Minneapolis 1934: Opstand van de Teamsters

Midden in de Grote Depressie van de jaren dertig werden de VS opgeschrikt door massale arbeidersstrijd waarin revolutionairen een centrale rol speelden. In 1934 namen meer dan 1,5 miljoen arbeiders deel aan meer dan 2000 stakingen, die vaak eindigden in een overwinning. Arbeiders stroomden de vakbonden in en veranderden deze organisaties totaal. De massastakingen en bedrijfsbezettingen werden herhaaldelijk geïnitieerd en geleid door revolutionairen. Simon Basketter gaat in op de belangrijkste momenten in deze strijd, die zich in Minneapolis afspeelde.
23 december 2010

In Minneapolis gingen vrachtwagenchauffeurs, die Teamsters genoemd werden, in staking voor betere werktijden en de erkenning van hun vakbonden. Ze hadden geen traditie van strijd. De stakingsleiders waren boos op de vakbondsleiding, die weigerde strijd te organiseren en met de bazen contracten afsloot die de rechten van arbeiders inperkten.

Aan het begin van de jaren dertig was de organisatiegraad in de VS laag. Er was weinig strijd. De werkloosheid steeg tot ruim 18 miljoen en meer dan een miljoen mensen waren dakloos. De leiders van de vakbondsfederatie American Federation of Labor (AFL) maakten zich niet druk om hun lot. In 1932 keerden ze zich zelfs tegen werkloosheidsuitkeringen. Het aantal vakbondsleden daalde met 7000 per week. In Washington verdreef de cavalerie werkloze oorlogsveteranen uit de straten van de hoofdstad.

Maar in de jaren die daarop volgden, overspoelde een golf van militante strijd de VS. Een nieuwe vakbondsfederatie, Congress of Industrial Operatives (CIO), werd vanuit deze strijd opgezet. Deze federatie zag in dat het noodzakelijk was om ongeorganiseerde arbeiders te rekruteren en actie te organiseren.

In de herfst van 1933 waren er slechts 75 vrachtwagenchauffeurs lid van Local 574, de vakbondsafdeling in Minneapolis. Farrell Dobbs was een van de stakingsleiders. Hij was een revolutionair uit de trotskistische traditie, die zich tegen het Rusland van Stalin keerde en streed voor socialisme en echte arbeiderscontrole. Hij zou zich later herinneren dat voor de staking begon ‘er al twintig jaar geen enkele staking van vrachtwagenchauffeurs gewonnen was’. Maar een kleine groep trotskisten werkte al jaren onder de truckers. Ze bleven hardnekkig pamfletten uitdelen op ongeorganiseerde werkplekken en zochten naar gelegenheden om de strijd aan te wakkeren.

Mobiele stakingsposten

Begin 1934 leidden ze een staking van 600 kolenscheppers naar de overwinning. Binnen drie uur slaagden vrachtwagenchauffeurs, hun helpers en de arbeiders uit de kolenmijnen erin om 65 bedrijven plat te leggen. Waar vrachtwagens, met hulp van de politie, door stakingsposten braken, gebruikten de stakers ‘mobiele stakingsposten’ (cruising pickets) om dit te verhinderen. De stakers reden er achteraan. Eén staker sprong op de vrachtwagen, ging naar de cabine en trok aan de noodrem. Een ander haalde een handel over, zodat de kolen op straat kwamen te liggen.

Het effect was ingrijpend. Stakers verspreidden de boodschap dat arbeiders konden terugvechten en ook konden winnen. De vakbondsbureaucratie was hun vijandig gezind, maar haar brief waarin stond dat er niet gestaakt mocht worden, kwam pas aan toen de staking al was gewonnen.

De vijandige houding van de vakbondstop stimuleerde arbeiders om zichzelf te organiseren. Door een strijdbare ledenwerfcampagne steeg het ledenaantal van Local 574 in april 1934 tot 3000. Binnen enkele weken gingen alle Teamsters in Minneapolis in staking om erkenning van hun vakbond af te dwingen. Deze staking breidde zich vervolgens uit tot over de rest van de stad. De bazen moesten bakzeil halen, Maar toen ze er zeker van waren dat de gouverneur de soldaten van de nationale garde zou inzetten tegen de arbeiders, hielden ze zich niet aan het bereikte akkoord.

Toen in juli de belangrijkste strijd begon, was het ledenaantal gestegen tot 7000. De stakingen die hierop volgden zijn ook vandaag nog een voorbeeld voor elke vakbondsactivist. Opnieuw gingen de mobiele stakingsposten de straat op. Toen ze op tegenwerking van de politie stuitten, overtuigden ze andere arbeiders, hun gezinnen en werklozen om solidair te zijn. Het succesvol mobiliseren van werklozen ondermijnden de pogingen van de bazen om stakingsbrekers in te zetten.

De stakingen mobiliseerden mensen die eerder niet van belang werden geacht voor vakbondswerk, zoals migranten en vrouwen. Een gangmaker van de staking was Carl ‘Skogie’ Skogland, een Zweedse migrant. Een Sioux, Ray Rainbolt, was een vooraanstaand activist in de staking in een tijd dat racistische ideeën over inheemse Amerikanen wijdverbreid waren. Rainbolt werd zo gerespecteerd door zijn collega’s dat hij uiteindelijk werd verkozen tot commandant van de Defensiegarde, die uit 600 mensen bestond.

Vrouwengroep

Marvel Scholl, de vrouw van Farrell Dobbs, richtte samen met Clara Dunne, de vrouw van een andere staker, een ‘vrouwengroep’ op. Zij stelden dat vrouwen meer konden doen dan slechts passieve steun verlenen aan de stakers. Een lid van de groep gaf aan dat de oproep van de stakingsleiders tot actieve betrokkenheid van vrouwen ‘tot meer steun leidde dan ze hadden kunnen dromen’. Ze zei: ‘Vrouwen kwamen naar het hoofdkwartier van de stakers en waren bereid om elke taak op zich te nemen. Vrouwen stonden vooraan in de strijd. Drie van hen raakten ernstig gewond tijdens gevechten met de politie. De vrouwen organiseerden een massale demonstratie.’

Het was van belang dat revolutionair-socialisten een centrale rol vervulde in de staking. Ze legden de nadruk op de zelfactiviteit van de arbeiders, op democratische besluitvorming en de actieve deelname van alle arbeiders. Ze stelden dat de arbeiders de staking niet konden winnen als ze wachtten op de orders van vakbondsleiders. De stakers kozen daarom hun eigen stakingscomité en hielden regelmatige massabijeenkomsten om iedereen erbij te betrekken.

Farrell Dobbs zei: ‘Tussen de 4000 en 5000 mensen aten en sliepen gedurende de staking op of bij het stakershoofdkwartier. Veertien à vijftien uur per dag waren ze bij stakingsposten en ’s avonds luisterden ze naar het nieuws over de staking, de staat van de onderhandelingen, de laatste manoeuvres van de bazen. Daarover werd via de microfoon in detail verslag uitgebracht. Het grootste deel van de garage werd omgebouwd tot een zaal met een podium voor sprekers en muzikanten. Elke avond waren er 2000 mannen en vrouwen binnen, terwijl er nog eens 20.000 tot 25.000 mensen buiten, in de aangrenzende straten, naar de luidsprekers luisterden.’

Om hun zaak toe te lichten gaven de stakers een dagblad uit met een oplage van 10.000 exemplaren. In de redactie zaten trotskisten. De bazen waren vastbesloten om af te rekenen met de stakers. In juli opende de politie op ‘bloedige vrijdag’ het vuur op een truck met stakers. Ze schoten met het doel te doden. Hierbij verwondden ze 67 mensen, van wie velen in de rug werden geschoten toen ze probeerden te vluchtten. Twee stakers, John Belor en Henry Ness, werden dodelijk getroffen. Een later door de gouverneur ingestelde commissie concludeerde: ‘De politie schoot gericht op de stakers met het doel mensen te doden. De fysieke veiligheid van de politie was geen moment in gevaar. Er waren geen wapens in het bezit van de stakers.’

Staat van beleg

De gouverneur kondigde de staat van beleg af. Hij mobiliseerde soldaten en liet stakingsleiders arresteren. Dat verzwakte de strijd, maar de leiders gaven aan dat die zou doorgaan. Repressie kon hen niet verslaan. De gouverneur was gedwongen de stakingsleiders vrij te laten. In allerijl werd een bemiddelaar ingeschakeld om een akkoord te sluiten. Op 22 augustus kopte het stakersdagblad ‘overwinning!’. De stakers hadden hun eisen binnengehaald.

Deze staking markeerde een keerpunt in het zelfvertrouwen van arbeiders om terug te vechten. We kunnen ervan leren dat links het initiatief kan nemen tot militante actie, en dat organiseren van onderaf bij stakingen kan leiden tot een overwinning.

Farrell Dobbs schreef: ‘Met hun koers van samenwerking met de bazen oefenen de vakbondsbureaucraten een strakke controle uit over de onderhandelingen met werkgevers. Ze proberen als het maar enigszins mogelijk is stakingen te vermijden. Als er toch een staking uitbreekt, proberen ze meestal bij de eerste gelegenheid een overeenkomst te bereiken. Zodra er een akkoord is getekend met een werkgever, gaan ze ervan uit dat alle vijandelijkheden beëindigd zijn. Pogingen van leden om zonodig via directe actie naleving van het akkoord af te dwingen worden afgedaan als “ongeoorloofd” en “contractbreuk”. De bureaucraten spannen zelfs vaak samen met de bazen om represailles te nemen tegen opstandige arbeiders. De leden hebben geleerd dat er geen rechtvaardige vrede tussen klassen kan zijn. Onder het kapitalisme heerst de wet van de jungle. Als arbeiders niet als klasse vechten om hun belangen te verdedigen, zullen de bazen hen afzetten.’

In 1934 wisten de arbeiders van Minneapolis dat te voorkomen. Het feit dat revolutionairen aan het hoofd van de strijd stonden, versterkte de strijd. Daardoor was de arbeidersbeweging in staat aanvallen van de bazen af te slaan, zelfs midden in een recessie.