#MeToo: laat het niet wegebben, stel eisen
Door Mylène Bolder
#MeToo, de digitale beweging rondom seksueel geweld heeft veel positieve gevolgen. Steeds opnieuw popt MeToo op en lijkt kracht en vertrouwen te geven om sneller of überhaupt aan de bel te trekken bij seksisme of seksueel geweld. Dat is een ontzettende goede stap en overwinning. Echter, nu #MeToo af en toe wat in de luwte lijkt te raken, zouden we het moeten hebben over de gevolgen van- misbruik en hoe we het vangnet dat we digitaal hebben gecreëerd ook in de maatschappij kunnen vormgeven.
Een belangrijk deel van de kracht van #MeToo is het creëren van een collectief: het gevoel dat je niet alleen staat. In plaats van een individueel slachtoffer inclusief schuldgevoel en schaamte ben je deel van een sterke, brede groep. Door #MeToo konden slachtoffers bovendien met 1 druk op de knop, zonder details te hoeven geven, delen dat ze seksueel geweld mee maakten.
We moeten niet onderschatten hoe bevrijdend dit kan zijn voor slachtoffers die hun ervaring wellicht nooit eerder konden of durfden delen en gebukt gingen onder het geheim waardoor ze alle gevolgen van het grensoverschrijdende gedrag of seksuele geweld op hun leven alleen dragen. Nu, gesterkt door de massa, is er ruimte om het te delen.
Met MeToo is er een soort digitaal vangnet gecreëerd. Dat smaakt naar meer en geeft een kijkje in een leven waarin we meer solidair zijn met elkaar maar roept ook op tot vragen: waar kunnen slachtoffers normaliter terecht met hun verhaal?
Impact
Uit recente onderzoeken blijken de wachtlijsten bij GGZ-instellingen onacceptabel lang waardoor ook huisartsen die psychologische zorg bieden nu met enorme wachtlijsten kampen. Dit heeft rechtstreeks te maken met de bezuinigingen en decentralisatie van de afgelopen jaren op geestelijk gezondheidszorg waardoor een derde van de plekken verdween.
Dat is problematisch, want slachtoffers van seksueel geweld hebben veelal snel psychische hulp nodig. Als therapeut zag ik verschillende casussen waar als gevolg van seksueel geweld in combinatie met gebrek aan behandeling persoonlijkheidsstoornissen en verslavingen ontstonden. Het Centrum Seksueel Geweld stelt dat 45% van de slachtoffers van verkrachting een posttraumatische stressstoornis (PTSS) ontwikkelt. Daarom zouden we vanuit de #MeToo-golf moeten eisen voor betere gezondheidszorg en specifiek geestelijke gezondheidszorg (GGZ).
Seksueel geweld betekent voor ieder slachtoffer dat eerdere onbezorgdheid verdwijnt. Bijvoorbeeld door problemen met veiligheid en angst. Door soms zelfs in eigen huis bang te zijn of door angst voor fysiek contact, ook met mensen die je wel vertrouwd zoals de eigen partner. Een veelvoorkomend probleem is gebrek aan eigenwaarde, wat weer een grote factor is voor depressie en andere stoornissen. Maar ook moeite met vertrouwen en hechting, wat de band met familie, vrienden, collega’s of het opbouwen daarvan beïnvloed.
Dit leidt tot belemmeringen in allerlei normale dagelijkse zaken: van het huis uit gaan tot je werk uitvoeren tot ouderschap en partnerschap. Enkele voorbeelden die ik onlangs heb gehoord: met je sleutelbos of zakmes in je hand over straat fietsen of überhaupt het fietsen ‘s avonds uit de weg gaan; niet meer kunnen functioneren met een onbekende man in dezelfde ruimte; niet in een trein of bus durven zitten met de kans dat er iemand dicht naast je zit; niet kunnen slapen of zelfs moeten verhuizen na verkrachting door een buurman.
Dit heeft natuurlijk een grote impact op de mentale gezondheid van slachtoffers. Bovendien blijkt uit studies dat seksueel geweld en de directe gevolgen daarvan de kans op een volgend slachtofferschap vergroten.
Geestelijke Gezondheidszorg
De GGZ lijdt al jarenlang onder rechtse bezuinigingen waar vooral vrouwen, jongeren en gemarginaliseerde groepen onder lijden. Dus ook vrouwen en jongeren die de gevolgen van seksueel misbruik moeten ondergaan.
Begin dit jaar schreven psychiaters in een opiniestuk van de Volkskrant over wachtlijsten in de GGZ die zorgen voor een ‘onacceptabele lijdensweg’. Zij schrijven dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) rapporteerde dat er de afgelopen tien jaar een stijgend aantal zelfmoorden plaatsvond als gevolg hiervan. Zij deden eigen onderzoek naar de wachtlijsten en schrijven daarover:
‘Zorgverzekeraars hebben met de ggz-instellingen afgesproken dat iemand niet langer dan veertien weken op de wachtlijst mag staan voordat hij wordt behandeld, de zogenaamde treeknorm. In ons onderzoek voldeden slechts vier van de ggz-instellingen aan deze norm. (…) Onze ervaring is dat de wachtlijsten veel langer zijn dan openbaar wordt gemaakt, wat aansluit bij een toenemend tekort aan behandelaren door de ondoordachte, onvoldoende voorbereide en toch doordenderende bezuinigingen in de geestelijke gezondheidszorg.’
Dit wordt bevestigd door een onderzoek waarover het Algemeen Dagblad afgelopen juli publiceerde. Uit een studie, gedaan door vier Nederlandse universiteiten, GGZ-instelling InGeest en de Harvard universiteit blijkt dat ‘patiënten die zelf een paar honderd euro moeten neertellen voor psychiatrische hulp er niet aan beginnen of hun behandeling stoppen’. Na de invoering van de eigen bijdrage voor psychiatrie in 2012, stopte 13 procent van de patiënten met behandelingen. Hierdoor steeg vervolgens het aantal crisisopnames en verdubbelde het aantal dwangopnames.
Hoogleraar psychiatrie Aartjan Beekman van het VUmc in Amsterdam en behandelaar bij GGZ InGeest noemt in hetzelfde artikel dat, hoewel die eigen bijdrage voor psychische zorg in 2013 is teruggedraaid, het algemene eigen risico er voor is teruggekomen. Onderzoeker Ravesteijn in Harvard zegt: ‘het effect van de financiële drempels is nu heel duidelijk aangetoond.’
Wachtlijsten
De wachtlijsten voor hulp rondom geestelijke gezondheid zijn schrikbarend lang, zowel voor jeugd- als volwassenenzorg. Dit is het gevolg van de bezuinigingen van de kabinetten Rutte en specifiek de decentralisatie van jeugdhulp naar gemeenten in 2015. De decentralisatie van jeugdhulp ging gepaard met flink minder geld, waardoor ook daar de wachtlijsten voor jongeren t/m 18 jaar schrikbarend hoog zijn. Twee maanden geleden besloot een GGZ-instelling in Zuid-Limburg haar deuren te sluiten voor jeugdhulp. In NRC zegt de instelling dat door gemeentelijke bezuinigingen dezelfde zorg door steeds minder medewerkers geleverd moet worden. Daardoor wordt de werkdruk te hoog.
Het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) geeft aan dat de nieuwe plannen van Rutte III om opnieuw 1,9 miljard euro te bezuinigingen op de zorg de problemen nog verder zal vergroten. Deze bezuinigingen komen terecht bij de huisartsen en de ggz en dat zijn precies de plekken waar vrouwen met klachten terecht zouden moeten komen. Daarbij komen dan ook nog de kosten voor het eigen risico die de afgelopen jaren zijn gestegen.
Begin november bracht de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) de schokkende uitslag van een peiling naar buiten: ‘86 procent van de huisartsen benoemt de wachttijden in de gespecialiseerde ggz als een probleem; dat is 24 procent meer dan vorig jaar. Het probleem wordt dus ernstiger. (…) In eerdere jaren was de generalistische basis-ggz nog redelijk goed beschikbaar. Nu signaleren we ook daar lange wachtlijsten (…) Deze problematiek heeft grote gevolgen voor de patiënten, die lang verstoken blijven van benodigde zorg, maar ook voor de huisartsen en hun praktijken. De wachtlijstproblematiek in de ggz leidt ertoe dat ook veel POH-GGZ (die werkzaam zijn in de huisartsenzorg) wachttijden kennen.’
Door de druk op de specialistische en nood-GGZ loopt de druk op de basis GGZ ook op, waar de laatste jaren 1 van de 3 plekken verdween. Die wachtlijsten zorgen weer voor druk binnen de huisartsenzorg waardoor ook daar wachtlijsten ontstaan. Zowel de LHV als de NIP trekken dringend aan de bel hierover.
Eisen
De problemen van seksueel misbruik lossen we niet op door alle slachtoffers te behandelen en te voorkomen dat ze PTSS of andere psychische klachten ontwikkelen. Ieder geval van seksueel geweld is er een te veel. Maar vrouwen die slachtoffer worden moeten toegang hebben tot professionele hulp bij traumaverwerking en de drempel hiervoor moet zo laag mogelijk zijn. Rutte III is daarin een obstakel.
#MeToo is een belangrijke stap geweest in het zichtbaar maken van de enorme schaal waarop seksueel geweld voorkomt. Voor veel slachtoffers was het ook een stap in de eigen verwerking door dat zij hun last niet meer alleen hoeven dragen. Het gevoel van het niet alleen zijn doet het schuldgevoel en de schaamte afnemen.
Maar het zou ook het begin moeten zijn van het serieus verbeteren van de toegankelijkheid van professionele hulp voor slachtoffer. Zorgkosten zouden hier nooit een belemmering voor moeten zijn. Zeker niet in een tijd dat zorgverzekeraars miljardenwinsten boeken.
Daarom zouden we de kracht van deze golf moeten gebruiken om structurele problemen, bijvoorbeeld rondom de psychische nazorg van seksueel geweld, op de kaart te moeten zetten en de strijd met het huidige kabinet hierover moeten aangaan. Stop het belonen van het bedrijfsleven, stop geld in het ontwikkelen van goede en gratis gezondheidszorg. Een ieder die de MeToo beweging toejuichte zou nu moeten zeggen: schaf het eigen risico af.