Marokko: weinig illusies in autoritair neoliberalisme

De massale protesten in Marokko doen denken aan de Arabische opstanden in 2011. De aanleiding was de politiemoord op Mohsin Fikri in de stad Al Hoceima. Maar de achtergronden van de beweging gaan dieper dan politiegeweld en dictatuur.
16 januari 2017

Door Miriyam Aouragh

Veel mensen keken met verbazing naar de beelden van de Marokkaanse straten die volliepen met demonstranten. Sommigen dachten zelfs dat ze naar beelden uit 2011 keken. Het is niet overdreven om te zeggen dat, opnieuw, het hele land in opstand is gekomen.

Honderdduizenden mensen demonstreren door het hele land en scanderen ‘al sha’b yourid isqat al fasad’ (Het volk eist de val van de corrupten) of ‘tahiya nidaliya, al hoceima thawriya’ (Groet aan de opstand, Al Hoceima is onze revolutie). De demonstraties verspreidden zich snel naar meer dan 40 steden.

Deze protesten begonnen nadat een visverkoper dood werd geplet in de noordelijke mediterrane stad Al Hoceima. Het verhaal van Mohsin Fikri is gruwelijk en specifiek, maar ook symptomatisch. Hij sprong met een aantal collega’s in de vuilniswagen uit protest tegen de inbeslagname (en verspilling) van hun vis, die was bevolen door de politie en de koopman die de handel in vis beheerst. Getuigen zeiden dat de politie vervolgens de bestuurder de opdracht gaf om het maalsysteem van de vrachtwagen aan te zetten.

Mohsins collega’s konden er op tijd uitspringen, zelf bleef hij achter. Een van de agenten zei sarcastisch ‘than mo’ – dat losjes vertaald kan worden met ‘vermaal hem.’ ‘Than mo’ ging viraal op social media, vaak vergezeld met foto’s van de gruwelijke daad. Toen de foto’s en video’s van Mohsin en de eerste protesten dezelfde dag rond gingen werd de spontane beweging een gegeven dat de autoriteiten niet konden negeren.

Woede

De woede leidde tot massale manifestaties. Hoewel grotendeels spontaan namen er vaak voormalige 20 februari-activisten aan deel, het landelijke netwerk achter de demonstraties tijdens de Arabische opstanden van 2011.

De gebeurtenissen leggen meerdere belangrijke zaken bloot. Er is de terugkerende uitdrukking van woede over de zorgeloze politierepressie, mensen zijn het ongehinderde gedrag van de veiligheidsdiensten zat. Maar het is ook een voortzetting van de explosie van woede en protest in de hele Arabische wereld in 2011 — en ook in de Maghreb met zijn vele niet-Arabische gemeenschappen en politieke minderheden als de Imazighen in het noorden en het zuiden.

Zoals belangrijk was in 2011 zijn dit niet slechts protesten tegen repressie en geweld die typisch zijn voor een politiestaat. De Marokkaanse realiteit is zeer complex als gevolg van eindeloze privatisering en hyperkapitalisme dat zich in zijn winst-logica onder andere vertaalt in een heel zwaar gecontroleerde handel in (grotendeels lokale) vis. Dit wordt duidelijk gevoeld in Marokko’s kustplaatsen zoals in Al Hoceima, waar veel mensen afhankelijk zijn van vis en een lange tijd onafhankelijk vis hebben verkocht.

Timing

De timing van de protesten, vlak voor de COP22 klimaattop in Marrakech, kwam de Makhzan, de politieke elite, slecht uit. Zij hoopte deze top vooral te gebruiken om haar internationale aanzien te verbeteren. Het cynisme en soms de ironie in de hashtags, posters en spandoeken gaan precies om het blootleggen van de tegenstrijdigheid tussen Marokko’s imago en de realiteit. Een land dat internationale toppen over klimaatverandering en eerder over democratie organiseert, maar zijn burgers tegelijkertijd geen rechten geeft. Zoals een protestbord zei: ‘Kom naar de COP22, we zullen je vermalen.’

De laatste weken in Marokko lijken erg op de opstanden in 2011, maar verschillen er ook van. Vooral omdat de extreem zware (en toen heel nieuwe) ervaringen van 2011 tot 2013 achter de mensen liggen. Veel lessen zijn geleerd, vaak op tragische manieren. Om die reden verwachten activisten nu de staatsmanipulatie van hun protesten.

Het volk heeft geen illusies in de beloften van een regering die haar netwerk van spionnen inzet om geruchten te verspreiden over dat de protesten anti-Arabisch zouden zijn, over dat de activisten Algerijnse spionnen zouden zijn, of beïnvloed door Polisario-provocateurs (Polisario is een onafhankelijkheidsbeweging in de Westelijke Sahara, red.). Zoals dit nieuwe hoofdstuk in de Marokkaanse politiek ons opnieuw laat zien zijn het de gewone mensen die het zwaarst worden getroffen door de Makhzan. Verandering kan daarom alleen maar komen door een verenigde strijd over etnische, taalkundige en regionale grenzen heen.