Nederland heeft een racismeprobleem
Door Angela Ettema
Dat Wilders de tragische gebeurtenis zou aangrijpen voor een statement over het ‘Marokkanenprobleem’ viel te verwachten. Maar de PVV-leider kreeg al snel bijval in diverse media. Zo twitterde een gerespecteerd journalist als Kustaw Bessems van de Volkskrant triomfantelijk dat hij en zijn collega’s ‘al járen’ schrijven dat Marokkanen vaker crimineel zijn. Hans Werdmölder, antropoloog en auteur van Marokkaanse lieverdjes, verklaart de mishandeling van Nieuwenhuizen uit het gevoel voor ‘eer en macht’ bij ‘Marokkaanse macho’s’. De hele clichéparade kwam weer langs, maar dit weerhield Mark Koster van de website Jaap er niet van voor de zoveelste keer te beweren dat er een taboe rust op het noemen van de afkomst van verdachten. In werkelijkheid wordt er al jaren met twee maten gemeten.
Toen de Almelose Henk zijn Turkse buurman doodschopte, was er ondanks de overduidelijke aanwijzingen van racistische motieven volgens de gevestigde media sprake van een uit de hand gelopen burenruzie. Politici hielden zich stil en er kwamen geen tweets over een vermeend ‘Nederlanderprobleem’. Want als het gaat om geweld van autochtonen, van hooligans tot jongeren in Urk, dan zijn daar genuanceerde verklaringen voor.
Karst Tates, de autochtone Nederlander die op Koninginnedag met een auto op de menigte inreed, was gestoord. Tristan van der Vlis, die in een winkelcentrum zes mensen doodschoot alvorens de hand aan zichzelf te slaan, was psychiatrisch patiënt. In de Nederlandse cultuur speelt gewelddadig gedrag volgens media en politiek namelijk geen rol.
Vandaar dat Pim Fortuyn in 1999 in zijn Elsevier-column over de moord op Marianne Vaatstra schreef: ‘Een keel doorsnijden, dat is iets wat een Fries niet doet’. Het was daarom volgens Fortuyn ‘een redelijke gedachte’ te veronderstellen dat de dader een asielzoeker zou zijn. Pas onlangs, ruim dertien jaar later, bekende de Friese boer Jasper S. de moord. En uiteraard lag het niet aan de Friese cultuur, maar aan een ‘dissociatieve stoornis’ bij Jasper S.
Gelukkig zijn er ook (meer dan bij eerdere incidenten?) stemmen die tegen de hetzerige sfeer durven ingaan. Zo twittert Ali B: ‘Alle Marokkanen die ik spreek veroordelen wat er is gebeurd. Geen haatcampagne voeren over de rug van het slachtoffer aub’. Acteur Achmed Akkabi sneert: ‘Waar waren je tweets bij de rellen in Haren, Geert? Of wacht, daar waren geen Marokkanen bij, nevermind.’
‘Het getuigt van een pijnlijk misplaatst superioriteitsgevoel als je als autochtoon de eigen misdaden ontkent door ze weg te zetten als uitzonderingen en je blind te staren op de excessen uit andere groepen en die aan de afwijkende cultuur te wijten.’ Aldus Hassnae Bouazza.
Ewoud Butter schrijft: ‘Vijftien jaar geleden zouden dergelijke uitspraken [over een ‘Marokkanenprobleem’, red.] nog als racistisch of op zijn minst als simplistisch zijn afgedaan en er zouden verder weinig woorden aan vuil zijn gemaakt. Tegenwoordig zijn dergelijke beweringen voldoende aanleiding voor een serie opiniestukken en discussies in praatprogramma’s en is er nog maar een enkeling die over racisme durft te reppen.’
Daar komen we bij het echte probleem dat de nasleep van deze tragische gebeurtenis blootlegt: een racistische dubbele standaard is zo algemeen en normaal geworden dat het nauwelijks meer opvalt. Tot een paar jaar terug moest Wilders zijn haatzaaierij nog inkleden als ‘religiekritiek’ en zwoer hij dat de problemen die hij aankaartte voortkomen uit ‘de islam’ en niet uit etniciteit. Ondertussen fulmineert hij tegen ‘de Marokkanen’ en krijgt hij bijval van een minister.
Voor de duidelijkheid: geweld op de voetbalvelden is geen etnisch probleem, maar een maatschappelijk probleem waar de politiek mede schuldig aan is. Onlangs moedigde Fred Teeven, ondertussen staatssecretaris van Justitie, geweld tegen inbrekers aan. Een kwart van de vorige PVV-fractie is in opspraak geraakt vanwege geweld en intimidatie. Hoog tijd om in de spiegel te kijken, in plaats van hele bevolkingsgroepen weg te zetten als zondebok.