Leren van Atjeh?

Atjeh na wederopbouw
23 november 2007

Nederlandse militaire deskundigen piekeren zich suf hoe de oorlog in Uruzgan tegen de Taliban gewonnen kan worden. Dat het daar in Afghanistan niet goed gaat wordt immers steeds duidelijker.

Een denktank, de Senlis Council, rapporteerde deze week dat de Taliban in 54 procent van het land permanent aanwezig is, en steeds dichterbij de hoofdstad Kaboel komt. VS, NAVO en Nederland zijn aan de verliezende hand.

En waar komen Nederlandse deskundigen mee aanzetten als antwoord? Leren van de Atjeh-oorlog. Die speelde zich af tussen 1873 en 1903, en vormde de laatste verovering waarmee het koloniale rijk Nederlands-Indië compleet werd gemaakt. Het was een uiterst bloedige oorlog, met zeker 100.000 doden. Op een symposium aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda kwam de parallel eerder aan de orde. En afgelopen week werd er ook aandacht aan besteed op een congres over guerrillabestrijding in Den Haag.

Het feit dat Nederlandse oorlogsdenkers hieraan inspiratie ontlenen voor een aanpak in Uruzgan is hoogst verontrustend. Eén van hen erkent dat zelf ook. ‘Toen ik las dat Van der Sar zich liet inspireren door Atjeh, hield in mijn hart vast. Ik verwachtte keiharde repressie.’ Dat zegt militair historicus Wim de Moor. Piet van der Sar was de eerste commandant van de Nederlandse gevechtstroepen in Uruzgan.

‘Keiharde repressie’ was inderdaad de methode waarmee gouverneur Van Heutz de Atjeeërs op de knieën dwong. Een expeditie onder leiding van kolonel Van Daalen leidde tot grootschalige moordpartijen en platgebrande dorpen. Die Van Daalen moest, vanwege de nare publiciteit die vervolgens ontstond, vertrekken. Officieel was de aanpak veel subtieler, en bestond ze uit een combinatie van harde onderdrukking en het winnen van begrip en sympathie onder de bevolking. Precies op dat laatste punt wordt nu vooral gehamerd. Of er destijds al over groeiende inktvlekken en wederopbouw werd gepraat, meldt de berichtgeving niet.

Maar of militairen nu een voorbeeld nemen aan de grofheid van Van Daalen, of aan een minder botte aanpak, twee dingen worden duidelijk uit de parallel die ze met Atjeh trekken. Allereerst passen ze Uruzgan langs deze weg zelf in een koloniale traditie. In Atjeh ging het om verovering van een onafhankelijke staat aan de noordpunt van Sumatra. Dat er niet zo ver van Atjeh af olie gevonden werd, en dat de minister van Koloniën in de slotfase van de Atjeh-oorlog commissaris was bij Koninklijke Olie (later Shell), is natuurlijk louter toeval. ‘Leren van de Atjeh-oorlog’ betekent: leren veroveren voor koloniaal gewin.

De tweede parallel die kennelijk erkend wordt: de breedte van het verzet, de volkssteun voor de guerrilla. In de Atjeh-oorlog was dat glashelder. Omdat hele dorpen en valleien de verzetsstrijders steunden, brandde Van Daalen een vallei plat en moordde hij dorpen uit. Tegenwoordig gaat zoiets met straaljagers en houwitsers. Maar de logica is het zelfde.

Net als in Atjeh is de huidige koloniale expeditie in Afghanistan gericht tegen de bevolking – met wat voor humanitaire waandenkbeelden PvdA-politici zichzelf ook wijsmaken dat het nu anders ligt. Steun aan verlenging van de missie in Uruzgan is voortdurende medeplichtigheid aan koloniale misdaden.