Kiezer ziet geen alternatief

De verkiezingen van de Provinciale Staten zijn uitgelopen op een afstraffing van regeringspartijen PvdA en VVD. Gezamenlijk verliezen ze negen zetels in de Eerste Kamer. Tegelijkertijd blijft de VVD de grootste partij en winnen de gedoogpartners van het kabinet. Wat zegt dit over de Nederlandse politiek?
19 maart 2015

Door Max van Lingen

De verkiezingen van de Provinciale Staten stonden meer dan ooit in het teken van de landelijke politiek. Dat is voornamelijk het gevolg van de zwakke positie van de regeringspartijen in de Eerste Kamer. VVD-partijleider Mark Rutte zei in de aanloop naar de verkiezingen: ‘Dit zijn landelijke verkiezingen, die raken direct ook het kabinet.’ Dit uitgangspunt werd van links tot rechts gedeeld. Emile Roemer van de SP zei: ‘We staan op een kruispunt: doorgaan met dit rechtse, kille beleid van afbraak of kiezen we voor de sociale weg van hoop.’ Desondanks bleef de opkomst onder de vijftig procent steken.

Het gebrek aan enthousiasme voor deze verkiezingen heeft alles te maken met het gebrek aan een echt alternatief. De regeringspartijen moeten weliswaar flink inleveren, maar van een afrekening met kabinetsbeleid is geen sprake. D66, de belangrijkste partner van de regering, gaat van vijf naar tien zetels in de Eerste Kamer en is daarmee de grote winnaar. Ook de ChristenUnie en SGP winnen licht. Het CDA, dat bij 91 procent van de wetsvoorstellen mee stemt met de regering, werd na de VVD zelfs de grootste partij. Ondanks alle speculaties in de media is het onwaarschijnlijk dat deze partijen, die het grotendeels met elkaar eens zijn, er de komende twee jaar samen niet uit gaan komen.

Dat de VVD ondanks verlies de grootste partij is gebleven, draagt bij aan het cynische beeld van de Nederlandse politiek dat uit deze verkiezingen naar voren komt. Tijdens de verkiezingscampagne moesten VVD-ministers Ivo Opstelten en Fred Teeven het veld ruimen, omdat ze het niet zo nauw hadden genomen met de waarheid over een miljoenendeal met een crimineel. Vervolgens bleek een hele reeks aan VVD’ers betrokken te zijn bij allerlei corruptieschandalen. Maar het corrupte karakter van de partij interesseert de achterban van de partij klaarblijkelijk weinig.

PvdA

De echte grote verliezer van deze verkiezingen is de PvdA. De partij ging van 17,3 procent in 2011 naar een magere 10 procent. Vooral het verlies in het traditionele PvdA-bolwerk Groningen was hevig. Het aantal stemmen voor de PvdA is hier gehalveerd en de partij moest de SP als grootste partij voor laten. Maar bij de partijtop gaan de alarmbellen nog altijd niet af. Diederik Samsom verklaarde nadat de uitslag bekend werd: ‘We namen verantwoordelijkheid voor vier jaar. Dat blijven we nemen’.

PvdA-senator Adri Duivesteijn bekritiseerde deze stoïcijnse houding: ‘Het lijkt wel of de top van de partij in een andere wereld leeft dan de partij zelf, naar mijn gevoel. Men heeft een missie, men is met iets bezig, maar is dat nou nog steeds de PvdA die daar staat of zijn dat een paar mensen die zichzelf een missie hebben gegeven?’

Bijgevolg van het verlies is dat de PvdA de SP voor zich moet laten. ‘We zijn nu definitief de grootste op links!’ zei Roemer triomfantelijk. Op basis van een winst van slechts één zetel sprak hij van ‘een geweldige avond’. Het is begrijpelijk dat de SP blij is met winst, maar het zou eerder bijzonder zijn als de SP in deze situatie geen winst zou boeken. Als we de winst naast het verlies van de PvdA leggen, blijkt dat de SP er nauwelijks in geslaagd is zichzelf als alternatief neer te zetten. Zelfs in Groningen, waar de SP de grootste partij werd, staan de twee zetels winst in de Provinciale Staten in geen verhouding tot de zes zetels die de PvdA verloor. Een deel van de PvdA-stemmers is overgestapt naar D66, maar het belangrijkste deel is thuis gebleven.

Proteststemmen

Een aangename verrassing is dat ook de racistische PVV niet werd gezien als alternatief. De afgelopen maanden ging de partij van Geert Wilders aan kop in de peilingen. Maar in plaats van een klinkende overwinning, moest de PVV genoegen nemen met een marginaal verlies. Maar ook hier geen reden tot gejuich. Het is onwaarschijnlijk dat de achterban van de PVV van mening is veranderd. Waarschijnlijk zijn ze, net als de PvdA-achterban, thuis gebleven. Bovendien is het verontrustend dat in de aanloop naar de verkiezingen Rutte de wind uit de zeilen probeerde te nemen door richting Wilders te bewegen. Het lichte verlies van de PVV maskeert daarmee de verdere verrechtsing van de Nederlandse politiek en de toenemende acceptatie van het Wilderiaanse wereldbeeld.

Uit de verkiezingen komt een cynisch beeld naar voren. Een opkomst van minder dan vijftig procent, een corrupte partij die de grootste wordt, kiezers die tegen de regering stemmen, maar voor de partijen die de regering steunen. Wat hier vooral uit blijkt is dat de Nederlandse bevolking niet tevreden is met de huidige gang van zaken, maar ook niet weet hoe het anders moeten. Daarom blijven veel mensen liever thuis dan dat ze nog de moeite nemen een proteststem uit te brengen.

We moeten cynisme echter niet verwarren met een afscheid van parlementaire politiek. Juist wanneer deze cynische houding wordt doorbroken, zal de onvrede zich in de eerste plaats uiten in de vorm van parlementaire politiek. Dat zien we ook terug in landen als Griekenland en Spanje, waar een veel hoger niveau van strijd is. Om het cynisme in Nederland te doorbreken, moet duidelijk worden dat verandering mogelijk is. Een reëel alternatief, dat ook in het parlement dat uiting kan geven aan de onvrede, kan alleen worden opgebouwd op basis van strijd. Wat dat betreft wijzen de studenten en docenten van de Universiteit van Amsterdam de weg.