Kan de FNV weer de lijn omhoog vinden?

Nog niet zo lang geleden was het poldermodel een exportproduct, dat in de hele neoliberale wereld aangeprezen werd. Dat was in het begin van de jaren negentig, toen de relatief voorspoedige ontwikkeling van de economie in verband werd gebracht met de constructieve opstelling van de vakbondsleiding. De icoon van deze ‘beheerste vakbeweging’ was Wim Kok, met wiens naam de eenwording van de FNV en het Akkoord van Wassenaar (1982) verbonden is. Het succesverhaal heeft niet lang stand gehouden. Maar de opstelling van de vakbondstop was helemaal niet uniek.
10 mei 2011

Foto: Wim Kok, in 1980 als vakbondsleider op de Dam.

Door Michel Tilanus

De jaren ’70 zijn bekend als jaren van vakbondsstrijd. Er waren diverse landelijke stakingsgolven en ook was er op elk moment wel ergens een bedrijf bezet. In deze strijd werden de directe voorlopers van de huidige FNV-bonden groot en vond een opmerkelijke radicalisering plaats. ‘Wat de Industriebond NVV wil is een fundamentele verandering van de huidige, kapitalistische maatschappijstructuur, waarin de belangen van ’n paar enkelingen worden voorgesteld als het ‘‘algemeen belang’’. De Industriebond NVV wil een socialistische samenleving op basis van arbeidsdemocratie; dat wil zeggen een samenleving, die wordt gekenmerkt door een democratische besluitvorming op alle gebieden en alle niveaus.’ Aldus de brochure Fijn Is Anders uit 1974.

Beroemd zijn ook de woorden van voorzitter Arie Groenevelt: ‘Geen onsje medezeggenschap voor een kilo medeverantwoordelijkheid’. Dit verhinderde allemaal niet dat ook in die jaren de brede stakingsbereidheid zeer dirigistisch tot estafetteacties versnipperd werd en dat diezelfde Arie Groenevelt kritische vakbondsactivisten tot de orde riep: ‘Wacht maar tot de crisis aan de poort klopt van jullie bedrijf.’ Tussen de radicale teksten en de bureaucratische daden gaapte een diepe kloof. Het ‘harmoniemodel’ werd tegenover het ‘confrontatiemodel’ geplaatst.

Tegenstrijdige aard

Deze combinatie van tegengestelde tendensen is kenmerkend voor de hele geschiedenis van de moderne vakbeweging en komt inderdaad voort uit haar tegenstrijdige aard in het kapitalisme zelf. Zolang arbeiders moeten werken voor een baas, kunnen hun strijdorganisaties niet uitgroeien zonder vorming van een apparaat. Maar daardoor herhaalt zich de scheiding tussen hand- en hoofdarbeid binnen de bond.

De vrijgestelden leven niet meer slechts vóór, maar ook ván de organisatie en deze schijnt hen niet slechts een middel, maar wordt een doel op zich. Bereikte deelresultaten maken terughoudend om opnieuw de strijd aan te gaan. Onderhandelen wordt hoofdtaak, het haalbare wordt leidraad, kleine stapjes het perspectief. ‘Rustig aan, dan breekt het lijntje niet van de kapitalistische economie.’

De bureaucratie ontstijgt zo haar oorsprong uit de arbeidersklasse en neemt steeds meer burgerlijke elementen in zich op. Ze komt als bemiddelaar tussen arbeid en kapitaal te staan, een rol die steeds opnieuw en onder wisselende omstandigheden moet worden waargemaakt. In roerige tijden moet de bureaucratie bewijzen de strijd te kunnen indammen, zonder door de arbeiders aan de kant te worden gezet. Maar ebt de strijd mede weg door haar eigen toedoen, dan komt haar plaats in de polder op het spel te staan en put ze uit in hele en halve solidariteitsverklaringen met werkgevers en overheid.

Zo memoreert een naaste medewerker van Wim Kok de havenstaking van 1979: ‘Die conflicten in de haven en de mars naar het Afrikaanderplein zijn een keerpunt geworden voor de vakbeweging. Nooit kwam die vraag zo klemmend op ons af of wij een vakbeweging zijn voor de klassenstrijd of dat wij onze verantwoordelijkheid moeten nemen voor het oplossen van de crisis. Wim en ik voelden dat onze taak lag bij het laatste. Gezien de stemming, ook elders in het land, moest Wim in die tijd uiterst omzichtig opereren. Hardop denken was er niet bij, zelfs niet in de Federatieraad. Eén verkeerd woord kon immers de vlam in de pan doen slaan.’ (Geciteerd in Nypels & Tamboer: Wim Kok, 15 jaar vakbeweging).

Exhibitionistisch

Wim Kok is er exhibitionistisch voor beloond. Een ministerpost, het premierschap, internationale faam en talrijke commissariaten waren zijn deel. Voor de huidige FNV-top is dat alleen maar een droom. Want de krachtsverhoudingen liggen nu anders dan 30 jaar terug. Het keerpunt van toen was de afsluiting van een periode van relatief radicale strijd, van groeiend klassenbewustzijn en groeiende organisatiekracht. Nu dreigt de vakbondsleiding door haar ‘sociale partners’ eenvoudig opzij te worden gezet en zal ze zich spoedig gedwongen zien, aan te tonen dat ze nog over een mobiliseerbare ‘achterban’ beschikt.

Dat zou de opmaat voor een nieuw keerpunt kunnen zijn. Binnen de FNV steekt het verzet de kop op tegen het concept-pensioenakkoord en willen regering en werkgevers doordrukken voordat de pleuris helemaal uitbreekt. Op Europees niveau worden met het ‘competitiviteitspact’ de aanvallen op de verworvenheden van de klasse nog steviger ingezet en kan het antwoord van de arbeidersbeweging niet anders zijn dan eveneens een effectievere internationale coördinatie van het in veel landen reeds massale verzet. Nu nadert zelfs voor de FNV-top het moment dat het zo niet langer kan.

Er is rond 1980 geen strijdbijl voorgoed begraven in een polder nabij Den Haag op de plek waar vervolgens het SER-gebouw verrees. Strijdbijl en poldermodel zijn zusje en broertje van elkaar. De dubbele positie die de bondsbureaucratie blijft innemen, kan ons iets leren over de manier waarop de strijdbijl opnieuw kan worden opgepakt.

Natuurlijke verdedigingslinie

Bouwend op de mobilisatie en gedeeltelijke successen van de schoonmakers, havenarbeiders, TNT’ers en ambtenaren kan de lijn omhoog verder worden ingezet. Zij hebben reeds opnieuw laten zien, dat de massavakbond de natuurlijke verdedigingslinie van de arbeidersklasse is en blijft, dat eendracht nog steeds macht maakt en strijd nog altijd loont. Dit kan in de komende tijd worden veralgemeniseerd.

Het gaat daarbij niet zozeer om een ‘parlementaire’ strijd in de bondsorganen voor een radicaler programma op papier. Het gaat om het mee helpen opbouwen van strijd die het zelfvertrouwen vergroot en eisen doet ingang vinden, die éénmakend zijn langs lijnen van klassenbelang tegenover een chauvinistische en nationalistische lijn. Gelijk loon voor gelijk werk, tegen privatisering en liberalisering, rekening retour aan de rijken, internationale solidariteit.

Tegenover het ‘Wij, Nederlanders gaan de crisis van de knoflooklanden niet betalen’ moet het ‘Wij, arbeiders, studenten en uitkeringsgerechtigden van de wereld gaan de crisis niet betalen van het internationale kapitalisme’ worden gesteld.

Het gaat om het versterken van bonden die zich niet afhankelijk maken van regering of werkgevers, maar alleen vertrouwen op eigen kracht. Het gaat om zelforganisatie aan de basis – met de bureaucratie als het kan, tegenover de bureaucratie als het moet.

Op het Marxisme Festival 2011 spreekt Michel Tilanus over ‘Tussen strijdbijl en poldermodel: wat doen socialisten in een bureaucratische FNV?’

Lees ook: Crisisberaad FNV over pensioenen: eindelijk uit het poldermoeras?

Kort fimpje over de havenstaking van 1979