Klassiek fascisme
Door Hans Lammers
De Russische revolutionair Trotski ontwikkelde de beste analyse van het fascisme tot nu toe. Hij schreef in de jaren dertig dat het Duitse en Italiaanse fascisme aan de macht kwam ‘op de rug van de middenklasse, die het in een stormram tegen de organisaties van de arbeidersklasse en de instituties van de democratie veranderde’ en dat de middenklasse ‘impotent tegenover het kapitaal’ was en zijn waardigheid in de toekomst terug probeerde te winnen ‘door de arbeiders te vernietigen’.
Mensen uit de middenklasse zoals bijvoorbeeld winkeliers en kleine ondernemers zijn niet in staat om zoals arbeiders massaal in staking te gaan om op die manier een alternatief te creëren voor de problemen van de crisis en politieke en economische eisen binnen te halen. Daarom bouwen fascisten een beweging op basis van racisme, nationalisme en acties die mensen een vals gevoel van zelfvertrouwen geven.
Zoals Hitler schreef in Mein Kampf: “Massademonstraties moeten in het bewustzijn van de kleine man de overtuiging branden, dat hoewel hij zelf een kleine worm is, hij deel uitmaakt van een grote draak.”
Eenmaal aan de macht veranderde de fascistische beweging, in Trotski’s woorden, in de ‘meest meedogenloze dictatuur van het monopoliekapitaal’.
Dit had te maken met het feit dat de middenklasse niet in staat is tot onafhankelijke politiek en in perioden van diepe crisis, zoals Trotski zei, ‘het haar taak is om de politiek van een van de twee belangrijkste klassen, bazen of arbeiders, terug te brengen tot het absurde. Het fascisme heeft haar in dienst gesteld van de bazen’. Hij voorspelde dat het fascisme van Italië ‘een bijna humaan experiment’ zou lijken in vergelijking met het fascisme in Duitsland omdat daar gebroken moest worden met de sterkste arbeidersbeweging van de wereld.
De groei van het fascisme had volgens Trotski te maken met twee factoren. Een diepe sociale crisis waarin de middenklasse uit balans raakte en een gebrek aan revolutionaire organisatie die door de massa erkend zou worden als de revolutionaire leiding.
Hij noemde de communistische partij de ‘partij van de revolutionaire hoop’ en fascisme als massabeweging ‘de partij van de reactionaire wanhoop’.
Fascisme groeit steeds daar waar het kapitalisme laat zien dat het grote delen van de bevolking geen zekerheid kan bieden. Elke keer als het systeem in de problemen komt, moeten arbeiders en hun gezinnen daarvoor opdraaien. In Europa heeft de werkloosheid een naoorlogs hoogtepunt bereikt, terwijl regeringen doorgaan de levenstandaard van arbeiders aan te vallen. Delen van de heersende klasse maken onderling ruzie over waarop bezuinigd zal worden, met hoeveel en hoe snel. Het enige waar ze het allemaal over eens zijn, is dat het antwoord op de crisis, nog verdere afbraak en bezuinigingen is.
Diepe teleurstelling in de gevestigde partijen, die bewezen hebben niet in staat te zijn de crisis op te lossen, heeft weer een opening gecreëerd voor fascisten. Als de wanhoop regeert kunnen ideeën als ‘geen enkele islamiet mag er meer in komen’ of ‘grenzen dicht voor asielzoekers’ dan snel wortel schieten.
Op deze wanhoop bouwen Le Pen, Dewinter, Haider en Fortuyn hun bewegingen. Maar hoeveel stemmen ze ook krijgen, fascistische bewegingen zullen daarmee nooit hun centrale zwakte op kunnen heffen.
Trotski realiseerde zich dat in de jaren dertig: “De grote kracht van de fascisten is hun numerieke sterkte. En ja, ze hebben inderdaad veel stemmen gekregen. Maar in de sociale strijd zijn stemmen niet beslissend. Op de schaal van de verkiezingsuitslagen wegen duizend fascistische stemmen net zo zwaar als duizend communistische stemmen. Maar op de schaal van revolutionaire strijd staan duizend fabrieksarbeiders voor een kracht die honderd keer groter is dan die van duizend kleine burgermannetjes, hun vrouwen en schoonmoeders. Het overgrote merendeel van de fascisten bestaat uit menselijk los zand.” Los zand, niet bestand tegen een wervelstorm van arbeidersstrijd.