Maar hoe gaan we het stoppen?

Afgelopen zomer verscheen het debuut van Correspondent-journalist Jelmer Mommers, bekend van onder andere de ‘Shell Knew’ papers en vele andere publicaties over de klimaatcrisis. In veel opzichten is Hoe gaan we dit uitleggen? Onze toekomst op een steeds warmere aarde een verademing ten opzichte van veel andere Nederlandse journalistiek over dit onderwerp.
19 november 2019

Waar de Volkskrant het onlangs nog had over ‘klimaathysterie’ en NRC schaamteloos gesponsorde inhoud van Shell over duurzaamheid plaatst, schuwt Mommers de feiten niet: ‘Het eerlijke verhaal is dat we ongelofelijk diep in de shit zitten’. Ondanks dat de ernst van de klimaatcrisis helder in het boek naar voren komt, slaagt Mommers er niet in om een duidelijke richting te geven aan de steeds sterker oplaaiende klimaatstrijd. Zijn oplossingen blijven te veel hangen in de individuele sfeer en geven blijk van een naïeve kijk op maatschappelijke verandering.

Het boek begint met een historische analyse van de klimaatcrisis; deze is erg beknopt en mist daarom nogal wat belangrijke feiten en perspectieven. Kennelijk is de insteek om alles zo behapbaar mogelijk te houden voor mensen die onbekend zijn met het onderwerp. Daardoor zijn sommige delen echter wel erg oppervlakkig.

Het tweede hoofdstuk geeft een goede en duidelijke samenvatting van de klimaatwetenschap tot dusver. Dit is onmisbaar voor klimaatactivisten, voor wie deze wetenschap geldt als een belangrijk argument voor de noodzaak van sociale en economische verandering. Juist deze feiten tonen de onhoudbaarheid van ons politieke en economische systeem glashelder aan, wat het voor elke socialist belangrijke informatie maakt.

Scenario’s

Mommers schetst twee scenario’s voor 2050. In het eerste scenario dendert de fossiele economie ongeremd door en zal de samenleving getekend worden door vergevorderde opwarming. Dit scenario, met de titel ‘Muren’, schetst vooral een toekomst met extreme ongelijkheid, conflict en voedseltekorten in combinatie met hoog opgetrokken grenzen en beperkte vrijheid.

Hoewel Mommers het woord ‘fascisme’ waarschijnlijk niet in de mond durft te nemen, komt dat wel overeen met het wereldbeeld dat hij beschrijft. De allerrijksten, die dagelijks twijfel zaaien over de klimaatcrisis, zijn nu al bezig met het bouwen van rampbestendige enclaves. Tijdens de hittegolven en natuurrampen van de afgelopen jaren werd maar al te goed duidelijk dat de rijken niks te vrezen hebben van natuurrampen; die vliegen gewoon met hun privéjet naar een veilige plek of huren een eigen truck met drinkwater – terwijl de massa’s moeten vechten en sterven voor de laatste druppels.

De verharding van het grensbeleid is in Europa en de Verenigde Staten ook nu al goed zichtbaar, bijvoorbeeld het officiële verbod op het redden van vluchtelingen op de Middellandse Zee. Mommers weet dit goed aan te kaarten, hij laat duidelijk zien hoe onze maatschappij op zeer korte termijn al ontwricht kan worden door de klimaatcrisis terwijl onze economie gewoon door zal blijven draaien.

Het is voor de lezer dan ook bijna irritant dat met zo’n scherp beeld van de ontwrichting waar we op afstormen er niet direct overgegaan wordt tot een vlammend betoog over de veranderingen die in gang moeten worden gezet. Eerst komt namelijk het tweede scenario (‘Bossen’), waarin de opwarming in 2050 tot 1,6 graad beperkt blijft. Ook in dit scenario weet Mommers de lezer op de onomstotelijke ernst van de klimaatcrisis te wijzen. Zo ziet hij niet over het hoofd dat een deel van de opwarming nu al niet meer te voorkomen is en onze toekomstige samenleving hoe dan ook zal moeten dealen met een extremer klimaat. Verder is het hoofdstuk vooral een ode aan goedkope groene energie, duurzame landbouw, circulaire productie, start-ups en een overheid die ‘het goede’ doet.

Mommers benoemt meermaals dat dit scenario een gigantische verandering betekent, maar wat dit inhoudt voor het dagelijks leven blijft onduidelijk. En dat terwijl het gigantische veranderingen behelst, van het werk dat we doen tot het eten dat in de winkels ligt. Het feit dat er in een duurzame economie überhaupt minder geproduceerd zal worden, omdat er geproduceerd moet worden naar behoefte, blijft onbenoemd.

Perspectief

Het hoognodige vlammende betoog over wat er moet gebeuren om scenario 1 te voorkomen blijft dus uit. Mommers’ conclusie komt neer op: ‘iedereen moet gewoon doen wat hij kan en vooral niet bij de pakken neerzitten’. Hij vult dit voornamelijk in met individuele maatregelen, zoals minder vlees eten, de aanleg van een beter treinnetwerk stimuleren door zelf meer de trein te pakken en kiezen voor een leverancier van groene energie.

Hoewel hij meerdere keren de beperkingen van marktgestuurde oplossingen aankaart, blijft hij ze toch benoemen als een reële strategie. Politieke oplossingen worden soms lichtjes aangestipt, maar hij durft deze niet te benadrukken. Ook gaat hij niet in op de vraag hoe we een tegenmacht moeten opbouwen of hoe oplossingen worden afgedwongen.

Het onteigenen van fossiele bedrijven, een actieve overheid die de beperkte middelen eerlijk verdeelt, een Green New Deal; ze komen allemaal aan bod, maar worden vervolgens niet uitgewerkt, waardoor de lezer er niks mee kan. Het is jammer dat Mommers deze kans laat liggen. Het lijkt wel alsof hij koste wat het kost een ‘positief’ verhaal over de klimaatcrisis wil schrijven en daarom in slechte argumenten vervalt.

In werkelijkheid is deze benadering verschrikkelijk naïef: de uitbuiting van de natuur is diepgeworteld in het kapitalisme en klimaatontwrichting zal daarom ook niet eenvoudig worden tegengegaan. Het vergt een radicale transformatie: van een economie gericht op alsmaar groeiende winsten naar een economie waar wordt geproduceerd naar behoefte én met oog voor de limieten van onze leefomgeving.

Jelmer Mommers
Hoe gaan we dit uitleggen?
de Correspondent 2019 / 240 pagina’s / €20,-