Nederlaag Italië is waarschuwing
In de eerste jaren van dit decennium was Italië een voorbeeld voor radicaal links in Europa. In de zomer van 2001 speelde de partijleider van Rifondazione Communista een cruciale rol in een uitbarsting van verzet, door na de dood van Carlo Giuliani tijdens de G8-protesten in Genua op te roepen om uit het hele land extra treinen en bussen te regelen. De repressie in Genua was door Berlusconi en zijn fascistische coalitiepartner Fini bedoeld om de opkomst van de sociale bewegingen te breken. In plaats daarvan werd Genua een symbolisch keerpunt voor links.
Een jaar later vond in Italië het eerste Europees Sociaal Forum plaats. Een miljoen demonstranten gingen aan het eind van het Forum de straat op tegen de dreigende oorlog in Irak. Nergens in Europa was de anti-oorlogsbeweging in die maanden zo sterk als in Italië. Ook de arbeidersbeweging was in opkomst, met een serie algemene stakingen tegen het neoliberale beleid van Berlusconi.
Deze druk vanaf de straat bracht Berlusconi steeds verder in de problemen. Geplaagd door corruptieschandalen, leidde hij in 2006 een grote verkiezingsnederlaag tegen de sociaal-democraten van Prodi en de linkse Rifondazione Communista. Maar in plaats van de energie van de sociale bewegingen te gebruiken om ook een nieuwe regering onder de rechtse sociaal-democraat Prodi tot concessies te dwingen, beargumenteerde de leiding van Rifondazione Communista dat een coalitie met Prodi nodig was. Om aan een regering te kunnen deelnemen sloot de partij een serie fatale compromissen.
In plaats van een breuk met Berlusconi’s neoliberale beleid, zette de regering-Prodi dit beleid op alle belangrijke punten voort. Misschien nog wel schokkender, was dat alle parlementsleden van Rifondazione op één na stemden voor het sturen van troepen naar Afghanistan en Libanon. Dit verraad verlamde de krachtige anti-oorlogsbeweging voor meer dan een jaar.
Berlusconi kon de demoralisatie gebruiken om alle problemen van Italië aan links te wijten. De druk op de regering leidde uiteindelijk tot de val van het kabinet. In de verkiezingen was Berlusconi’s belangrijkste tegenstander Veltroni, die de rechtse sociaal-democraten en de christen-democraten vertegenwoordigde op een gezamenlijke lijst. Zijn campagne, met een sociaal programma dat net zo liberaal was als dat van Berlusconi en zich verder vooral richtte op ‘normen en waarden’, wist niemand te enthousiasmeren.
Veltroni verloor met ruim tien procentpunten van Berlusconi. Rifondazione Communista, drie jaar geleden één van de belangrijkste succesverhalen van radicaal links in Europa, verloor al haar zetels. Het is een belangrijke waarschuwing voor alle andere linkse partijen in Europa, die denken dat ze successen kunnen boeken door steeds verder naar het midden op te schuiven.