huidige arbeidsverhoudingen’. Daarbij heeft De Nieuwe Vakbeweging ‘als ambitie om een bijdrage te leveren aan het vermogen van mensen om zich in en door hun werk te ontwikkelen tot vrije, onafhankelijke individuen.’

Om deze ambitie waar te maken gaat het om het realiseren van doelen, waaronder ‘het formuleren van een agenda voor het centrale niveau: nationaal en internationaal’ en ‘de bevoegdheid om op centraal niveau afspraken te maken met betrekking tot sectoroverschrijdende belangen.’

Dergelijke ambities en doelen zijn op geen enkele manier een antwoord op waar de crisis in de FNV in de kern om gaat. Die wordt gekenschetst door een steeds grotere kloof tussen haar bureaucratie en basis, vanwege het stelselmatig opofferen van de belangen van de achterban aan de neoliberale wensen van VNO-NCW en politiek Den Haag.

Flexibiliseren

De lijn van het akkoord is juist een verharding van die koers. Het betekent een streep door de oorspronkelijke vertegenwoordiging van werknemers als klasse. Het wil hun gelederen breken door het verder opdelen in individuele belangen- en beroepsgroepen, gecombineerd met juist centralisatie waar het gaat om het doordrukken van de eisen van het bedrijfsleven en de staat – aangejaagd door het Europese project van het flexibiliseren van de arbeidsmarkt.

In Solidariteit (webzine voor een strijdbare vakbeweging) hekelt Hans Boot deze ‘geboorte van een onafhankelijke werknemer’ treffend als Human Resources Unionism: ‘Ontdaan van collectieve bescherming en vaste contracten, begiftigd met de keuze voor wie wanneer en waar te werken, zal de bond deze “autonome” nieuwe werknemer als professionele gildenbroeder individueel begeleiden.’

Het is langs die lijnen dat Klijnsma’s kwartiermakers De Nieuwe Vakbeweging zo snel mogelijk gestalte willen geven. Het is een bewuste strategie om draagvlak te creëren voor een Poldermodel 2.0, waarbij we onder het mom van ‘samen de crisis te lijf’ nog meer van onze opgebouwde rechten en levensstandaard inleveren.

Precies daarom waarschuwen kritische bondsleden dat dit de route is naar een ‘sociale ANWB’ die haar leden definitief overlevert aan de grillen en dictaten van de markt. Maar er bestaat een alternatief voor die doodlopende weg.

Dat begint als leden zich daadwerkelijk ‘van onderop’ organiseren binnen hun bond, hun oppositie tegen deze koers bundelen en zich overal waar deze discussie losbrandt laten horen. Wanneer we dit verbinden met de strijd waarmee schoonmakers en leraren het nieuwe jaar reeds hebben ingeluid, kunnen we kwartiermaken voor een werkelijk nieuwe vakbeweging – met democratie, solidariteit en eenheid in strijd hoog in het vaandel.