Neoliberalisme: een halve geschiedenis is geen geschiedenis

Wim Kok, Ruud Lubbers en Bert de Vries (cda, rechts), bij de kabinetsinformatie die Lubbers III zou leiden, 23 september 1989 (foto: Rob Bogaerts / Anefo).
Neoliberalisme. Een Nederlandse geschiedenis biedt een reconstructie van de verspreiding van neoliberale opvattingen in Nederlandse elitekringen. Het boek is rijk aan voorbeelden uit de parlementaire geschiedenis, maar voor activisten die daadwerkelijk proberen de wereld te veranderen, schiet het ernstig te kort.
12 oktober 2022

In mei van dit jaar werd het eerste exemplaar van Neoliberalisme. Een Nederlandse geschiedenis overhandigd aan oud-PvdA-lijsttrekker Ad Melkert. Het boek is geschreven door Bram Mellink, Merijn Oudenampsen en Naomi Woltring die onderling de hoofdstukken verdeelden. Volgens de auteurs is dit de eerste keer dat het neoliberalisme in Nederland ‘tot zijn oorsprong wordt herleid’.

Deze poging is erg welkom. Ook in Nederland wordt het neoliberalisme vooral geïdentificeerd met internationale namen zoals Friedman, Reagan en Thatcher. Dit ondanks het feit dat de neoliberale politiek in Nederland de afgelopen veertig jaar breed gedragen is. Sinds de economische crisis van 2008 is er ook meer kritiek op het neoliberalisme. Zo stond de toenmalig minister van Financiën en lijsttrekker van de PvdA Wouter Bos in de Den Uyl-lezing in 2010 uitgebreid stil bij het neoliberalisme. In de toespraak ‘De Derde Weg voorbij’ is hij kritisch over de manier waarop sociaaldemocratische partijen deze ideeën omarmden. Het bleef bij woorden. Bos vertrok uit de politiek om partner te worden bij multinational KPMG. Twee jaar later werd de PvdA onderdeel van het hard rechtse kabinet-Rutte II dat onder andere de sociale werkvoorziening ontmantelde en de verkoop van sociale huurwoningen aanjoeg.

De geschiedenis van het neoliberalisme werpt allerlei vragen op. Als je wilt weten hoe neoliberalen zich door de jaren heen hebben georganiseerd en welke discussies er werden gevoerd in de top van de politiek en ambtenarij, ben je bij de auteurs van Neoliberalisme aan het goede adres. Maar als je het neoliberalisme als maatschappelijk fenomeen wilt begrijpen, wilt weten hoe het dominant is geworden en waarom het zo hardnekkig is gebleken, kun je beter elders kijken.

Vroege geschiedenis

In de eerste hoofdstukken van het boek traceert Bram Mellink de Nederlandse rol in het ontstaan van een internationaal netwerk van neoliberale economen. Dit netwerk ontstond in Oostenrijk in de periode direct na de Eerste Wereldoorlog. In deze periode van breed arbeidersverzet en (bijna-)revoluties propageerden economen zoals Ludwig von Mises en later Friedrich Hayek actief staatsingrijpen om de winsten van het bedrijfsleven te beschermen. Zo stelden zij voor om vakbonden uit te schakelen, omdat deze ‘arbeidskartels’ marktverstorend zouden werken.

Mellink laat zien hoe vanaf de jaren dertig ook in Nederland een neoliberaal netwerk van publicisten, wetenschappers en bazen vorm krijgt. In eerste instantie opereren zij nog relatief geïsoleerd van hun internationale tegenhangers, maar na de Tweede Wereldoorlog verandert dit. In 1950 organiseren Nederlandse neoliberalen zelfs de derde internationale bijeenkomst van de door Hayek opgerichte Mont Pèlerin Society in Amsterdam. Nederlandse neoliberalen zoals fabrieksdirecteur Henri Keus en A.C. Josephus Jitta, oudhoofdredacteur van De Groene Amsterdammer, gebruiken de bijeenkomst als springplank om hun invloed in Nederland te vergroten.

De auteurs van het boek laten zien dat de neoliberalen er in de decennia hierna niet voor kiezen een politieke partij op te richten om de invloed van hun ideeën te vergroten. In plaats daarvan bouwen ze een netwerk op binnen uiteenlopende (in eerste instantie vooral rechtse) politieke partijen, op universiteiten en binnen de hogere ambtenarij. Hun invloed liet zich al vroeg merken. Zo waren een lage winstbelasting en lagelonenpolitiek onder de kabinetten-Drees een belangrijk onderdeel van de economische groei van de jaren vijftig.

Ambtenarij

Topambtenaren spelen in het boek een belangrijke verklarende rol in de opmars van het neoliberalisme. Zo kon de neoliberale ambtenaar Lenze Koopmans in de jaren zeventig vanuit het ministerie van Financiën bezuinigingsvoorstellen uitwerken voor andere departementen. Onder Van Agt hielpen ambtenaren van hetzelfde ministerie de plannen van regeringspartner PvdA te saboteren. En onder het eerste kabinet-Kok begin jaren negentig werd een commissie opgesteld onder leiding van topambtenaar Ad Geelhoed voor het vastleggen van marktwerking en deregulering in de wetgeving voor zoveel mogelijk sectoren.

Deze topambtenaren hielpen vanaf een vroeg stadium neoliberale ideeën te populariseren en rechtvaardigen, maar de macht die hun hierbij door de auteurs wordt toegedicht lijkt wel erg groot. Achtereenvolgende regeringen versterkten de positie van het ministerie van Financiën juist om expansief beleid op andere ministeries tegen te gaan. Ministers en staatssecretarissen maakten vervolgens gebruik van deze ambtenaren om kabinetsleden die op een meer keynesiaanse lijn zaten tegen te werken. Interne politieke meningsverschillen werden hierdoor via de ambtenarij – en allerlei door het bedrijfsleven gedomineerde commissies – in het voordeel van het bedrijfsleven beslecht.

Idealisme

Met name in de hoofdstukken van Merijn Oudenampsen wordt veel aandacht besteed aan het traceren van de ontwikkeling en allerlei nuances van het neoliberale denken, van public choice tot monetarisme en het idee dat overheidsingrijpen investeringen van bedrijven zou wegdrukken. In sommige gevallen neemt hij daarbij zelfs neoliberale frames over, zoals de opvatting dat de WAO ‘genereus’ zou zijn geweest. Maar door de neoliberalen vooral op hun ideeën te beoordelen, verdwijnt het klassekarakter van het neoliberalisme naar de achtergrond.

In de jaren zeventig kwam de lange periode van economische expansie na de Tweede Wereldoorlog ten einde. In veel landen greep de heersende klasse in eerste instantie terug op expansief keynesiaans beleid. Toen dit niet leek te werken, namen zij hun toevlucht tot neoliberaal beleid. Dit was in de eerste plaats een poging om de winsten van bedrijven te vergroten door winstbelastingen te verlagen, publieke voorzieningen te privatiseren en de zelforganisatie van de arbeidersklasse te ondermijnen.

De vestiging van het neoliberalisme als dominante vorm van politiek nam in verschillende landen uiteenlopende vormen aan, maar klassenstrijd was overal een belangrijke factor. In de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk waren nederlagen van de georganiseerde arbeidersklasse hiervoor cruciaal. In 1981 koos Ronald Reagan de confrontatie met stakende luchtverkeersleiders. Drie jaar later bracht Margaret Thatcher stakende mijnwerkers een belangrijke nederlaag toe. Maar volgens Oudenampsen was het in Nederland de commissie-Wagner, vernoemd naar de voorzitter, voormalig Shell-topman Gerrit Wagner, die de opkomst van het neoliberalisme bezegelde: ‘Hier en niet elders werd de grondslag gelegd voor het aanbodbeleid van de kabinetten-Lubbers’.

Dat hij een door het parlement opgezette commissie ziet als keerpunt – en niet de ontwikkeling van de sociaaleconomische strijd – is tekenend voor zijn idealistische benadering. In 1979 brak er in de Rotterdamse haven een staking uit. De staking duurde drie weken en inspireerde arbeiders in andere sectoren. De FNV – onder leiding van Wim Kok – en de PvdA steunden die staking niet en in het hele land werden comités opgezet om geld in te zamelen om de stakers te ondersteunen. Mede door de tegenwerking van gevestigd links kon de staking worden verslagen.

Die nederlaag leidde tot demoralisatie onder strijdbare en goed georganiseerde delen van de arbeidersklasse en versterkte de positie van conservatieve vakbondsleiders zoals Kok. Drie jaar later kon de leiding van de vakbeweging het Akkoord van Wassenaar doordrukken, dat instemde met loonmatiging om het ‘concurrentievermogen’ van de BV Nederland te vergroten. Dit was het begin van het poldermodel en betekende een grote overwinning voor de neoliberalen. In de periode hierna probeerde de vakbondstop aan de onderhandelingstafel telkens de scherpe randjes van neoliberale hervormingen af te vijlen. Dit zorgde er niet alleen voor dat steeds meer verworvenheden werden opgegeven, maar ook dat de netwerken van kaderleden in de bond steeds zwakker werden. Ook in Nederland speelde de demoralisatie van strijdbare en goed georganiseerde delen van de arbeidersklasse dus een belangrijke rol in het mogelijk maken van de neoliberale draai.

Why bother?

Deze neiging om de geschiedenis van het neoliberalisme tot een ideeëngeschiedenis te reduceren, heeft niet alleen gevolgen voor hoe we naar het verleden kijken. Het beïnvloedt ook de manier waarop we als links nadenken over alternatieven. Zo haalt Oudenampsen in de podcast Het redelijke midden instemmend Friedman en Hayek aan op de vraag wat we als links van de neoliberalen kunnen leren. ‘Op het moment dat het crisis is, moeten we zorgen dat de knop helemaal omgaat. Daarvoor moeten de ideeën klaarliggen.’

Deze alternatieve linkse ideeën moeten over een langere periode worden gepopulariseerd, vooral bij beleidsmakers. In het boek stellen de auteurs dat dit gepaard zou moeten gaan met ‘een mars door de instituties.’ Maar de opkomst van het neoliberalisme draaide juist voor een belangrijk deel om macht: de economische macht van de bedrijven wiens belangen het neoliberalisme weerspiegelt. Verzet hiertegen kwam niet in de eerste plaats vanuit beleidsmakers of politici, maar van de straat en de werkplekken.

Het is daarom een groot gemis dat de geschiedenis van verzet tegen de opkomst van het neoliberalisme in Nederland amper wordt belicht. Dit geldt voor de Rotterdamse havenstaking, maar evengoed voor de manier waarop kaderleden van de Abvakabo in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw in verzet kwamen tegen het idee van de vakbond als ‘sociale ANWB’ en de bond zelfs overnamen. En wat voor rol speelden de solidariteitscomités met Chili die in verzet kwamen tegen de neoliberale dictatuur van Pinochet?

Voor delen van links betekent kritiek op het neoliberalisme dat het kapitalisme op zichzelf niet het probleem is. Maar met de opkomst van het neoliberalisme is er aan het fundamentele karakter van het kapitalisme niets veranderd. We leven nog steeds in een economisch systeem waarin wordt geproduceerd voor winst, in plaats van de behoeften van de mens en diens natuurlijke omgeving. Het neoliberalisme is alleen nog schaamtelozer in de manier waarop het de winstzucht van bedrijven en zelfverrijking aan de top aanjaagt ten koste van ons. In de strijd tegen dit vernietigende systeem hebben we niet alleen linkse ideeën, maar vooral ook een oriëntatie op klassenstrijd en machtsvorming van onderop nodig.

Bram Mellink en Merijn Oudenampsen,
Neoliberalisme. Een Nederlandse geschiedenis
Boom 2022 / 336 pagina’s / €29,90