Marinus van der Lubbe

Bijna 75 jaar heeft het de Duitse staat gekost om een van de misdaden waarop de nazi-staat gebouwd werd gedeeltelijk symbolisch terug te draaien. Het doodvonnis voor Marinus van der Lubbe, dat op 10 januari 1934 door een fascistische beul voltrokken werd, is eindelijk officieel nietig verklaard.
10 januari 2008

Marinus van der Lubbe was een Leidse radencommunist. De machtsovername van Hitler in januari 1933 en de passiviteit van de grootste arbeidersorganisaties dreven hem tot wanhoop. Op 27 februari arresteerden de Nazi’s hem in het brandende Rijksdaggebouw, en zetten hem als brandstichter gevangen. De brand werd het excuus voor Hitler om de omvorming van de Duitse staat naar een dictatuur compleet te maken. In een showproces stond niet alleen Marinus van der Lubbe, maar ook een aantal leidende communisten terecht. Van der Lubbe zelf zweeg het hele proces lang. Hij werd ter dood veroordeeld, en alle verzoeken tot gratie werden afgewezen.

Later is veel gespeculeerd of Marinus van der Lubbe in zijn eentje had gehandeld, of de Nazi’s van zijn plannen op de hoogte waren geweest, en of ze misschien zelf de brand hadden georganiseerd om hun macht verder te kunnen consolideren. Zelfs nu nog wilde de Duitse rechtbank deze vraag ontwijken door Van der Lubbe niet vrij te spreken, maar alleen zijn straf symbolisch kwijt te schelden.

De grote Vlaamse schrijver en dichter Willem Elsschot wist in 1934 al dat de vraag wie de schuldige was en wie het slachtoffer, er niet van afhing of Van der Lubbe de brand had aangestoken. Hij schreef daarom dit prachtige gedicht:

Jongen, met je wankel hoofd
aan den beul vooruit beloofd,
toen je daar je lot verbeidde
stond ik wenend aan je zijde.

De operette duurde lang:
van bet wraakhof naar ’t gevang,
van ’t gevang weer naar bet hof
in de boeien van den mof.

Veertig haarden dorst je onsteken,
duizend haarden zou men wreken,
maar je beulen stonden paf
toen je zweeg tot in je graf.

Dokters, rechters, procureuren,
allen zijn je komen keuren,
allen vonden je perfect,
en toen heeft men je genekt.

’t Had de Koningin behaagd
dat je gratie werd gevraagd,
maar voor zulk een viezen jongen
wordt meestal niet aangedrongen.

Lang heeft men geprakkezeerd
wat een mens het meest onteert,
hangen, branden, vierendelen
of gewoon als varken kelen.

Toen heeft men het mes gekozen
om je toch eens te doen blozen,
want zo’n gala met wat bloed
doet een hakenkruizer goed.

Jongenlief, zoals je ziet.
Leiden krijgt je resten niet
Hitler laat zich niets ontrukken
want hij houdt van die twee stukken.

Holland vraagt nu onverdroten
of je niets werd ingespoten,
maar die vuige, laffe moord
vindt het minder ongehoord.

Laat het stikken in zijn centen,
in zijn kaas en in zijn krenten,
in zijn helden, als daar zijn:
Tromp, De Ruyter en Piet Hein.

Moog je geest in Leipzig spoken
tot die gruwel wordt gewroken,
tot je beulen, groot en klein,
door den Rus vernietigd zijn.

Antwerpen 1934