Klasse, identiteit en onderdrukking
De extreem-rechtse Telegraaf-journalist Wierd Duk noemt identiteitspolitiek ‘de kanker van onze tijd’. Voor extreem-rechts gaat deze aversie niet om identiteit, maar om het bestrijden van emancipatiebewegingen, die de afgelopen jaren veranderingen afdwongen als het gaat om Zwarte Piet of een genderneutralere opvoeding. In plaats van de strijd tegen elke vorm van onderdrukking te omarmen, gaan delen van links mee met de rechtse houding ten opzichte van identiteitspolitiek. Voor de SP en een econoom als Ewald Engelen staan klasse en identiteit tegenover elkaar.
Maar de persoonlijke ervaring van onderdrukking is voor velen juist een belangrijk beginpunt voor fundamentele systeemkritiek. Geracialiseerde jongeren denken over het algemeen anders over de rol van de politie dan hun witte leeftijdsgenoten. Een transvrouw zal minder snel het kerngezin als ‘hoeksteen van de samenleving’ zien.
Maar er is geen een-op-een-verband tussen identiteit en politieke positie. Er zijn witte mensen die actief zijn in de strijd tegen racisme en er zijn zwarte mensen, zoals Ramautarsing van Forum voor Democratie, die de rassenleer juist proberen te normaliseren.
Het is belangrijk dat we deze gelaagdheid erkennen zodat we een beweging kunnen bouwen die de strijd tegen onderdrukking koppelt aan die tegen kapitalisme. Voor de zwarte feministen die het voor het eerst hadden over de term ‘identiteitspolitiek’ was dit een belangrijk uitgangspunt.
Combahee River Collective
In 1974 publiceerde de Combahee River Collective, een groep zwarte feministen in de Verenigde Staten, een verklaring over de positie van onderdrukte groepen in sociale bewegingen. Binnen de feministische beweging hadden zij te maken met uitsluiting omdat zij zwart waren en binnen de zwart -nationalistische beweging omdat zij vrouw waren. Zij waren ook nog eens grotendeels niet-hetero en zagen zichzelf als socialisten.
De tekst van het manifest is geworteld in internationalisme en antikapitalisme: ‘Wij moeten de werkelijke klassepositie naar voren brengen van mensen die niet slechts ras- en sekseloze arbeiders zijn, maar voor wie raciale en seksuele onderdrukking in belangrijke mate bepalend zijn voor hun werkende/economische leven.’ Dit laat zien dat ‘identiteit’ en ‘klasse’ met elkaar verweven zijn.
Over ‘identiteitspolitiek’ schrijven zij: ‘Wij geloven dat de meest diepgaande en, in potentie, meest radicale politiek direct voortkomt uit onze eigen identiteit, en niet uit het bestrijden van de onderdrukking van iemand anders.’ De term ‘identiteitspolitiek’ ontstond ‘op het moment dat zwarte vrouwen geen stem hadden’, aldus Beverly Smith, een van de initiatiefnemers van de verklaring.
Ontwikkeling
Het collectief maakte hun eigen positie zichtbaar, met als doel om het bouwen van coalities en het organiseren van solidariteit makkelijker te maken. Volgens Black Lives Matter- activiste Yamahtta-Taylor was: ‘identiteitspolitiek voor hen niet een middel om de mantel van de ‘meest onderdrukte’ om te slaan’.
Maar de bewegingen die de inspiratiebron hadden gevormd van de verklaring – burgerrechten, Vietnam, feminisme – waren in een neergang terecht gekomen. Mensen uit de beweging kregen aanstellingen op universiteiten, op zichzelf een van de winstpunten van het verzet. Hierdoor veranderde de betekenis van de term ‘identiteitspolitiek’.
Het wegvallen van deze bewegingen zorgde ervoor dat de blik naar binnen werd gericht. Door niet onderdrukt worden gelijk te stellen met geprivilegieerd zijn, werd de aandacht verlegd van het economische systeem naar het individu. Individuen moeten zich vooral bewust zijn van hun eigen positie (‘check your privilege!’) en ten overstaan van de groep tot de orde worden geroepen (‘calling out’).
Zo is volgens actieclub de Grauwe Eeuw ‘de enige rol’ die witte mensen kunnen spelen in de antiracismebeweging die van het onderwijzen van andere witte mensen. Zij moeten vooral schuldbewust zijn en ‘vechten tegen hun witheid’.
Deze benadering houdt de drijvende kracht achter de normalisering van racisme, extreem-rechts, buiten schot. Dit leidt eerder tot passiviteit dan tot een krachtige respons wanneer racisme de kop opsteekt in de publieke ruimte of in het maatschappelijk debat. Actieve solidariteit, het bouwen van bewegingen tegen kapitalisme, imperialisme of racisme en het organiseren van collega’s op je werkvloer komen in het rijtje ‘richtlijnen’ van de Grauwe Eeuw niet voor.
Perspectief
Gelukkig staat de tijd in Nederland niet stil. Zwarte mensen speelden de afgelopen jaren een centrale rol in de strijd tegen racisme. De acties tegen Zwarte Piet hebben de ruimte gemaakt voor onder andere een nieuwe politieke partij op links (Bij1) en zorgden voor een hernieuwde aandacht voor de zwarte radicale traditie (the Black Archives). Maar de fascistische intimidatie van antiracisme- activisten tijdens de Sinterklaasintochten vorig jaar laat zien dat we een brede beweging nodig hebben om te kunnen winnen.
De politieke traditie van de Combahee River Collective, die identiteit ziet als een mogelijk startpunt voor radicale politiek (in plaats van een in lood gegoten eindpunt), kan hierbij een belangrijk middel zijn. Het stelt ons in staat de verschillen tussen verschillende onderdrukte groepen zoals moslims, joden en zwarte Nederlanders zichtbaar te maken. En op basis daarvan onderlinge solidariteit te organiseren en een antiracismebeweging te bouwen.
Om twee redenen is een scherp begrip van klasse centraal in het bouwen van elke beweging. In de eerste plaats schept dit een basis voor een gedeeld economisch belang. Werkende mensen worden verschillend geraakt door de gevolgen van flexibilisering en afbraak, maar geraakt worden ze. Daarnaast ligt de macht van werkende mensen in het productieproces. Als we klasse gelijkstellen met de witte mannelijke norm, en racistische en seksistische ideeën toestaan op de werkvloer, wordt deze potentiële macht al bij voorbaat onschadelijk gemaakt.