Klimaaturgentie bij wereldleiders als sneeuw voor de zon verdwenen
Foto: demonstrant bij de klimaattop in Kopenhagen vorig jaar december
Door Sjerp van Wouden
Redenen om razendsnel het klimaatprobleem aan te pakken waren ook dit jaar volop aanwezig. Alleen al qua overstromingen was 2010 uitzonderlijk heftig. 2010 was ook het warmste jaar ooit in de VS, in een jaar zonder El Niño. Klimaatsextremen waren over de hele wereldbol te merken. Maar de interesse die regeringsleiders in 2009 nog in het klimaat leken te hebben, is in 2010 hoe dan ook gesmolten.
Hierbij kwam nog de poging van ‘klimaatsceptici’ om de klimaatverandering te ontkennen, propaganda die deels helaas enig succes had. Waarom is, ondanks de massale aandacht voor het klimaat in 2009, er toch geen oplossing dichterbij gekomen?
De klimaatbeweging is er wel in geslaagd om klimaatverandering hoger op de politieke agenda te krijgen. Door druk vanuit de publieke opinie en acties zijn veel regeringen gedwongen om zich uit te spreken voor het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. De internationale onderhandelingen hierover lieten dan ook jarenlang schijnbaar vooruitgang zien.
Ronkende retoriek
Dit was echter slechts op veelal technische details. Sinds het de afgelopen drie jaar daadwerkelijk erop aan komt, proberen regeringen, ondanks hun vaak ronkende retoriek over ‘het belang van het keren van klimaatverandering’, elkaar reducties op te dringen zonder zelf iets te doen.
De voornaamste reden dat men niet over de brug komt met maatregelen en het niet eens wordt is een structurele. Zoals de wereldeconomie nu geregeld is, betekent reductie van de uitstoot van broeikasgassen in een bepaald land het inleveren van concurrentiekracht. Simpel gesteld: vervuilende industrieën produceren goedkoper. Doordat regeringen er juist overal op gericht zijn de concurrentiekracht van hun industrieën te versterken, wensen ze geen maatregelen te nemen.
Dit is nog eens extra versterkt door de economische crisis, die de internationale concurrentie verder heeft verhevigd. Met andere woorden: dit winstprincipe, een fundamenteel onderdeel van het kapitalisme, zit een oplossing voor het klimaatprobleem in de weg.
Vrijemarktstelsel
Maar vertrouwen in oplossingen binnen dit vrijemarktstelsel is helaas een uitgangspunt van een groot deel van de klimaatbeweging. Grote milieuorganisaties zijn voornamelijk bezig met goedbedoeld lobbywerk richting bedrijven en regeringen.
Een recent voorbeeld was de wereldwijde actiedag 10/10/10, het hoogtepunt van 2010 tot nu toe. Van Azerbeidzjan tot Japan voerden mensen publiciteitsacties uit. Vaak maakten ze met lichamen symbolisch het cijfer ‘350’, wat verwijst naar de concentratie CO2 die in de atmosfeer aanwezig kan zijn zonder grote gevolgen. Voor het Witte Huis riepen mensen Obama op ‘actie’ te ondernemen.
In Nederland viel deze strategie vorig jaar ook te zien richting de klimaattop in Kopenhagen. Grote milieuorganisaties trokken gelijk op met milieuminister Cramer in een speciale trein en verwachtten van haar dat zij hun belangen wel zou behartigen.
Een van de meest problematische voorbeelden van de marktlogica was de recente steun van onder andere Milieudefensie voor het plan van het nieuwe kabinet om in plaats van groene stroom te subsidiëren, mensen hiervoor zelf te laten betalen. De enige kritiek hierop vanuit de grote milieuorganisaties was dat deze speciale heffing ‘niet hoog genoeg is’.
Water bij de wijn
Het falen van de onderhandelingen in Kopenhagen versterkte paradoxaal genoeg de nadruk op lobbywerk in een poging van de grote organisaties water bij de wijn te doen. De vraag zou echter niet moeten zijn of wij deze week in Cancún of volgend jaar in Kaapstad met nog meer pr-stunts onze regeringen komen aanmoedigen.
In plaats daarvan is een geluid nodig dat de maatschappelijke druk opbouwt om werkelijk effectieve maatregelen en verandering af te dwingen. Een dergelijk geluid viel bijvoorbeeld te horen tijdens de massademonstratie buiten de top in Kopenhagen, waar een groot deel van de demonstranten zich aansloot bij het antikapitalistische ‘System change, not climate change’-blok, dat het marktdenken juist als het probleem aanwees.
Een dergelijke leus is minder abstract dan het op het eerste gezicht lijkt. Aan de strijd tegen waterprivatisering in Cochabamba in Bolivia is bijvoorbeeld te zien dat campagnes die een strijd voor het klimaat en tegen de markt combineren met massale mobilisatie van gewone mensen zelf, succesvol kunnen zijn.
Als we dergelijke leuzen en voorbeelden ook hier toepassen, en bijvoorbeeld de eis voor groene banen verbinden met de strijd tegen de bezuinigingen, kan het verzet tegen milieuvernietiging weer richting krijgen.