Klaas de Jonge: ‘gewapend verzet was maar één pijler van het ANC’

Chris Hani (links) en Klaas de Jonge bij een manifestatie van het ANC in Lady Frere, November 1990 (Foto: Pieter Boersma).
In 1985 werd Klaas de Jonge door Zuid-Afrika gearresteerd voor wapensmokkel maar wist te vluchten naar de Nederlandse ambassade. Ongewild groeide hij zo uit tot een gezicht van de anti-apartheidsbeweging. Ewout van den Berg en Renate Rozanne blikken met hem terug op de antikoloniale beweging, de rol van geweld en een leven in strijd.
27 april 2023

Voor activisten tegen apartheid zoals jij en Conny Braam was het gewapende verzet in de Tweede Wereldoorlog een terugkerend referentiepunt. Wat was deze rol?

De ervaring van het verzet was voor Conny sterker dan voor mij. Mijn biologische vader heeft in het verzet gezeten. Hij kwam in actie tegen buitenlandse overheersing, maar vond het wel oké om hetzelfde te doen in Indonesië. Voor mij was het verzet tegen Franco in Spanje veel belangrijker. Voor hen ging het er echt over dat de democratie op het spel stond. Verhalen hierover gingen rond toen ik in dienst moest en ging studeren aan het einde van de jaren vijftig.

Ik studeerde bij Wertheim, een linkse professor die over Azië en de koloniale oorlog schreef. Ik had iets met Parijs. Hier kwam ik begin jaren zestig in contact met Noord- Afrikanen en zwarte Afrikanen uit landen die net onafhankelijk waren. Er was ontzettend veel enthousiasme om hier iets van te maken. In eerste instantie wilde ik mij vanwege mijn familieachtergrond en mijn professor in Indonesië verdiepen, maar ik vond dit veel gezelliger. Ze hadden een heel andere manier van protesteren en discussiëren.

Ook de Algerijnse bevrijdingsbeweging maakte indruk. Veel van mijn vrienden in Parijs waren Algerijns. Ik zag het racisme van de Franse politie. In 1961 werden meer dan honderd Algerijnen door de politie van Parijs doodgeschoten tijdens een vreedzame demonstratie. Niemand is hiervoor berecht. De persoon die hiervoor verantwoordelijk was, Papon, had in de Tweede Wereldoorlog Joodse kinderen laten afvoeren.

De Algerijnen hebben wel gewonnen dankzij hun guerrillastrijd. Verworpenen der Aarde van Frantz Fanon gaat over de zwarte bevolking die wordt uitgebuit en dat soms de enige manier om je daar van te bevrijden, ook uit de psychologische onderdrukking, door middel van geweld is.

Wat ging er vooraf aan het besluit van het ANC om over te gaan op gewapend geweld?

Het ANC werd in 1912 opgericht. Dat ze besloten over te gaan tot de gewapende strijd en sabotage was pas na 1960. Al vijftig jaar lieten ze weten gelijke rechten te willen, maar ze kregen er juist steeds minder. Zwarte mensen die niet productief waren, moesten naar een bantustan, afgezonderde gebieden voor de zwarte bevolking zonder zeggenschap over het bestuur. Alleen als iemand nodig was, kreeg je een ‘dompas’. Daarmee kon een zwart persoon dan ook in witte gebieden zijn om te werken. Overal was controle.

Na de Tweede Wereldoorlog begon overal in de wereld een strijd voor onafhankelijkheid. In Zuid- Afrika werd het juist steeds slechter. Het was al een racistisch en koloniaal land, maar in 1948 werd de apartheid geïnstitutionaliseerd. De Afrikaners zouden een door God gekozen volk zijn, een beetje zoals Joden in Israël dat ook zo zien. Alles werd gescheiden tussen zwart en wit: liften, wc’s en scholen. Ze gebruikten rare methodes om te meten of je wel wit was. Een pen werd in je haar gestoken. Als die eruit viel, was je wit. Als je kroeshaar had en de pen bleef zitten, was je zwart of ‘kleurling’.

Vakbonden mochten niet. Demonstraties werden neergeslagen. Zwarte mensen werden uitgebuit in de mijnen. Ze kregen weinig onderwijs, want wat had je aan een goed onderwezen zwarte man? Op het gebied van gezondheid en onderwijs was alles inferieur voor de zwarte bevolking. Het ANC eiste meer rechten, maar dit was absoluut niet mogelijk.

In 1955 publiceerde het ANC het Vrijheidsmanifest. Hierin vroeg het de staat om doodgewone liberale rechten. In 1960 kwamen zwarte mensen in Zuid-Afrika in verzet tegen de pas die ze altijd bij zich moesten hebben. Mensen kwamen samen om er tegen te demonstreren, te zingen en te dansen. In Sharpeville hebben ze de passen verbrand; 63 ongewapende mensen werden daar door de politie doodgeschoten. Hierna ontstond er steun voor gewapend verzet.

Ook andere partijen waren hierin belangrijk. Het Pan Africanist Congress (PAC), dat in tegenstelling tot het ANC helemaal niets wilde weten van witte mensen, richtte een gewapende tak op. De communistische partij, ooit begonnen als witte partij, speelde hierin ook een belangrijke rol. Na ‘48 werd deze partij verboden, maar ze ging in het geheim door.

Na 1960 had je een nieuwe generatie mensen zoals Tambo, Mandela, Chris Hani, Indiërs als Mac Maharaj en witte mensen met vaak een Joodse achtergrond zoals Joe Slovo en Ronnie Kasrils. Die sloten zich aan bij het ANC en kregen militaire trainingen in de DDR, Cuba of de Sovjet-Unie.

Zuid-Afrika was een erg christelijke samenleving. Geweld werd door veel mensen gezien als iets slechts. De ‘Black Consciousness Movement’ geleid door Steve Biko gebruikte geen geweld maar maakte hun aanhangers bewust van de waarde van de eigen cultuur, taal en geschiedenis en bestreed het wijdverbreide idee dat zwarten inferieur zouden zijn aan witten. Toch werd Steve Biko gevangen gezet, gemarteld en gedood. Het United Democratic Front, dat helemaal geweldloos was, bracht vanaf 1983 talrijke maatschappelijke organisaties samen. Toch werden ook hun leiders en vele duizenden activisten vastgezet, gemarteld en gedood.

Hoe keek het ANC naar de verhouding tussen geweld en andere vormen van verzet?

Het gewapend verzet was maar één van de vier pijlers van het ANC, naast massamobilisaties, de internationale solidariteitsbeweging en het ondergrondse werk. Het belangrijkste was de mobilisatie achter het ANC. Bewustzijn over de aard van apartheid was belangrijk. De bevolking wist er natuurlijk alles van – ze werden er dagelijks mee geconfronteerd – maar moesten ook leren wat je er dan tegen kunt doen. Mensen moesten bekend raken met de politieke ideeën van het ANC en bewust anti-Afrikaner zijn. Niet dat ze dan per se gewapend verzet steunden, maar wel bijvoorbeeld stakingen.

Vakbonden speelden een belangrijke rol in de internationale druk op het regime. Vanuit grote bedrijven werd er veel druk uitgeoefend op premier Botha dat er onderhandeld moest worden. De Zuid-Afrikaanse economie kwam in steeds zwaarder weer. Deze kant van het verzet was voor het ANC heel belangrijk.

De bewustwording van mensen tegen apartheid verliep dus vooral via de andere pijlers. Het gewapende verzet van uMkhonto we Sizwe (MK), de paramilitaire tak van het ANC, was slechts één manier om aan mensen te laten zien dat het ANC daar ook toe in staat was, maar het had ook gekund zonder. Het werd gebruikt om druk te zetten op de onderhandelingen.

Het meeste geld en middelen voor de gewapende strijd van het ANC kwam uit de Sovjet-Unie, de DDR en Cuba, maar we zouden met geen mogelijkheid op militair gebied kunnen overwinnen. Het apartheidsregime van Zuid-Afrika beschikte over een heel sterk leger, luchtmacht en vloot die – zo zei men – vocht tegen het ‘communisme’, daarbij gesteund door zowel de VS als Engeland.

Tekst loopt verder onder de foto

Klaas de Jonge in zijn woning in Amsterdam, maart 2023 (Foto: Renate Rozanne).

Kun je iets zeggen over hoe jij en Hélène Passtoors betrokken raakten bij het gewapende verzet en wat jullie deden?

Via het werk van Hélène, die doceerde aan de universiteit van Maputo in Mozambique, kregen we al vrij snel contact met het ANC. Zij vroegen ons of we konden helpen met het smokkelen van wapens vanuit Mozambique naar Zuid-Afrika. Hiervoor werden wij getest. We moesten eerst informatie verzamelen. Zij waren op zoek naar bepaalde knooppunten zoals bruggen, kazernes of hoogspanningsstations. Als witte mensen konden wij vermomd als toeristen daar natuurlijk makkelijk foto’s nemen. Dit was de eerste stap in onze betrokkenheid bij de MK.

In 1984 werd het Nkomati-akkoord gesloten. Hierbij werd Mozambique zo onder druk gezet door de Zuid-Afrikaanse regering dat iedereen van het ANC daar weg moest. Officieel waren wij geen lid van het ANC, maar de wapendepots waar we de wapens uit kregen, bevonden zich grotendeels wel in Mozambique. Hélène en ik moesten verhuizen. Inmiddels waren we gescheiden. Hélène ging naar Johannesburg waar ze linguïstiek doceerde aan een universiteit en ik vertrok met mijn zoon Enno naar Zimbabwe waar ik geschiedenisles gaf aan een middelbare school.

Als wit persoon had je veel meer vrijheid. Hélène en ik zaten een keer in de auto met een gigantische lading explosieven en wapens. We reden ergens waar we niet mochten zijn richting de havenstad Durban. Toen we werden aangehouden, zeiden we dat we op weg waren naar een natuurpark. ‘Wacht maar, we rijden jullie er zo naartoe’ zei de agent. Op dat moment zagen we dat een vrachtauto vol zwarte Zuid-Afrikanen helemaal binnenstebuiten werd gekeerd.

Wij deden onze verkenningen en wapenleveranties voor de Special Ops-eenheid van de MK. Een van de acties van de MK was een aanval op het hoofdkwartier van de Zuid- Afrikaanse luchtmacht in de Kerkstraat te Pretoria. Deze luchtmacht bombardeerde en richtte veel schade aan in omliggende landen. Het zwaarste wat het ANC kon doen, was een auto vol explosieven vlak voor de uitgang van het gebouw van de luchtmacht zetten. Wij hadden geen vliegtuigen, pantserwagens of zware wapens. De bom ging alleen te vroeg af en er werden naast soldaten helaas ook burgers gedood. Daarbij kwamen tevens twee van onze eigen mensen om. Daarna werd dit middel door de ANC beëindigd, terwijl mijn gevoel was dat je het voortaan beter kon voorbereiden.

Natuurlijk probeerde de Zuid- Afrikaanse staat de sabotage dood te zwijgen, maar soms lukte dat niet. Bijvoorbeeld met de aanslag op een atoomcentrale in aanbouw of een fabriek die benzine maakte uit kool. Dat brandde zo lang, dat ze het niet konden verzwijgen. Dat soort zichtbare acties waren erg goed voor de moraal van de strijd en het aanzien van het ANC. Het maakte de machthebbers bang.

Op de terugweg van Johannesburg naar Harare werd je in 1985 samen met Hélène gearresteerd door de Zuid- Afrikaanse politie. Nadat jullie werden opgepakt, wist je te ontsnappen. Hoe heb je dit gedaan?

Ik deed alsof ik meewerkte aan het onderzoek van de politie en leidde mijn bewakers naar verschillende opslagplekken waarvan ik hoopte dat ze inmiddels geleegd waren. Ik vertelde dat ik ze zou meenemen naar een bedrijf waar we bommen wilden plaatsen, omdat dat bedrijf de internationale boycot van Zuid- Afrika niet respecteerde. Ik wist dat op de eerste verdieping van het kantoorpand de ambassade zat. Toen we in het gebouw waren, liep ik de trap op naar boven en gearriveerd op de eerste etage zette ik het zo goed als dat kon op een lopen. Ik had metalen boeien om mijn enkels die met een ketting waren verbonden. Gelukkig was de deur van de ambassade niet op slot.

Het ambassadepersoneel was verrast. Mijn begeleiders hebben mij toen er weer uitgetrokken, maar dat zorgde voor weken onderhandelen. Je mag namelijk geen mensen uit een ambassade halen. De ambassadeur ontkende in eerste instantie dat ik binnen was geweest, maar er waren te veel getuigen. Na tien dagen mocht ik terug.

Veel mensen op de ambassade waren opgetogen dat het gelukt was mij terug te krijgen, maar later waren zij minder blij met me. De ambassade stond namelijk op het punt te verhuizen naar een nieuw gebouw en daar ik niet mee mocht verhuizen, bleef ik in een deel van de oude ambassade achter.

De Nederlandse staat keurde op dat moment apartheid af, maar vond dat je absoluut geen geweld kon gebruiken om er een einde aan te maken. Ze namen geen concrete maatregelen. Ze stemden bijvoorbeeld niet voor een boycot. Daarvoor was de Zuid-Afrikaanse economie te belangrijk. De dominee en de koopman hadden het voor het zeggen.

Vanuit het raam van de ambassade zag ik de situatie op straat veranderen. In het begin liepen de witten altijd langs de ramen van de winkels en liepen zwarte mensen op de weg om de baan vrij te maken. Na een tijdje, toen er ook meer onrust in de townships was, liepen de zwarte mensen steeds stoerder over straat.

Na 26 maanden mocht ik naar Nederland komen.

Tekst loopt verder onder de foto

Klaas wordt verwelkomd door sympathisanten bij aankomst op Schiphol, 8 september 1987 (Foto: Rob Croes / Anefo).

Met de val van het apartheidsregime bleef het kapitalisme intact. Hoe kijk jij terug op die belangrijke jaren van transitie?

Veel vrienden waren hoopvol voor een nieuw Zuid-Afrika, maar het was heel lastig. Vanuit het ANC was er geen ervaring met besturen en dit moesten ze doen samen met mensen die aan de andere kant van het politieke spectrum stonden. Veel van de steun die er eerder was voor het ANC, vanuit de Sovjet-Unie, de Scandinavische landen en de internationale anti-apartheidsbeweging, viel ook weg. Het grote bedrijfsleven, dat zich eerder onder internationale druk tegen de apartheid keerde, wilde ook geen grote sociale concessies doen. In die zin leek het ook op de manier waarop andere landen na de dekolonisatie in economische problemen werden gebracht, zoals in Mozambique.

Vakbonden en mensenrechtenorganisaties spelen aan de basis nu weer een rol. Er is meer onderling contact vanuit een onvrede over hoe het gaat in het ANC. Er zijn overal nog groepen mensen die in het verleden hebben bewezen wat ze kunnen doen, die nu ook weer samenkomen rond tal van onderwerpen.

In 2015 ben ik ziek geworden. Sindsdien ben ik niet meer in Afrika geweest. Totdat ik in 2019 een medaille kreeg. In eerste instantie heb ik die geweigerd, omdat Zuma deze uitdeelde om zichzelf te profileren. Bij de volgende president heb ik de medaille toch geaccepteerd en meteen weer weggegeven.

Mijn vriend Victor was een MK-commando die meer dan twintig jaar mensen instrueerde, trainde en zorgde dat wapens werden afgeleverd. Hij voerde voor Special Ops een groot aantal sabotageacties uit. Hij werd gevangen genomen en gemarteld. Ze probeerden een ‘askari’ van hem te maken, een verrader die zich keert tegen zijn voormalige medestrijders, maar hij wist te vluchten en ging door met de strijd. Hij leefde door heel Zuidelijk Afrika en stierf in extreme armoede in Mamelodi, een township bij Pretoria. Ik vond dat Victors familie het eerbetoon meer verdiende dan ik. Ik heb de medaille gegeven aan zijn kleinzoon, Klaas.