Marxisme en de arbeidersklasse

‘De geschiedenis van iedere maatschappij tot nu toe is de geschiedenis van de klassenstrijd,’ zo beginnen Marx en Engels hun Communistisch Manifest. Klasse is voor marxisten altijd een essentieel concept geweest. Met name de arbeidersklasse krijgt veel aandacht in onze analyses, omdat het de sleutel is tot het socialisme.
17 september 2019

De arbeidersklasse is eigen aan kapitalistische verhoudingen. Het kapitalisme is een productiewijze die gebaseerd is op het private eigendom van productiemiddelen. Productiemiddelen—fabrieken en kantoren, transportmiddelen, grondstoffen, machines en computers, alles wat er nodig is om te produceren—zijn in bezit van een kleine groep mensen, ook wel kapitalisten genoemd.

Tegenover deze groep staat een andere klasse, een veel grotere: die van de arbeiders. Deze groep werkt op het kantoor, regelt het transport, staat aan de lopende band, zorgt er kortom voor dat productie draaiende blijft. In tegenstelling tot kapitalisten hebben arbeiders geen productiemiddelen in bezit. Zij hebben alleen hun denk- en spierkracht, om voor een salaris te verkopen.

Dit salaris komt natuurlijk niet in de buurt van de winsten die de kapitalist dankzij het werk van de arbeider kan opstrijken. En zo kan het dus, naar onderzoek van Oxfam, dat de acht rijkste mannen meer dan de helft van ‘s werelds complete welvaart bezitten. Eén ding is zeker: zonder de inzet van de arbeidersklasse staan de machines stil en ligt de gehele productie plat.

Tussen kapitalist en arbeider— tussen de bourgeoisie en arbeidersklasse—kan geen gelijkheid bestaan. De één heeft productiemiddelen in handen waar die stinkend rijk mee kan worden, terwijl de ander enkel diens arbeidskracht bezit. Toch wordt die fundamentele ongelijkheid verbloemd door formele gelijkheid voor de wet.

Maar er bestaan nog altijd fundamentele tegenstellingen in deze sociale relatie tussen arbeider en kapitalist. Deze bestaan op persoonlijk niveau, maar ook op het niveau van klasse. Dat arbeiders gezamenlijk zorgen dat alle producten worden aangeleverd terwijl de vruchten van hun arbeid door een individuele kapitalist wordt opgestreken—de tegenstelling tussen sociale arbeid en private winst—is een van de voornaamste tegenstellingen van het kapitalisme.

Bewustzijn

Het marxisme is geworteld in het zogenaamde materialisme. In één zin verwoorden Marx en Engels deze filosofie als volgt: ‘Niet het bewustzijn bepaalt het leven, maar het leven bepaalt het bewustzijn’. Dit betekent kortweg dat de dagelijkse handelingen van mensen voor een groot deel bepalen hoe zij de wereld zien.

Het is volkomen logisch dat een CEO een ander wereldbeeld heeft dan de gemiddelde kantoormedewerker of havenarbeider. De CEO heeft niet een bredere horizon, maar denkt bijvoorbeeld wel meer na over concurrentiestrijd en mensen uitbuiten dan over sociale verantwoordelijkheid en solidariteit. De CEO hoeft zich ook geen zorgen te maken om een te hoge huur, om te dure boodschappen of om te hoge schoolkosten van de kinderen. Voor mensen die deze zorgen wél hebben, tekent dit het wereldbeeld. Kortom, iemands bewustzijn over zichzelf en de wereld wordt grotendeels gevormd door de omstandigheden waarin deze persoon zich bevindt.

Een sociale klasse is voor marxisten meer dan de som van de individuen. De kapitalisten kennen onderling natuurlijk veel concurrentie en zijn het dan ook vaak oneens. Maar als een klasse zijn ze het over een paar dingen zeer zeker wél eens, waarvan één fundamenteel is: het systeem van het kapitalisme moet in stand gehouden worden. Zonder dit systeem zouden zij geen winst kunnen maken. Zij handelen dan ook als zelfbewuste klasse in het beschermen van hun gezamenlijke belangen. Dit doen ze bijvoorbeeld door bij een staat of een instituut als de EU of VN bepaald beleid af te dwingen.

Net als de kapitalist handelt de individuele arbeider anders dan de arbeidersklasse als geheel. Zonder een organisatie met andere arbeiders is een individuele arbeider geïsoleerd. Maar wanneer de arbeidersklasse zich organiseert en op zoek gaat naar gezamenlijke belangen—zoals de kapitalisten dat allang doen—dan komt klassenbewustzijn naar de voorgrond. In samenwerking met anderen worden gedeelde belangen sterker dan individuele, geïsoleerde meningen.

Waarom de arbeidersklasse?

Maar waarom zijn marxisten zo gefocust op die arbeidersklasse? Waarom zien wij deze klasse als de oplossing van ‘het raadsel van de geschiedenis’, zoals Marx dat verwoordde?

Ten eerste kent de arbeidersklasse een unieke en fundamentele positie in het kapitalistische systeem die verschilt van elke andere klasse in het heden of verleden. Het kapitalisme is, zeker wanneer je het vergelijkt met de rest van de geschiedenis, een mondiaal systeem. Individuele landheren en hun horigen in de feodale Middeleeuwen hadden vrij weinig te maken met een landheer verderop.

Grote delen van de wereld hadden voor lange tijd überhaupt niet met kapitalistische uitbuiting te maken. Maar met het kapitalisme kwam de periode waarin arbeiders massaal in steden gingen wonen om de winsthonger van de kapitalisten te stillen. Vervolgens kreeg door imperialistische overheersing de gehele wereldbevolking te maken met het kapitalisme.

Een bedrijf, bijvoorbeeld een kledingbedrijf, handelt dankzij dit systeem ook over de hele wereld: het haalt goedkoop katoen uit China, laat mensen in Bangladesh zwoegen voor de kleding, zorgt dat havenarbeiders en matrozen die kleding verschepen, laat in Europa deze kleding door vrachtwagenchauffeurs rondrijden, heeft winkelmedewerkers nodig, etcetera. Dit volledige proces was enkel mogelijk met de inzet van die plukkers in China, de sweatshopwerkers in Bangladesh, de havenarbeiders—kortom, delen van de arbeidersklasse over de hele wereld.

In elk land is nu een arbeidersklasse die een essentieel onderdeel van de productieketen vormt. Zodoende is kapitalisme een mondiaal systeem, waarin een massale groep loonafhankelijken over de wereld zwoegt voor de winsten van een piepkleine groep. Maar daarmee is het dus ook een systeem dat zich compleet afhankelijk heeft gemaakt van de arbeidersklasse: de eerste klasse die de maatschappij volledig autonoom zou kunnen laten functioneren.

Zelfs een kleine staking van arbeiders in een bepaalde branche laat direct zien hoeveel macht de arbeidersklasse eigenlijk heeft. Wanneer arbeiders als groep handelen en gezamenlijk besluiten om geen arbeid meer te verrichten, weet hun baas niet hoe snel die een oplossing moet vinden om hen weer aan het werk te krijgen. Zonder arbeiders staan machines en computers stof te vergaren. Zonder arbeider geen product; zonder product geen winst.

Een tweede belangrijke reden dat de arbeidersklasse zo belangrijk is heeft te maken met het begrip van bewustzijn dat hierboven is uitgelegd. Zoals aangegeven is iemands bewustzijn—hoe diegene naar zichzelf en naar de wereld kijkt—gebaseerd op de situatie waarin de persoon zich bevindt. Marxisten vinden niet dat elke arbeider altijd gelijk heeft. Over het algemeen kijken marxisten überhaupt niet naar de werkelijkheid als een strijd tussen Goed en Kwaad.

Het rechtvaardige gelijk van de arbeider zit in de gedeelde belangen van alle arbeiders. De arbeidersklasse is een gigantische en extreem diverse groep die gezamenlijk alle waarde in de maatschappij schept. Als deze groep gezamenlijk strijdt voor hun eigen belang als klasse, zijn hun eisen onverenigbaar met het kapitalistische systeem.

Het kapitalisme is onder andere gebaat bij individualisme, concurrentie en racisme. Wanneer de arbeidersklasse, de overgrote meerderheid van de mensheid, samenwerkt—iets dat zij eigenlijk allang als collega’s doen—is individualisme en concurrentie een obstakel en een vreemd iets in een solidaire omgeving. Arbeidersmacht kan niet anders dan collectief en democratisch zijn.

Het racisme dat de arbeidersklasse langs willekeurige lijnen opsplitst, zou geen plaats moeten hebben in de arbeidersbeweging waarin arbeiders van allerlei afkomsten samenwerken. Wanneer deze klasse dus gezamenlijk opkomt voor hun belangen—álle arbeidersbelangen—beginnen we te zien hoe werkelijke rechtvaardigheid eruit ziet.

Op deze manieren belichaamt de arbeidersklasse de toekomstige maatschappij, het socialisme. Het is een klasse die allang heeft leren samenwerken als collega’s; veel beter dan de managers en de bazen die continu hun concurrent de pas af willen snijden.

Het is een diverse klasse die, wanneer zij ervoor kiest voor het gedeelde belang te strijden, in staat is sociale tegenstellingen als racisme en seksisme te overstijgen. Niet onbelangrijk: het is de enige klasse die het gehele wereldsysteem op de knieën kan dwingen.

Een Duitse minister die rond de vorige eeuwwisseling doodsbang was voor de georganiseerde arbeidersbeweging zag het zelf ook scherp in: ‘Achter elke staking schuilt het veelkoppige monster van de revolutie.’

Klasse uit de mode

Maar toch zullen nog maar weinig mensen op tv of in de krant die zich aan het ‘K-woord’ willen wagen. Een analyse van klasse wordt tegenwoordig meer gemeden dan gebruikt. Natuurlijk voornamelijk door mensen die liever niet hebben dat de arbeidersklasse zich bewust wordt van haar macht. Zodoende wordt alleen het vage begrip ‘middenklasse’ nog dagelijks gebruikt. ‘Klasse is een communistisch concept,’ zei Margaret Thatcher, en zij waarschuwde voor ‘verdeling’ in de maatschappij. Iemand als Thatcher zal natuurlijk vinden dat ‘klasse’ als onderwerp koste wat het kost ver meden moet worden. Als we geen woorden hebben om te praten over de uitbuiting van een gigantische groep ten behoeve van een zeer rijke en kleine minderheid, dan is het versterken van die uitbuiting des te makkelijker.

Maar helaas horen we ook aan de linkerkant van het politieke spectrum tegenwoordig nog maar weinig over klasse. Wel horen we af en toe over ‘klassisme’, wat ongeveer betekent dat wordt neergekeken op mensen die armer zijn. Natuurlijk is dit een belangrijk probleem, maar alle inhoud van een marxistische klassenanalyse is vervangen door een cultureel concept dat bovendien geen uitweg uit de situatie aanwijst.

Als reden voor de bijna volledige afwezigheid van het klassenconcept stellen sommigen dat het Westen er simpelweg niet meer uitziet zoals in de tijd van Marx. De arbeider zoals Marx die zag in de Engelse fabrieken bestaat toch immers niet meer?

In de 19e eeuw zag Marx in Engeland inderdaad relatief meer arbeiders in fabrieken werken dan nu het geval is. Maar dat betekent niet dat fabrieken niet meer bestaan. Wel zijn veel productietakken verplaatst naar landen waar mensen veel minder loon krijgen dan wij in Nederland.

Bovendien bedoelde Marx, zoals hierboven ook al uitgelegd, met de arbeider niet een bepaald cultureel beeld, maar simpelweg een persoon die afhankelijk is van loon. Loonafhankelijken zijn er massaal, over de hele wereld, en zullen blijven bestaan zolang dit systeem stand houdt.

Bovendien is de productie van een bepaald goed, wat inderdaad in veel gevallen niet meer in het Westen gebeurt, even belangrijk als de distributie en verkoop van het product—iets dat ook door veel Westerse arbeiders wordt gedaan. Zonder dat het product de volledige cyclus door heeft gemaakt—van productie tot verkoop—kan de kapitalist geen winst maken. Een staking in de distributie of verkoop kan dus nog steeds even pijnlijk zijn als een staking in de productie.

Een andere tegenwerping tegen marxistische analyses van klasse is het idee dat er geen massale concentraties van arbeiders meer bestaan. Vroeger kwam men elkaar tegen in de fabriekshal, werkten zij samen en konden ze over gedeelde problemen praten. Nu, zo gaat het argument, staan de meeste arbeiders veel meer los van elkaar.

Gelukkig is de hype van de ‘deeleconomie’ alweer een beetje gaan liggen en kunnen we nu allemaal nuchter inzien dat bedrijven als Uber en Deliveroo ordinaire bedrijven zijn. Maar inderdaad, bedrijven die handelen met dergelijke ZZP constructies willen ervoor zorgen dat hun arbeiders geïsoleerde individuen zijn. Arbeiders tegen elkaar uitspelen is niet nieuw, en ook in de tijd van Marx probeerden fabrikanten met dagloners soortgelijke constructies te hanteren.

Maar zelfs in dit geval lukt het werkende mensen om elkaar te vinden en voor gezamenlijke belangen te strijden. Kijk daarvoor maar naar iets als de Rider’s Union, de vakbond van fietsbezorgers, of naar de hoge organisatiegraad en stakingsbereidheid van de bezorgers van PostNL.

Klasse en de rest

Helaas stellen sommige zelfverklaarde marxisten een klassenanalyse soms tegenover een analyse van onderdrukking op basis van ras of gender. ‘Klasse eerst!’ roept de ene kant, waardoor de andere kant weer reageert met ‘identiteit eerst!’. Beide kanten stellen hierbij de werkelijkheid simpeler voor dan die eigenlijk is.

Een klassenanalyse kan juist het begrip van vormen van onderdrukking versterken. Bovendien laat arbeidersgeschiedenis over de hele wereld zien dat tegenstellingen op basis van ras en gender door gezamenlijke, solidaire strijd overwonnen kunnen worden. Het is tenslotte een probleem van de arbeidersbeweging dat de een de ander als minderwaardig ziet.

Volgens Marx kan de heersende klasse van kapitalisten alleen door een arbeidersrevolutie omvergeworpen worden.

Maar de samenwerking van de arbeidersklasse veronderstelt ook dat de arbeiders zelf veranderen: de arbeidersklasse wordt solidair, neemt sociale verantwoordelijkheid en men behandelt elkaar als gelijke kameraad. De revolutie is ook noodzakelijk, zo vervolgt Marx, omdat de arbeidersklasse alleen in een revolutie kan slagen zichzelf van alle ‘oude troep’ te bevrijden.