Kritische kunstuitingen over ‘vrijheid’ in het Wilders–tijdperk
Foto: Politiek Kunstbezit II: Vrijdenkersruimte (Extremist, Allah weet het beter, Banned Frank) (2010), door Jonas Staal (fotografie: Lotte Stekelenburg)
Het zou zomaar kunnen dat Wilders zijn karikatuur van de artistieke linkse elite baseerde op Jonas Staal. De kunstenaar is een welbespraakte, hoogopgeleide, jonge blanke man uit een familie van sociaal-democraten. Hij heeft zelfs een bijpassende designerbril. Maar Staal ziet iets dat velen ontgaat. Namelijk dat Wilders’ karikatuur van kunstenaars niet alleen een manier is om de geplande bezuinigingen op kunst en cultuur van de rechtse partijen te rechtvaardigen.
Het is ook onderdeel van een bredere poging van machthebbers om de essentiële connectie tussen kunst en politiek te doen vergeten. Het resultaat is de marginalisatie van de stem van kunstenaars in het publieke debat. In Staals ogen is dit een reden tot zorg.
Met zijn werk stelt Staal de werking van kunst als propaganda aan de kaak en brengt hij de verbintenis van kunst en politiek naar de voorgrond, soms op manieren die direct de staatsmacht over burgers zichtbaar maakt. Zijn laatste installatie Politiek Kunstbezit II: Vrijdenkersruimte (2010) zal vanaf deze maand als onderdeel van het Tricksters Tricked-programma in het Van Abbemuseum in Eindhoven te zien zijn.
Deze focust op de ‘vrijdenkersruimte’ in de kantoorruimte van VVD en PVV in de Tweede Kamer, die onderwerp van discussie werd in het debat over de vrijheid van meningsuiting. De PVV en de VVD initieerden de creatie van deze ‘vrije’ ruime in 2008 als een plek om kunst te tonen die onderdrukt zou worden door censuur, in eerste instantie voornamelijk georiënteerd op islamitisch extremisme.
Hypocrisie
De hypocrisie achter het initiatief werd echter al snel duidelijk toen GroenLinks-Kamerlid Tofik Dibi voor een controverse zorgde door te eisen dat de ruimte toegankelijk zou zijn voor álle kunst die slachtoffer is van censuur. Hij riep op om ook de Extremist-poster van de Internationale Socialisten, die in 2008 nog geleid had tot arrestaties, te exposeren. De PVV weigerde, maar de VVD accepteerde en zette de voorstelling voort.
Staal probeert uit te zoeken hoe het concept vrijheid wordt vormgegeven door de enige twee partijen die het woord in hun naam hebben: de Partij Voor de Vrijheid en de Volkspartij voor de Vrijheid en Democratie. Het is onderdeel van zijn langdurige interesse in de vraag: wat betekent propaganda tegenwoordig? In de ogen van Staal is alle kunst tot op zeker hoogte een propagandistisch instrument. Hij richt zich daarbij op de manier waarop kunst vandaag de dag gebruikt wordt als voorbeeld van de sociale en politieke vrijheden die westerse democratieën als hun eigendom claimen.
Het is duidelijk dat Staal niet bang is voor sociaal engagement, en hij moedigt andere kunstenaars aan om hun opinies niet af te doen als ‘alleen maar kunst’ wanneer ze geconfronteerd worden met kritiek. Tegelijkertijd zet hij zich af tegen claims dat de kunstwereld momenteel een kritisch geluid mist tegen de politieke crisis waarvan Wilders onderdeel van uitmaakt, en vestigt hij aandacht op het werk van kunstenaars-duo’s als Wouter Osterholt en Elke Uitentuis.
Hij is het niet eens met de aanname van de media dat alleen letterlijke afbeeldingen van Wilders in de kunst het artistieke anti-Wilders-sentiment representeren, zoals hij recent uiteenzette in zijn stuk ‘Elk mens een politicus, elk mens een kunstenaar’ in NRC Handelsblad.
Rechtszaken
Staal werd in 2005 opgepakt voor het bedreigen van Wilders met zijn openbare installaties De Geert Wilders Werken, bestaande uit een serie ‘bermmonumentjes’ van witte rozen, teddybeertjes, kaarsjes en foto’s van de politicus. Hij werd in september vrijgesproken na een serie rechtzaken. Deze ervaring zorgde ervoor dat hij zijn visie op de relatie tussen kunst en politiek verder ontwikkelde.
‘Het werd voor mij onmogelijk om niet mijn politieke bewustzijn te verbinden met de buurt waarin ik leefde’, legt Staal uit over het zuiden van Rotterdam, een gebied dat bekend staat om zijn achterstandswijken en vele migranten. ‘Tot die tijd bestond er een spanningsveld tussen het milieu waarin ik me bevond en wat ik er deed: ik werkte de eerste maanden alsof ik mij nog altijd op de kunstacademie bevond.’
Sindsdien gebruikt Staal openbare installaties om ‘de openbare ruimte terug te eisen als werkelijk gemeenschappelijke ruimte, als plek voor debat en confrontatie, waar geen enkel persoon, bedrijf of politieke organisatie alleenrecht op mag voeren.’ Hij wil mensen eraan herinneren dat ‘kunst en creativiteit het gehele volk toebehoren, en niet het bezit zijn van enkelingen.’
Helaas voor Wilders lijkt Staal toch niet erg in zijn karikatuur te passen. Voor Staal is Wilders een symptoom van het enorme ideologische vacuüm dat onze generatie heeft geërfd toen de simpele scheidslijn tussen het kapitalisme en zijn overduidelijke ideologische opponent verdween, en ingewikkelder werd dan de generatie van onze ouders zich ooit hadden voorgesteld.
Maar Staal is optimistisch. Hij ziet mogelijkheden voor het ontstaan van een echte oppositie in Nederland. Hij benadrukt dat de zorgwekkende ontwikkelingen in de kabinetsformatie het alleen maar urgenter maken om een gemeenschappelijk project van kunstenaars en politiek te formeren.
Meer informatie over het werk van Jonas Staal en de expositie in het Van Abbemuseum:
www.jonasstaal.nl
www.vanabbemuseum.nl