Joop van den Ende is geen redder. Hij is een sloper

Mediamagnaat Joop van den Ende voert campagne voor investeringen in 'de kunstsector'. Dat klinkt progressief, maar volgens beeldend kunstenaar Jonas Staal is er geen reden tot enthousiasme. De entertainment industrie bekommert zich alleen om winstbejag en is al jaren bezig om kritische kunst te vernietigen. Deze campagne moet in dat licht worden gezien, aldus Staal in de NRC Next.

25 mei 2011

Het zal moeilijk zijn het charmeoffensief van Joop van den Ende af te slaan. In zijn artikel ‘Cultuur levert bakken met geld op’ (NRC Next, Opinie, 23 mei) stelt de man die een veelheid van entertainmenthorror heeft geproduceerd, van obscene films als Spetters en musicalbewerkingen van populaire films als The Lion King tot oppervlakkige soaps als Goede tijden, slechte tijden, dat investeren in zijn spektakelmodel van blockbusterproducties ook voor kleinere theaters en muziekgezelschappen goed nieuws zou zijn. Protserige musea en muziektheaters, vol met toegankelijk vermaak, zo weet hij ons te vertellen, trekken namelijk massatoerisme aan met veel geld in de (staats)kas als resultaat. En daar kunnen kleinere gezelschappen van profiteren.

De kunstsector zelf lijkt zich weinig druk te maken over het plotse mecenaat van een man die eerst heeft geholpen onze cultuur tot op het bot te banaliseren, om vervolgens als hemelse redder op het slagveld af te dalen dat hij zelf heeft helpen veroorzaken. Het is de handreiking van de man die eerst je stad bombardeert en dan aangeeft dat hij er best in een nieuwe schouwburg wil investeren.

Ik ben mij terdege bewust van het slagveld waar wij ons als kunstenaars, als academici, als onderwijzers, journalisten en als werkers toe zullen moeten gaan verhouden. Onze huidige regering voert namelijk een systematische aanval uit op alle kritische organisaties die in onze maatschappij hun thuis hebben. De vakbonden worden gemarginaliseerd of gedwongen ‘constructief’ mee te denken met bezuinigingen (waarvan de oorzaak niet bij de werkers ligt), informatievoorziening vanuit de overheid aan journalisten wordt afgeknepen (denk aan Donners frontale aanval op de Wet Openbaarheid van Bestuur), kleine, vrijwel kosteloos werkende kunstinstellingen worden uit de weg geruimd (instellingen als De Appel en het Onafhankelijk Toneel), academici en onderwijzers worden geconfronteerd met quota die rechtstreeks uit de corporate sector op hen zijn neergedaald (denk aan het afstudeerquotum dat aan de basis van het huidige HBO-drama stond). De staat eist hardwerkende Nederlanders, geen kritische wereldburgers.

Joop van den Ende heeft voor de volgende in deze zielloze reeks aanslagen op kritische cultuur ruim baan gemaakt. Al decennia zwaait hij met cijfers van bezoekersaantallen, grootschalige campagnes en de kijkcijfers van Onderweg naar morgen, De Surprise show en Tarzan. Al decennia duidt hij de waarde van cultuur in termen van entertainment-value: zonder consument heeft kunst voor hem immers geen bestaansrecht. Dat dit alles staat haaks op de waarde die kritische cultuur nastreeft, waarin mensen worden aangesproken en uitgedaagd zich te ontplooien en daarmee kritische massa in onze wereld aan te wakkeren, interesseert deze banaliteitsmagnaat niets. Immers, flink investeren in een musicalpaleis op de rokende puinhopen van een lokaal theater levert op lange termijn altijd weer een leuke winst op.

Dit artikel verscheen eerder in NRC Next.

Lees ook ons interview met Jonas Staal: Kritische kunstuitingen over ‘vrijheid’ in het Wilders–tijdperk