Na het pensioenakkoord: hoe verder?

FNV-voorzitter Han Busker staat de pers te woord nadat het ledenparlement instemde met pensioenakkoord (Foto: screendump NOS).
Het pensioenakkoord staat bol van de verslechteringen. De verdere uitwerking belooft weinig goeds. Ondanks de instemming door de FNV was er een stevige kritische stroming onder de kaderleden. Die moeten we gebruiken om een sociaal alternatief te bepleiten en verdere verslechteringen tegen te houden.
5 juli 2019

De polder en de gevestigde media haalden opgelucht adem toen 76 procent van de FNV-leden instemde met het pensioenakkoord. Binnen een week werden leden uitgenodigd om te stemmen en de informatie die ze van de vakbondsleiding kregen was een jubelverhaal over een akkoord vol verbeteringen.

Dat er een grote stap is gezet in de verdere privatisering van het pensioenstelsel met minder solidariteit en meer onzekerheid vermeldde het vakbondsbestuur er niet bij. Wat zijn nu precies de gevolgen van dit akkoord en in hoeverre is de weg die met dit akkoord is ingeslagen nog te keren?

In het nieuwe pensioenakkoord staat dat de AOW twee jaar wordt bevroren op 66 jaar en vier maanden en daarna iets minder snel zal stijgen dan sinds het pensioenakkoord van 2011 het geval was.

De doorsneepremie wordt afgeschaft en pensioenopbouw zal gekoppeld gaan worden aan de leeftijd van de deelnemer. De grote groep deelnemers van rond de 45 jaar die daardoor pensioenopbouw mislopen zullen worden gecompenseerd. Waarschijnlijk door de tientallen miljarden euro’s die dit kost uit de pensioenpotten te halen.

Doordat met dit akkoord de stap naar een premieregeling is gezet, is het pensioen niet langer gegarandeerd. Omdat pensioenfondsen daarom veel minder verplichtingen hebben, hoeven ze ook veel minder buffers aan te houden. Dit akkoord zou het ook mogelijk maken om eerder te stoppen met werken, maar of dat werkelijk zo is, hangt helemaal af van de cao-onderhandelingen.

Slecht akkoord

De concessies die het kabinet heeft gedaan waren in feite al aangekondigd in de brief die Minister Koolmees in februari aan de Tweede Kamer stuurde. De stakingen en demonstraties die sindsdien plaatsvonden zijn door de vakbondsleiding niet gebruikt om meer binnen te halen. Het lijkt erop dat de FNV-top vooral zocht naar een geschikt moment om de leden achter het akkoord te krijgen.
Het landelijk actiecomité dat de pensioenacties organiseerde was na 18 maart al ontbonden, maar dit kon niet voorkomen dat er toch nog een ronde van stakingen kwam, waaronder een indrukwekkende staking in het openbaar vervoer, die ook op veel steun van reizigers kon rekenen.

Gezien het slechte akkoord is het niet verwonderlijk dat de stemming op de pensioenbijeenkomsten, die na het sluiten van het principeakkoord werden gehouden, erg kritisch was. Daar kwamen veel kaderleden op af die betrokken waren geweest bij de acties.

In Rotterdam durfde het dagelijks bestuur op deze bijeenkomsten niet eens te verschijnen. Daar werd meerdere malen het punt gemaakt dat uiteindelijk de AOW-leeftijd toch stijgt en dat eerder stoppen met werken nog niet goed geregeld is. FNV Havens had onder haar leden een referendum gehouden waaruit bleek dat 66 jaar de absolute grens moet zijn. Veel leden van FNV Spoor en FNV Havens hebben om deze reden tegen gestemd.

Maar ook Werkgroep Pensioenen Acties (WPA) van de Sector Senioren en de Landelijke Coördinatiegroep ‘Red het Pensioenstelsel’ (LCR) pleitten tegen, omdat zij het akkoord terecht als een verslechtering zien. Bovendien is dit akkoord in strijd met de inzet van het FNV Offensief om de ‘race naar de bodem’ eindelijk te keren. Het is veelzeggend dat de groepen in de vakbond die de aanjagers waren van de pensioenacties zich zo tegen dit akkoord keren.

Het ledenparlement had besloten dat het principeakkoord ‘neutraal’ aan de leden moest worden voorgelegd, maar de FNV-top weigerde dit besluit uit te voeren en kwam met zeer positief gekleurde informatie. Het was beter geweest als het ledenparlement WPA/LCR in de gelegenheid had gesteld om een preadvies te geven op het onderhandelaarsakkoord, zodat vakbondsleden een goede afweging hadden kunnen maken.

Open eindjes

De inkt van het akkoord was nog niet droog of de Commissie Dijsselbloem kwam met zijn advies om de rekenrente te verlagen per 1 januari 2021, waardoor bij veel pensioenfondsen kortingen dreigen. De Nederlandsche Bank stelt deze rekenrente vast waarmee fondsen moeten werken om te berekenen hoeveel geld ze in kas moeten hebben. Die rente staat helemaal los van de beleggingsresultaten van de pensioenfondsen en is nu historisch laag vanwege de stimuleringsmaatregelen van de Europese Centrale Bank.

Ook de uitwerking van de regeling voor zware beroepen is nog onduidelijk. Werkgeversorganisaties hebben weliswaar in de SER aangegeven mee te zullen werken aan regelingen die het mogelijk maken om eerder te kunnen stoppen met werken. Maar voor zover dat in de cao-onderhandelingen ook blijkt, zal het ten koste gaan van de loonruimte.

Los van deze vraagstukken zijn er nog een heleboel andere losse eindjes die verder moeten worden uitgewerkt door een stuurgroep die bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en het kabinet. Hoe de risico’s worden verdeeld, met welke waarderingsregels gewerkt gaat worden om de pensioenen te kunnen laten meestijgen met de inflatie en hoe gecompenseerd gaat worden voor de afschaffing van de doorsneepremie moet nog worden vastgesteld.

Als er geen adequate oplossingen voor deze vraagstukken komen, zou het akkoord alsnog kunnen klappen. ‘De handrem blijft erop’, zo stelde FNV-onderhandelaar Tuur Elzinga.
De moeilijkheid is echter dat de extreem lage rekenrente blijft drukken op de pensioenen – in ieder geval zolang de stuurgroep nog bezig is met hun uitwerking. Dat zal door werkgevers en het kabinet gebruikt worden om de vakbonden in de stuurgroep verder onder druk te zetten om extra verslechteringen te accepteren. En aangezien de vakbondsleiding alle acties heeft afgeblazen hebben zij geen eigen machtsmiddel om die druk te weerstaan.

Hoe verder?

FNV Spoor en FNV Havens hebben aangegeven door te gaan met actievoeren om eerder te kunnen stoppen met werken. Het pensioenakkoord verplaatst de strijd voor een deel naar de cao-tafel. Maar het blijft nodig om de krachten te bundelen en te pleiten voor indexatie voor iedere generatie. Zolang de stuurgroep nog in onderhandeling is, blijft het nodig om een sociaal alternatief naar voren te schuiven: één pensioenfonds waar alle werkenden in Nederland bij zijn aangesloten, dat werkt met een gegarandeerd pensioen en dat kan werken met een rekenrente die is gekoppeld aan de lange termijn beleggingsresultaten, in plaats van aan de extreem lage rente van de ECB. Een campagne voor zo’n Nationaal Pensioenfonds heeft de potentie om een behoorlijk draagvlaktevinden.

De SP-campagne voor een Nationaal Zorgfonds liet zien dat het mogelijk is om massaal te mobiliseren voor sociale alternatieven voor privatisering, zelfs wanneer die al in een vergevorderd stadium is, zoals in de zorg. Dat de campagne voor een Nationaal Zorgfonds voor de SP uiteindelijk vooral een verkiezingsstunt was, doet niets af aan het feit dat de campagne had kunnen slagen als het doel was geweest om verandering door de druk van stakingen en demonstraties af te dwingen.

De FNV zou zo’n activistische campagne voor een Nationaal Pensioenfonds kunnen voeren. En ondanks dat de vakbond akkoord is gegaan met verdere verslechteringen blijft het mogelijk om de druk via onder meer de publieke opinie en het ledenparlement op te voeren. Bovendien is er binnen de vakbeweging een behoorlijke oppositiestroming tegen dit akkoord, die inmiddels veel actie-ervaring heeft opgedaan. Vanuit die strijdbare sectoren en de pensioencomités zouden we perspectief moeten bieden voor effectieve strijd tegen de verdere afbraak van het pensioenstelsel.