Klimaatonderhandelingen: een recept voor gebakken lucht

Afgelopen december kwamen wereldleiders en topambtenaren bijeen in Kopenhagen om daar een als historisch aangekondigd akkoord uit te onderhandelen. In hun voetsporen: vele milieuorganisaties en honderdduizend demonstranten. Kopenhagen ging echter de boeken in als een historische mislukking. De belofte de wereld te redden van klimaatverandering werd een jaar uitgesteld, naar de volgende top in Cancun. Maar hoe staat deze belofte er inmiddels voor?

6 juli 2010

Door Sjerp van Wouden

De klimaatonderhandelingen zoals we die kennen lopen al vanaf 1992. Na jaren steggelen werd in 1997 het Kyoto-protocol ondertekend. De reducties die er in werden afgesproken waren veel te klein. Het protocol zelf was verminkt door allerlei marktmechanismen en ontduikingsmogelijkheden. Desalniettemin was het een afspraak ‘iets’ te doen.

Het was meteen duidelijk dat Kyoto niet genoeg was, mede omdat het in 2012 afloopt. Ieder jaar werd er druk onderhandeld, met weinig resultaat. Tegen de achtergrond van een toenemende tijdsdruk en woede vanuit ontwikkelingslanden besloot men in 2007 op Bali, in de woorden van de voorzitter van deze top, tot ‘een ultieme poging om een catastrofe af te wenden’. Twee jaar zou er intens onderhandeld worden. Dit proces, het Bali Action Plan gedoopt, zou in 2009 in Kopenhagen tot definitieve afspraken moeten leiden. Vooral na het aantreden van Obama hadden velen hoop. De onderhandelingen zaten echter muurvast.

Concreet leverde Kopenhagen het ‘Kopenhagen Akkoord’ op. Essentieel was dat het samengesteld was door slechts 5 regeringsleiders in een achterkamertje. Zij besloten voornamelijk niets uit te voeren, op een belofte aan ontwikkelingslanden na hun geld te geven waarmee ze zich zouden kunnen aanpassen aan klimaatverandering. Dit ‘akkoord’ werd niet aangenomen, maar slechts ‘opgemerkt’ door de conferentie.

De onderlinge verwijten waren iedere keer hetzelfde. China domineerde het blok van ontwikkelingslanden, dat weigerde zelf reducties door te voeren tenzij rijke landen zich vastlegden op stevige reducties. Meer marktwerking in het klimaatregime was voor hun niet acceptabel. De VS stelde als voorwaarde dat China ook acties zou ondernemen om de groei van hun uitstoot tegen te gaan. Voor de VS was marktwerking het uitgangspunt. De EU wenste enige kleine reducties door te voeren en was ook voor marktwerking, maar aan de EU werd weinig aandacht besteed.

Na de anticlimax in Kopenhagen zou men vervolgens dit jaar in Cancun, Mexico, wél een bindend akkoord ondertekenen. Inmiddels zijn er weer twee onderhandelingsrondes geweest. De eerste was in april. Tijdens deze top heeft men het met name over onderhandelingsprocedures gehad. Commentatoren van het toonaangevende International Institute for Sustainable Development (IISD, staan op de loonlijst van de VN) beschrijven hoe onderhandelaars naar de top kwamen ’to pick up the pieces’, om te kijken wat er nog over was. Veel minder onderhandelaars dan normaal waren gekomen. De relevantie van het onderhandelingsproces werd openlijk in twijfel getrokken. Tegelijk is men de verwachting van Cancun aan het temperen; een bindend akkoord zou op zijn vroegst in 2011 in Zuid-Afrika ondertekend kunnen worden.

Eind mei ging men verder. Ontwikkelingslanden beklaagden zich ervan dat het geld beloofd in Kopenhagen – daarom hadden zij getekend – nog niet gematerialiseerd was. De EU meende dat dit niet van regeringen, maar van de markt diende te komen. Met andere woorden, ook dit ging niet gebeuren, zoals wel vaker als rijke landen geld beloven. De VS gaf aan niet verder te willen gaan dan wat in Kyoto reeds was afgesproken. Als absurd summum zeiden enkele rijke landen dat reductiebeloftes niet hetzelfde zijn als daadwerkelijke toezeggingen. Concreet is men niets verder dan jaren geleden. Landen nemen volgens het IISD slechts oude standpunten in.

Het onderhandelingsproces loopt echter niet zo slecht omdat landen verschillende ideologieën aanhangen of koppig zijn. De realiteit is dat, nog meer sinds de economische crisis, nationale staten hun concurrentiepositie ten opzichte van anderen proberen te verdedigen. De concurrentiepositie van anderen proberen zij te ondermijnen door hen te dwingen tot reducties. Zo schreef bijvoorbeeld de Wall Street Journal dat de wereldwijde stimuleringspakketen een sterk protectionistisch element hadden. In de retoriek omtrent de plannen werd nadruk gelegd op dat Amerikanen Amerikaanse producten zouden moeten kopen. Handelsbarrières tussen China en Amerika werden in 2009 tijdens een diplomatiek steekspel verhoogd in een poging hun respectievelijke industrieën te beschermen. Maar ook in Europa zei bijvoorbeeld Berlusconi tijdens de klimaattop in Poznan in 2008 het niet over reducties te willen hebben omdat de Italiaanse industrie het al zo moeilijk had.

Als we geen oplossingen van regeringsleiders moeten verwachten is de vraag hoe het klimaatprobleem dan wél aangepakt kan worden. De kracht om echte oplossingen af te dwingen bevindt zich buiten de congrescentra. Terwijl de regeringsleiders in Kopenhagen onderling overhoop lagen, demonstreerden buiten 100.000 mensen. Het grootst in deze demonstratie was het system change, not climate change! blok. Recent werd in Bolivia, na een oproep van president Evo Morales, een grote tegentop georganiseerd over het klimaat dat radicale eisen stelde en expliciet gericht was op het opbouwen van een klimaatbeweging. Deze beweging zou de link met de vakbonden centraal moeten stellen, en groene banen moeten eisen om de crisis te bestrijden. Dat is de enige weg vooruit.