Kunnen we het even hebben over dat seksisme van die allochtonen?
Door Kinge Tabee
Ik ben een feministe. Ik ben zo opgevoed, mijn moeder heeft altijd gewerkt en ze is een zelfstandige vrouw. Ook mijn schoonmoeder heeft haar zoon bijgebracht dat vrouwen zelfstandig en sterk zijn en niet gedienstig aan mannen.
Voor mij en mijn vriend is ons rollenpatroon vanzelfsprekend: we doen het hoe het het beste uitkomt. Nu is mijn vriend een eersteklas huismus die het werk dat hij doet, het liefst vanuit zijn eigen studeerkamer doet, en die ’s ochtends samen met onze zoon het onkruid rooit, ’s middags een tekst redigeert terwijl de peuter wat rondscharrelt met de kat, en ’s avonds kookt èn de afwas doet. Ik heb een bedrijf in Amsterdam, en ik werk zes dagen in de week om alles op te zetten en uit te breiden. Op termijn kan dat wisselen: wat handiger is, prettiger voor iedereen, dat doen we. Maakt dat me een feminist? Ik denk het wel, maar het zit zo in al mijn vezels dat ik er geen ‘isme’ op kan plakken – ik vind het logisch en vanzelfsprekend.
Nu ben ik dat seksisme zoals het ineens overal in de krant staat ook wel gewend. Ik ben de dertig al gepasseerd, maar vroeger was ik een ‘chickie’ of een ‘kippetje’; luide opmerkingen over mijn achterwerk (te rond of rond genoeg), mijn boezem (dikke [pejoratief]), mijn lippen zijn pijplippen, mijn ogen zaadvragend, noem het maar op, zijn nog steeds mijn deel. Ik heb het niet geturfd, maar ik neem zo aan dat de helft van de kerels wit was en de andere helft niet-wit – komt wel aardig overeen met de populatie jonge mannen in de gewesten waar ik verkeer.
Heb ik daar last van? Het is afhankelijk hoe bedreigend de situatie is. Die ene keer toen ik door de donkere tunnel naar De Lelylaan moest lopen vond ik eenzelfde ‘hee, schatje’ eng en als ik langs iemand moet op de roltrap in de spits vind ik het weinig origineel, maar haal ik mijn schouders op.
Maar goed, is dat nu het seksisme waarmee honderd jaar hard bevochten vrouwenbevrijding ongedaan wordt gemaakt? Nou, nee. Seksisme is niet een kerel die iets tegen je roept, dat is met een minuut voorbij. Seksisme is niet eens een marginaal verschijnsel zoals de SGP, hoeveel uitspraken ze ook doen over vrouwen en abortus. Seksisme is inherent aan onze machtsstructuren. Het zit in ons narratief, in ons hoofd. Ik geef enkele voorbeelden die ik heel sprekend vind van dingen die niet één keer, maar telkens weer, vrouwen het idee geven dat hun plek thuis is en niet elders. Dat je verdomd sterk in je schoenen moet staan om als vrouw als kostwinner te kunnen opereren in deze maatschappij.
1. ‘Kinge woont samen, heeft één kind van twee jaar oud, en toch runt ze een bedrijf.’ Zo beginnen artikelen vaak. Ik heb wel eens interviews geweigerd die alleen maar gingen over mijn kledingkeuze, mijn tijd met mijn zoon, mijn zwangerschap en of ik zakelijk flirt of niet. Stelregel: als je een vraag niet aan een man zou stellen, stel ’m dan ook niet aan mij – maar de meeste journalisten (vaak vrouwen, nota bene) trekken zich daar niks van aan.
2. ‘Hij mag wel bij mama op schoot’ – ik vind het heerlijk om mijn zoon op schoot te hebben, maar als je hem een thuisgevoel wil geven als hij een vaccinatie krijgt moet je hem echt bij mijn vriend zetten – die is zes dagen in de week bij hem thuis. Waar komt het idee vandaan dat kinderen zich altijd meer geborgen voelen bij mama? Het gaat soms zo ver dat mijn vriend zich onzeker voelt als hij samen met ons zoontje naar de peuterspeeltuin gaat. Wat doet die man daar? En dan vragen ze aan mijn zoon: waar is je mama?
3. Investeerders schijnen allemaal te denken dat je zakelijk meer gedaan krijgt als je je onderhandelingspartner (v) op haar plaats probeert te zetten. Ofwel ben ik een kind (‘Ja, ik kan me voorstellen dat je schrikt van zulke bedragen, meisje’) ofwel ik ben een hoer (‘Zo zo, honderd studenten geholpen dit jaar, jij lust er wel pap van!’) ofwel ik ben een heilige maagd (‘Ik begrijp dat je probeert het goede te doen, maar zullen we even naar je bedrijfsprocessen kijken? Dan hoef jij daar je hoofd niet over te breken, kun jij gewoon lekker omkeutelen met je studenten!’)
4. Ik kan je minstens tien namen geven van mannen in hoge posities – bij politieke partijen, in het bedrijfsleven, de wetenschap – die over een vrouw in een toppositie tijdens een zakelijk overleg als eerste beginnen over haar uiterlijk. Niet in de kroeg, niet eens bij de koffiemachine, maar gewoon in een vergadering. ‘X is natuurlijk een prachtige vrouw om te zien,’ beginnen ze ten overstaan van een hele zaal toehoorders, ‘en dat gebruikt ze ook goed’, komt de sneer daarop, ‘maar ze kan ook heus wel wat, hoor!’ Alsof wij, het publiek, dachten dat dat niet zo was. En alsof dat een tegenstelling oplevert. Of andersom: ‘Ja, ze ziet er natuurlijk niet uit, maar ze heeft wel maar mooi X gemaakt!’
Dat gepiep over één keer ‘schatje’ in de metro of de SGP leidt alleen maar af van een veel groter probleem, het probleem dat vrouwen eigenlijk alleen voor de vorm zijn geaccepteerd in zakelijk verkeer. Je hoeft mij niet te geloven, je kunt ook gewoon eens koppen gaan tellen aan de top van universiteiten, je kunt eens kijken hoeveel vrouwen je telt bij de lijsttrekkersdebatten, en hoeveel vrouwen je vindt op hoge functies in raden van bestuur. Kijk eerst eens naar hoe je zelf tegenover werkende vrouwen staat, tegenover vrouwen die ergens goed in zijn.
Apart genoeg is het juist het allochtone smaldeel van mijn vriendengroep het deel dat me doorgaans het meest au sérieux neemt in mijn ambitie en die van mijn vriend. Misschien weten ze wel wat het is om éérst op een andere identiteit te worden afgerekend voor je als student, zakenpartner, werknemer of auteur wordt afgerekend op je daadwerkelijke individuele prestaties, ik weet het niet. Ik heb natuurlijk een forse bias in mijn vriendengroep: bijna iedereen is hoogopgeleid, en iemand die meteen begint over mijn achterwerk nodig ik niet te eten uit. Maar toch: als je over vrouwen praat en waar ze tegenaan lopen: dit is mijn ervaring.