Klimaat, kapitalisme en klasse

De ongekende bosbranden, hitte-records en overstromingen wijzen iedereen die het wil zien op een angstaanjagende realiteit: klimaatontwrichting is gaande en wordt alleen maar erger. Om te begrijpen hoe het zo ver heeft kunnen komen is de marxistische analyse van het kapitalisme onontbeerlijk.
14 februari 2020

De impact van de huidige vorm van de menselijke maatschappij op onze leefomgeving is vernietigend. Volgens de VN sterven er per dag 200 planten- en diersoorten uit en neemt dat tempo toe. Op een willekeurige dag woeden er wereldwijd tussen de 10.000 en 30.000 natuurbranden.

Het aandeel CO2 in de atmosfeer ligt inmiddels boven de 400 ppm (parts per million): dit was 4 miljoen jaar geleden voor het laatst het geval en toen was Antarctica 8°C warmer dan nu en ijsvrij. Als de uitstoot van broeikasgassen binnen tien jaar niet drastisch is verlaagd, zal de wereld aan het eind van deze eeuw onherkenbaar veranderd zijn. Wetenschappers spreken van ‘een planetaire noodsituatie’.

Het wrange is dat de wetenschap deze ontwrichting al decennia geleden heeft voorspeld, met harde data, modellen en heldere waarschuwingen. En in al die tijd waren er oplossingen voorhanden om broeikasgassen radicaal te verminderen. Overheden en bedrijven hebben ontelbare conferenties over klimaat- en milieuproblematiek georganiseerd. Het nettoresultaat aan effectieve actie is nul, of eigenlijk negatief.

De uitstoot van broeikasgassen blijft jaarlijks stijgen en het gebrek aan daadkracht is misdadig. Ter vergelijking: toen er in 2008 banken omvielen werden er in een tijdsbestek van enkele weken honderden miljarden dollars aan noodsteun voor de financiële sector vrijgemaakt. In Europa en de VS is dit bedrag inmiddels opgelopen tot tienduizenden miljarden. Het mondiale klimaatfonds van de VN moet het al sinds 2010 met een toegezegde 10 miljard doen.

Tegenover dit historische falen van wereldleiders en industriëlen is een mondiale klimaatbeweging opgestaan die mensen heeft gemobiliseerd van New Delhi tot Standing Rock. In Nederland krijgt klimaatactivisme vorm in protesten zoals de klimaatmarsen, Fridays For Future, de burgerlijke ongehoorzaamheid van Code Rood en Extinction Rebellion, lokale energiecollectieven, de succesvolle rechtszaken van Urgenda, campagnes van Milieudefensie, Greenpeace en Fossielvrij en vooral heel veel individueel ‘pragmatisch idealisme’, zoals kleine aanpassingen in leefomgeving of consumptiepatroon.

De meest politiek bewuste delen van de klimaatbeweging hebben mede dankzij schrijver-activisten zoals Naomi Klein een maatschappijkritiek ontwikkeld en verbinden klimaatactivisme aan strijd tegen de fossiele industrie en voor dekolonisatie. Ze eisen klimaatrechtvaardigheid en ‘system change not climate change’. Maar ook daar blijven fundamentele vragen nog onbeantwoord: wat wordt verstaan onder ‘het systeem’, over wat voor verandering hebben we het precies en hoe is die te realiseren? Marxistische theorie heeft hierin veel te bieden, zowel voor de analytische als strategische vragen.

Marx’ ecologie

Het vooroordeel over marxisme is dat het een politieke traditie is die altijd banen tegenover milieu heeft geplaatst. Dat is een begrijpelijk verwijt gezien de politiek van landen met rode vlaggen en de nietsontziende industrialiseringsdrang van sociaaldemocratische en communistische partijen. Toch zijn het juist die politieke stromingen van ‘socialisme van bovenaf’, van Stalin en Mao tot Den Uyl, die een breuk vormen met de marxistische traditie en het ecologisch denken van Marx en Engels.

De inzichten van de grondleggers van het marxisme over de menselijke vervreemding van de natuur zijn juist heel waardevol om de sociale processen te begrijpen die ons naar de huidige afgrond van ecologische catastrofe hebben gebracht en ons belemmeren om in te grijpen.
De basis van de marxistische filosofie, het inzicht dat de mens in haar behoeften voorziet door de natuur te bewerken en zo zichzelf én de leefomgeving verandert, gaat uit van een innige, dynamische band met de natuur. Dat is dus geen statische opvatting van de natuur, die ofwel beschermd of straffeloos geplunderd kan worden voor gewin, noch een statische opvatting van ‘de mens’ die ofwel ‘zelf het probleem is’ of als goddelijke schepping juist superieur. Marxisme gaat uit van een dynamische natuurlijke omgeving waar de mens onlosmakelijk mee verbonden is.

Marx: ‘De mens leeft van de natuur… waarmee hij in een continue uitwisseling moet blijven om niet te sterven. Dat het fysieke en spirituele leven van de mens verbonden is met de natuur betekent simpelweg dat de natuur met zichzelf verbonden is, want de mens is onderdeel van de natuur.’

Engels: ‘We heersen niet over de natuur zoals een veroveraar over een vreemd volk, als iemand die buiten de natuur staat – maar behoren, met vlees, bloed en hersenen, tot de natuur en bestaan in haar midden.’

Marx en Engels spreken over een stofwisseling tussen mens en natuur die draait om het arbeidsproces: de creatieve manier waarop de mens zorgt voor eten, kleding en een dak boven het hoofd. De ontwikkeling van dat proces, van de elementaire arbeidsdeling in jagers- en verzamelaarsgroepen tot de complexe productieketens van het mondiale kapitalisme, is bepalend voor hoe de verhouding tussen mens en natuur zich heeft ontwikkeld. Dat begrijpen biedt de sleutel tot hoe deze verhouding veranderd kan worden.

Klassenmaatschappijen

In vroege (en een aantal nog bestaande) samenlevingen was de verhouding tussen mens en natuur harmonieus en gebaseerd op een kringloop. Productie en consumptie waren zo georganiseerd dat ze de leefomgeving niet ontwrichtten. Die samenlevingen waren (en zijn) echter niet onveranderlijk. Bij schaarste is er een tendens van de mens om de natuur naar haar hand te zetten en zo deze verhouding te veranderen.

Grofweg 5000 jaar geleden ontstaat de eerste structurele verstoring van die verhouding. Dat is de fase in de geschiedenis waarin technologische ontwikkeling in de landbouw voor een overschot zorgde. Dit overschot vormde de basis voor verdere arbeidsdeling, permanente huisvesting en een groep individuen die het overschot controleert: de eerste heersende klassen.

In het oude Mesopotamië en Egypte waren dat de priesters die zelf niet werkten, maar met wetten en geweld controle uitoefenden over de rest van de samenleving. Dat is ook de fase in de geschiedenis waarin de systematische plundering van de natuur is begonnen, met ontbossing en landerosie tot gevolg. Uitbuiting van mens en natuur zijn twee kanten van dezelfde medaille. Dit is niet iets dat ‘eigen’ is aan de mens of de ‘menselijke aard’, maar aan klassenmaatschappijen.

De heersers in klassenmaatschappijen ontlenen hun positie aan de manier waarop de productie is georganiseerd en hebben dus een belang bij het handhaven van de status quo. Ze versterken ideologieën, wetten en gebruiken die hun positie ondersteunen en verzetten zich tegen veranderingen die deze zouden ondermijnen. Denk aan de machtige rol van mediatycoons en de bedrijfslobby op wetgeving.

De geschiedenis kent vele voorbeelden van maatschappijen die weigerden of er niet in slaagden hun sociale organisatie aan te passen – denk aan Paaseiland of de Maya’s – wat tot verval en sociale ineenstorting leidde. Dat dreigt nu weer, maar dan op mondiale schaal.

De ontwrichting door uitbuiting van de natuur door de mens, en van mensen onderling, zorgde voor wat Marx ‘vervreemding’ noemde: het verlies van controle over het meest fundamentele aspect van mens-zijn, namelijk onze eigen arbeid, het creatieve proces van de natuur bewerken om in behoeften te voorzien. Zowel de uitbuiting als de vervreemding hebben onder het kapitalisme veel extremere vormen aangenomen.

Werking kapitalisme

Het is moeilijk voor te stellen, maar de wereld zoals wij die kennen, van megasteden, zware industrie en mondiale markten, beslaat maar een heel klein deel van de menselijke geschiedenis. Hetzelfde geldt voor de grootschalige ontwrichting van onze leefomgeving, die pas is ingezet met het ontstaan van het kapitalisme in de achttiende en negentiende eeuw in West-Europa en daarna snel de wereld veroverde.

Het was het levenswerk van Marx en Engels om de werkingen van het kapitalisme te doorgronden. Dit stuk beperkt zich tot het aanstippen van de fundamentele kenmerken:

  1. Productie onder kapitalisme is gebaseerd op de uitbuiting van loonarbeid en is erop gericht om via de markt winst te maken en daarvoor de productie uit te breiden: de dynamiek is groei om de groei van winst;
  2. Bedrijven concurreren met elkaar om een zo groot mogelijk marktaandeel: het is eten of gegeten worden;
  3. De moordende concurrentie leidt tot een steeds groeiende centralisatie en concentratie van kapitaal en ongelijkheid tussen rijk en arm.
    Het belangrijkste om te begrijpen is dat de drijfveer van winst boven alles ervoor zorgt dat wat irrationeel is voor de maatschappij als geheel (overproductie, verspilling, roofbouw, uitstoot broeikasgassen etc.), rationeel is voor het individuele bedrijf.

Om een paar voorbeelden te noemen: binnen de kapitalistische logica is het rationeel om de ongekend vervuilende gaswinning door fracking uit te breiden, om 500 ton gif in Ivoorkust te dumpen in plaats van reinigingskosten te betalen aan een Amsterdams havenbedrijf, om het laatste oerbos van Europa te kappen (zoals nu in Polen gebeurt), om kunstmest en pesticiden te gebruiken, om steeds grotere vistrawlers te ontwikkelen, om vliegvelden uit te breiden, om voedsel over de halve wereld te verschepen, om miljoenen hectaren regenwoud te kappen voor palmolieplantages en ga zo maar door.

Binnen het kapitalisme is milieuontwrichting rationeel, omdat er winst mee gemaakt kan worden. De gevolgen doen voor bazen en beleggers niet ter zake. ‘Als ik de winst niet pak doet een ander het’ luidt de gedachtegang. Ze zitten vast in een structurele concurrentiestrijd.

Daarom is geloven in een ‘groen kapitalisme’ net zo naïef als streven naar vreedzaam imperialisme en is hopen op ‘degrowth’ of ‘duurzame groei’ onder het kapitalisme een vorm van wensdenken. Ongebreidelde groei ten koste van mens en natuur is eigen aan dit systeem en daarbinnen valt er niet aan te ontsnappen.

Het reformistische argument

Daar zal de reformist – iemand die gelooft in verandering binnen het kapitalisme – tegenin brengen dat er daarom vanuit de regering regelgeving moet komen om dit allemaal aan banden te leggen. Dat kan tot op bepaalde hoogte ook, naar gelang daar strijd voor gevoerd wordt en de bedrijfswinsten niet teveel gedrukt worden. De impact van regelgeving is echter beperkt, tijdelijk en onderhevig aan machtsverhoudingen tussen arbeid en kapitaal. Het is dus geen systemische oplossing.

Wat reformisten namelijk niet onder ogen willen zien, is dat door de groei van het kapitalisme de concurrentie niet meer de vorm heeft van de ene kruidenier tegen de andere, maar van immense, met de staat verweven multinationals. Staten concurreren geopolitiek én economisch met elkaar – dit is wat marxisten ‘imperialisme’ noemen. Dus bij elke regelgeving is het rationele en reële uitgangspunt de concurrenten te raken en de eigen industrie te beschermen, met als gevolg dat er geen effectieve internationale regelgeving is.

Klimaatakkoorden zullen nooit effectief zijn omdat de betrokken partijen gevangen zitten in een imperialistische concurrentiestrijd, waarin de hoofdrol wordt gespeeld door de honderd grootste multinationals die tevens verantwoordelijk zijn voor 71 procent van de mondiale uitstoot van broeikasgassen. Deze machtige bedrijven accepteren alleen maatregelen waar zij baat bij hebben.

Dus tekent de Nederlandse overheid wel het niet-bindende klimaatakkoord van Parijs en beschermt het tegelijkertijd ‘haar’ Koninklijke oliebedrijf, ‘haar’ chemiesector, ‘haar’ industriële landbouw, ‘haar’ nieuwe steenkoolcentrales en ‘haar’ staalindustrie. De twaalf multinationals die in Nederland verantwoordelijk zijn voor 75 procent van de uitstoot van broeikasgassen zijn vooral bezig met vertragen van een klimaatakkoord en kijken hoe ze er zoveel mogelijk subsidies uit kunnen slepen. En de staat tolereert het, want de logica is ‘eigen industrie eerst’.

Daarom geven de G20 landen nog steeds vier keer meer subsidie aan de fossiele industrie, die het zwaartepunt van hun economieën vormt, dan aan hernieuwbare energie. Daarom worden er vooral ineffectieve, vaak schadelijke maatregelen gepromoot die geen bedreiging vormen voor de kapitaalaccumulatie (of er het liefst aan bijdragen), zoals emissiehandel, het ‘offsetten’ van uitstoot, de ontwikkeling van biobrandstof en het verplicht bijstoken van biomassa. In plaats van klimaatverandering te bestrijden, wordt er gekeken naar manieren om er winst op te maken.

Klimaatchaos onder kapitalisme

De impact van klimaatverandering zal mede bepaald worden door alle bestaande patronen van onderdrukking, ongelijkheid en racisme, en zal alle sociale tegenstellingen verscherpen die dit systeem kenmerken. De mondiale 1 procent kan zich namelijk wapenen tegen de gevolgen. De rest, in het bijzonder de armen in het mondiale zuiden, krijgen de hardste klappen. Zij kunnen niet makkelijk vluchten als hun oogsten falen of hun omgeving onleefbaar wordt.

Terwijl de bevolking in zuidelijke landen – juist die landen die het minst verantwoordelijk zijn voor de uitstoot van broeikasgassen – onevenredig hard worden getroffen door de impact van klimaatverandering, zoeken de G20-landen naar manieren om de roof via handelsverdragen en plundering door mijnbouw te verhogen.

Overal staan multinationals en staten klaar om rampen te gebruiken om hun eigen agenda te bevorderen. Zoals Milton Friedman, de grondlegger van de neoliberale doctrine, zei: ‘never waste a good crisis’. Dat gebeurde na de zeebeving in de Indische Oceaan van 2004, in New Orleans na Orkaan Katrina, na de economische crash van 2008 en zo zal het bij elke klimaatschok gaan.
We zitten niet allemaal in hetzelfde schuitje, maar we zitten gevangen in een systeem van klassentegenstellingen en dit gegeven werkt door in alle besluitvorming. Milieudefensie heeft onderzoek gedaan naar hoe de rekening voor ‘verduurzaming’ in Nederland wordt verdeeld. Klimaatsubsidies komen voor 80 procent bij de meest vermogende huishoudens terecht en milieubelastingen treffen de bovenlaag relatief veel minder dan de rest van de bevolking.

Klimaatverandering zal onder het kapitalisme de geopolitieke concurrentie verder aanscherpen. Alle tekenen wijzen daarnaar. Trump negeert de klimaatcrisis misschien, maar het Pentagon heeft hele strategieën ontwikkeld om in een klimaatontwrichtende wereld ‘de belangen van de Verenigde Staten’ (lees: van Amerikaans kapitaal) militair te verdedigen tegen ‘buitenlandse bedreigingen’.

Veiligheidsadviseurs framen klimaatverandering als een ‘threat multiplier’ – een versterker van bedreigingen. Dan hebben ze het over een toename van hongersnoden, overstromingen, opstanden, vluchtelingen en de ontregeling van handelsroutes. Die worden niet gezien als een bedreiging voor de mensen die hierdoor getroffen worden, maar voor de stabiliteit en winstgevendheid van de eigen economie.

Word antikapitalist

Klimaatcrisis en ‘milieuproblematiek’ zijn dus onlosmakelijk verbonden met hoe de verhouding tussen mens en natuur onder kapitalistische productieverhoudingen vorm krijgt. Een groen kapitalisme is onmogelijk en het probleem is niet ‘de mens’, maar dit systeem waar het merendeel van de mensheid pas 200 jaar in (over)leeft.

Elke milieu- of klimaatactivist die een harmonieuze relatie met de natuur nastreeft zou dan ook antikapitalist moeten zijn.

 

Leestips:

• Chris Harman, A People’s History of the World
• Martin Empson, Land and Labour
• Joseph Choonara, Het kapitalisme ontrafeld
• Chris Harman, Revolutie in de 21ste eeuw
• John Bellamy Foster, Marx’s Ecology