Machthebbers Europa veroorzaken een crisis van democratie

Onlangs las ik het boek Golden Fetters van de econoom Barry Eichengreen. Het gaat over het instorten van de gouden standaard tijdens de Grote Depressie van 1929-1939. Er zijn parallellen tussen de jaren ’30 en de situatie in de eurozone van nu. De vraag is waar de huidige instabiliteit toe zal leiden.
19 november 2011


Foto: Stoelendans van de Europese elite: Papademos (links) vervangt Papandreou in Griekenland, Monti (rechts) vervangt Berlusconi in Italië

Door Alex Callinicos

De gouden standaard had te maken met het vastzetten van wisselkoersen van valuta door ze te koppelen aan een bepaalde hoeveelheid goud. Eichengreen laat in zijn boek zien hoe regering na regering op financiële en economische onrust reageerde door te proberen om de zogenaamde pariteit (de gelijkheid van de reële en nominale waarde) van hun munteenheid met goud te bewaren.

Dit omvatte het verhogen van de rente en het snijden in publieke uitgaven. Het gevolg was domweg dat de economische depressie erger werd. Uiteindelijk, eerst in Groot-Brittannië in 1931 en uiteindelijk in Frankrijk vijf jaar later, werden de kosten van het handhaven van pariteit te groot. Dit dwong alle grote staten om de koppeling met het goud los te laten en hun valuta te devalueren.

Vandaag de dag zien we een versie hiervan in de crisis van de eurozone. De euro verbindt 17 verschillende economieën met elkaar in één monetair systeem. De crisis heeft tot gevolg gehad dat zwakkere staten gedwongen worden om strenge bezuinigingsmaatregelen te nemen om hun lidmaatschap van de eurozone te behouden.

Tot nog toe heeft geen ervan het voorbeeld van de jaren ’30 gevolgd: het terugtrekken uit de eurozone en het afwijzen van de schulden die zijn gebruikt om hen zware bezuinigingen op te leggen. Een terugkeer naar hun eigen nationale munt zou hen in staat stellen om hun valuta te devalueren, wat door de prijs van hun export te verlagen economisch herstel zou kunnen stimuleren.

In plaats daarvan worden zogenaamde ‘technocratische’ regeringen aangesteld die deze landen binnen de eurozone moeten houden, en om de bezuinigingen door te voeren die de zogenoemde Frankfurt-groep eist. Deze informele groep leidt effectief gesproken de eurozone. In deze groep zitten onder andere de Duitse bondskanselier Angela Merkel, de Franse president Nicolas Sarkozy, managing director van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) Christine Lagarde en Mario Draghi, de nieuwe president van de Europese Centrale Bank (ECB).

Gedwongen

Eerst dwongen ze de Griekse premier Giorgos Papandreou af te treden. Toen zetten ze de rechtse partij Néa Dimokratia onder druk om deel te nemen aan een regering van ‘nationale eenheid’. Die regering, die ook de uiterst rechtse LAOS-partij omvat, werd vorige week gevormd onder leiding van Lucas Papademos, de ex-vicepresident van de ECB.

Toen herhaalden ze dit met Italië. Silvio Berlusconi werd overgehaald ontslag te nemen. Met behulp van voormalig eurocommunist en Italiaanse president Giorgio Napolitano werd alweer een regering van ‘nationale eenheid’ gevormd, deze keer geleid door voormalige EU-commissaris Mario Monti.

De slachtoffers van deze interventies zijn centrum-rechts en centrum-links. Bovendien zijn deze politieke veranderingen ontworpen door de Frankfurt-groep in samenwerking met de financiële markten. Samen hebben ze Berlusconi’s val voorbereid door de rente op de Italiaanse staatsschuld op te schroeven.

Het is een aardige ironie van de geschiedenis dat Berlusconi ten onder is gegaan aan diezelfde markten die hij altijd heeft aanbeden. Maar dit verandert niets aan het feit dat de ‘normale werking’ van de parlementaire democratie wordt overheerst door fundamenteel ondemocratische krachten.

Het idee dat nieuwe regeringen zullen bestaan uit neutrale technische ‘experts’ is onzin. Zij proberen een oplossing voor de crisis door te voeren die gebaseerd is op klasse: gericht op het in stand houden van de eurozone en de positie van het Duitse en Franse kapitalisme. Dit zal ten koste gaan van de overgrote meerderheid van de bevolking. Het zullen regeringen zijn van de 1% tegenover de 99%.

Dit hele proces is vergemakkelijkt door het feit dat niet alleen Papandreou en Berlusconi, maar de complete Griekse en Italiaanse elites bijna universeel geminacht worden. Op dezelfde manier waren de liberale parlementaire regimes in de jaren ’30 in diskrediet geraakt toen ze er niet in slaagden om een uitweg uit de crisis te vinden.

We weten wie daar toen de vruchten van plukten; Hitler, Franco en een hele serie andere rechtse tirannen. Het is niet onvermijdelijk dat de geschiedenis zich herhaalt. Maar er is geen twijfel over mogelijk dat de crisis van de eurozone een bijzonder nare politieke wending neemt.

Dit is een vertaling uit de Socialist Worker.