Lessen trekken na een nederlaag

Gisteren boekte Geert Wilders zijn grote succes. Maar zijn opmars is te stoppen.
5 juni 2009

Door Pepijn Brandon

PVV-fractielid Bosma omschreef zijn partij op een bijeenkomst in Rotterdam als ‘een kleine knokploeg die iedere dag de Kamer binnenloopt’. Een paar dagen later kwam de PVV in diezelfde stad als grootste uit de bus, net als in ruim 80 andere gemeentes. De fractievoorzitters van de linkse partijen spraken plichtmatig hun felicitaties uit voor de winnaar. Ze hebben nog altijd niet begrepen dat die knokploeg tegen hen gericht is.

Niet links, maar extreem-rechts profiteerde van de angst en onvrede die worden opgeroepen door economische crisis, bezuinigingen en het anti-democratische en neoliberale beleid van de EU. Natuurlijk, maar 36 procent van de kiezers geloofde dat het zin had om naar de stembus te gaan. En bij gebrek aan een alternatief geluid tegen het Europa van de grote ondernemingen en de bureaucraten, lukt het Wilders om een groot deel van de Nee-stemmers tegen de Europese Grondwet van een paar jaar geleden achter zich te krijgen.

Maar het slechtste wat we nu zouden kunnen doen, is deze punten te gebruiken als excuus om onszelf een rad voor de ogen te draaien. De Europese Verkiezingen zijn een krachtsmeting voor de politieke verhoudingen in Nederland. Die krachtsmeting heeft links verloren. Het enige goede nieuws is dat de regering verder is verzwakt. Vertaald naar Tweede Kamerzetels zouden het CDA en de PvdA samen 24 zetels verliezen. De mythe dat de kiezers ‘crisisbezweerder’ Bos zouden belonen in de stembus is gesmoord tussen stijgende werkloosheidscijfers en dreigende bezuinigingen.

Maar de krachtsmeting vertelt ons ook wie voorlopig met deze onvrede aan de haal gaat. Het was beschamend om gisteren de vreugde te zien bij Femke Halsema omdat ze eindelijk een keer de SP de loef kon afsteken. En net zo beschamend was de houding van Agnes Kant, die zichzelf ‘weer in het rijtje winnaars’ plaatste. Een paar tienden van procenten won de partij ten opzichte van de vorige Europese Verkiezingen. Maar vergeleken met de vorige landelijke verkiezingen haalde ze 11 in plaats van 25 zetels. Dat zijn aantallen die vragen om serieuze politieke analyse, niet om een cijfermatige goocheltruc.

De Europese Verkiezingen hebben de contouren duidelijk gemaakt van de politieke strijd in Nederland voor de komende jaren. De ineenstorting van het politieke centrum, van de PvdA tot de VVD, gaat onder invloed van de economische crisis versneld door. Het nieuwe populistische rechts, dat bastaardkind van de gevestigde politiek, heeft lessen geleerd van de mislukkingen van de LPF en Verdonk. Wilders heeft hun programma geradicaliseerd, en bouwt uit de brokstukken een samenhangende beweging onder zijn ijzeren regie.

De strategie die links daar tot nu toe tegenover heeft gesteld, of vooral het gebrek daaraan, heeft gefaald. Twee momenten waren hiervoor symbolisch. Het ene was het uitkomen van Fitna anderhalf jaar geleden. Terwijl een brede coalitie van anti-racistische organisaties opriep tot een manifestatie op de Dam, besloten de linkse partijen onder aanvoering van de SP tot een volledige boycot. Drieduizend mensen protesteerden desondanks, maar de boycot bepaalde het beeld.

De centrale argumenten om weg te blijven waren dat ‘Wilders teveel aandacht zou krijgen’, en dat een Kamerlid in de Kamer bestreden hoort te worden en niet op straat. We hebben gezien hoeveel de linkse partijen aan dat bestrijden hebben gedaan. Daarvoor betalen ze nu de prijs. De enige politicus die systematisch weerwoord gaf aan Wilders was Alexander Pechtold. Niet links, maar zijn neoliberale D’66 won gisteren stevig. In het traditioneel linkse Amsterdam werd D’66 de grootste partij.

Het tweede doorslaggevende moment kwam toen Wilders’ knokploeg wegliep uit de Tweede Kamer tijdens het debat over de crisis. Het was een symbolisch keerpunt voor de profilering van de PVV als tegenstander van het sociaal-economische beleid van het kabinet. Zonder dat profiel zou de partij veel moeilijker doordringen in bredere lagen van de samenleving. Wilders’ oppositie is theater. Zijn eigen economische beleid is een grotere aanval op de belangen van zijn kiezers dan dat van het kabinet. Maar zolang links niet de leiding neemt in het organiseren van een tegenbeweging, lijkt het theater van Wilders the only show in town.

We kunnen het tij keren. Maar dat kan alleen als we kiezen voor een fundamenteel andere strategie. Een grote meerderheid van de bevolking heeft nog altijd niet op Wilders’ anti-islamracisten gestemd. Die meerderheid moet een stem krijgen. In de Tweede Kamer, maar vooral ook op straat. Alleen zo bouwen we het zelfvertrouwen op dat nodig is om Wilders tot staan te brengen. Tegelijkertijd moeten we de basis leggen voor een strijdbaar links, dat afrekent met het heersende electoralisme en de passiviteit. Wilders’ kiezers serieus nemen betekent laten zien dat de man die zegt voor hen op te komen een bedrieger is. Solidariteit in plaats van onderlinge haat is de basis is om te vechten tegen crisisbeleid, en die solidariteit moet georganiseerd worden. Links moet daar vandaag nog mee beginnen.

4 juni was een zwarte dag. Maar die zwarte dag zou een positief gevolg kunnen hebben, als we de nederlaag onder ogen durven zien en deze lessen leren.