Lachen om antisemitisme is Nederlandse traditie

Zwarte Piet is niet de enige racistische karikatuur die we aan de Amsterdamse armenschoolonderwijzer en publicist Jan Schenkman (1806-1863) te danken hebben. Hij schiep ook het fictieve personage Levie Mozes Zadok, een even laffe als lepe Joodse soldaat, een schrijnend voorbeeld van alledaags antisemitisme.
15 februari 2021

In het onlangs verschenen en rijk geïllustreerde Lachen om Levie. Komisch bedoeld antisemitisme gaat de taalkundige Ewoud Sanders in op populaire Joodse karikaturen gedurende de negentiende en twintigste eeuw. Ook nu nog kunnen antisemitische karikaturen op veel bijval rekenen onder bijvoorbeeld extreemrechts.

Fictieve brieven

In 1854 verscheen een pamflet waarin de Joodse schoenmaker Levie Mozes Zadok brieven schrijft aan zijn moeder in de Amsterdamse Jodenbuurt over zijn belevenissen tijdens de Krimoorlog. Voordat hij naar de Krim ging, had hij gewerkt op de Haagse kermis als zwart geschminkte ‘Bosjesman’ uit Zuid- Afrika. Zingend en dansend moest hij gewapend met een lans de leeuwenjacht nadoen. Tegenwoordig noemen we dat blackface.

De fictieve brieven waren bedoeld als volksamusement om voor te lezen op feesten, in ‘vrolijke vrienden- kringen’ en op sociëteiten voor de gegoede burgerij. In quasi fonetisch Joods-Amsterdams dialect leren we Levie Zadok kennen. Een sympathieke, laffe sjacheraar die overal een handeltje in ziet.

De Levie Zadok-drukwerkjes van broodschrijver Schenkman groeiden in de negentiende eeuw uit tot een enorme rage. Er verschenen Levie- Zadok zoetigheid, Levie-prenten, Zadok-muziekstukken en Levieliedjes. Verschillende elkaar heftig beconcurrerende uitgeverijen haakten hierop in en er werden tienduizenden exemplaren van de reeks verkocht.

Joodse karikaturen

De brieven werden geïllustreerd met karikaturale tekeningen van Levie met een grote neus. Maar ook op andere wijzen struikelen we over de stereotypen: arme, rondtrekkende, onhygiënische straathandelaren of ondernemingsgezinde brillenverkopers (‘brillejood’). De fictieve personages zijn vaak laf.

Tegelijkertijd maken we in de reeks Levie Zadok kennis met uitermate realistische situaties waarin sprake is van mishandeling door straatjongens. Hoe tegenstrijdig ook, volgens Sanders nam Schenkman het tegelijkertijd nadrukkelijk op voor Joden.

Niet iedereen lachte mee

Er was zeker sprake van verzet tegen de karikaturale voorstelling. Logischerwijs binnen Joodse kringen, maar ook onder radicale vrijdenkers, democraten en Multatulianen. Zij vonden deze humor getuigen van slechte smaak en volgens hen moesten vrijheid, gelijkheid en broederschap ook gelden voor de Levi’s en de Sara’s.

Christelijke lezers vonden het daarentegen hilarisch. De armoedige afkomst van de uitgebeelde Joden vormde een voortdurende bron van vermaak. Vijf jaar na de dood van Schenkman blies de jezuïtische pater Van Meurs het personage van Levie Zadok nieuw leven in. Met een tekening en een lied maakte hij van Levie een oneerlijke, sjacherende toekomstvoorspeller, een bultenaar die door het lezen van kaarten en koffiedrab de toekomst voorspelde. De katholieke voorman dr. Herman Schaepman noemde het werk ‘prettig en geestig’.

Van Meurs’ werk werd in het verzuilde Nederland ook gelezen onder de protestanten op het platteland, zoals bijvoorbeeld in Friesland. Sanders haalt een krantenartikel aan uit 1926, waarin een dominee vertelt over zijn jeugdherinneringen en hoe plezierig het was om een grote spotprent van een Jood te maken, omdat dit de pret bij een voordracht stellig zou vergroten.

Na de Holocaust

In het Noorden was het tot in de jaren zestig van de vorige eeuw heel gewoon om kinderen te waarschuwen voor de boze, oude of slechte jood (boesjeude, olde jeude of maljeude). Deze woonde volgens overlevering in oude waterputten, in de rivier of in het donkere bos. Dit gebeurde na de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust – je zou zeggen: dat bestaat toch niet.

Maar ook in de eenentwintigste eeuw waren tijdens het carnaval in Aalst in België op praalwagens poppen te zien van orthodoxe Joden met haakneuzen en pijpenkrullen, gezeten op een kluis met diamanten of naast een stapel goudstaven. UNESCO heeft dit feest inmiddels geschrapt van de Werelderfgoedlijst.

De evenknie van Zwarte Piet

We kunnen Levie Zadok opvatten als de Joodse evenknie van Zwarte Piet. Sint Nicolaas en zijn knecht (1850) van Schenkman is het eerste boek waarin Sinterklaas hulp krijgt van deze knecht. Volgens Sanders werd de mythische ‘klerenjood’ ofwel ‘voddenjood’ vroeger gebruikt door ouders om kinderen te laten schrikken. Stoute kinderen gingen mee in de zak.

Sanders vindt het dan ook de hoogste tijd om Zwarte Piet af te schaffen. Hij eindigt zijn boekje met een prachtig citaat van de roomse humorist en schrijver Godfried Bomans, die in 1956 over een antisemitisch kinderverhaal schreef: ‘De meeste volwassenen dragen een misvatting, als kind opgedaan, ongewijzigd bij zich, soms bewust, meestal onbewust en dan des te gevaarlijker. Latere correcties door kritische bezinning is slechts weinigen beschoren.’

Ewoud Sanders
Lachen om Levie. Komisch bedoeld antisemitisme (1830-1930)
Walburg 2020 / 120 pagina’s / €15,-