Kan kapitalisme zonder sweatshops?

Na het instorten van de fabriek in Bangladesh, vorige maand, bereikte de afschuw over de manier waarop multinationals goedkope arbeid gebruiken een nieuw hoogtepunt. Meer dan duizend arbeiders vonden de dood, nadat ze werden gedwongen een gebouw weer in te gaan waarvan ze wisten dat het onveilig was.
17 mei 2013

Sommige activisten in het Westen roepen om een boycot van bedrijven als H&M en Benetton. Dit zijn enkele van de vele bedrijven die hun productie uitbesteedden aan de fabrieken die nu tot puin zijn gereduceerd. De activisten willen dat kledinggiganten garanderen dat zij hun producten onder fatsoenlijke omstandigheden produceren. Anderen, waaronder veel vakbonden, vinden dat er minimumnormen in de handelsovereenkomsten moeten staan, voordat kleding ingevoerd mag worden.

Socialisten staan aan de kant van iedereen die de leefomstandigheden van arbeiders wil verbeteren. Karl Marx wees erop dat slechte werkomstandigheden geen afwijking zijn, maar iets dat in het systeem zit ingebed. Hij beargumenteerde dat kapitalisme de rijkdom die mensen produceren enorm verhoogt, maar de meeste mensen de voordelen van deze rijkdom ontzegt.

ʻHoe meer de arbeider produceert, des te minder heeft hij te consumerenʼ, schreef Marx. ʻHoe meer waarden hij schept, des te waardelozer, des te onwaardiger wordt hij zelf… Zeker, de arbeid produceert wonderwerken voor de rijken, maar voor de arbeider ontbering. Zij produceert paleizen, maar holen voor de arbeider… [Het systeem] vervangt de arbeid door machines, maar stoot een deel van de arbeiders terug tot een barbaars soort werk en maakt het andere deel tot machine.ʼ

Concurrentie tussen bazen was de kern van het probleem, zei Marx. Elk van hen moet daarom proberen sneller uit te breiden dan hun rivalen. Dat kunnen ze alleen doen door voortdurend arbeiders op te jagen om hun winsten te maximaliseren.

Individuele kapitalisten worden gedwongen dit proces voort te zetten als ze in zaken willen blijven. Als ze geen winst maken die vergelijkbaar is met hun rivalen, gaan ze failliet of worden ze opgekocht door hun concurrenten. Elk kledingbedrijf weet dat andere bedrijven de wereld afschuimen, op zoek naar manieren om goedkoper in te kopen.

Het maken van kleding, anders dan de meeste andere producten, kan worden verplaatst vanwege de geringe technologie en de relatief ongeschoolde arbeid die wordt gebruikt. Dus het boycotten van een bepaald bedrijf zal de sweatshops niet stoppen, in plaats daarvan zal het de concurrenten een impuls geven. Zo zouden ook handelsbeperkingen om Bangladesh te straffen voor zijn slechte arbeidsomstandigheden alleen maar voordelig zijn voor concurrerende kapitalisten in het net zo arme Vietnam en Sri Lanka.

De enige manier om deze verschrikkelijke omstandigheden uit te bannen is dat arbeiders zichzelf gaan organiseren, zoals degenen hebben gedaan die de straat op zijn gegaan in Dhaka. Acties van arbeiders breiden zich daar vaak snel uit van de ene fabriek naar de andere. Het kan bazen van de sector als geheel dwingen om concessies te doen.

Zelfs bazen van kledingmultinationals zijn huiverig om de productie te verplaatsen naar een ander land, in elk geval op korte termijn, als ze dat kunnen vermijden. Maar op de langere termijn zullen bazen, geconfronteerd met stijgende kosten, ergens anders kijken. Daarom moeten we de strijd internationaal maken – en tegen het systeem als geheel.

Alleen dan kunnen we een einde maken aan de ellende van sweatshops, die al een kenmerk zijn van het kapitalisme sinds zijn ontstaan.

Dit is een vertaling uit de Socialist Worker.