Joop den Uyl: toen de verbeelding machteloos bleef

Vijfentwintig jaar geleden, op 24 december 1987, overleed Joop Den Uyl. In 2008 publiceerde Anet Bleich Joop den Uyl 1919-1987. Dromer en doordouwer, dat veel stof deed opwaaien. Maar, zo schreef Pepijn Brandon, de biografie is een toonbeeld van realiteitszin en acceptatie van smalle marges. Wij herpubliceren dit artikel uit 2008.
25 december 2012

Den Uyl heeft een soort icoonstatus. Voor veel mensen was zijn kabinet het brandpunt voor de hoop op structurele veranderingen die opkwam in de jaren zestig en zeventig. Maar het falen van dit kabinet om die veranderingen daadwerkelijk door te voeren, en de mislukte formatie van het tweede kabinet-Den Uyl na door de PvdA gewonnen verkiezingen van 1977, zijn tegelijk de opmaat naar de neoliberale jaren tachtig.

Anet Bleich stond naar eigen zeggen zelf politiek links van Den Uyl. Haar sympathie voor zijn streven naar verandering via de parlementaire weg zorgt ervoor dat ze tegen de stroom in zwemt wat betreft de gangbare mythes over het kabinet.

Ze laat weinig heel van het rechtse idee dat Den Uyl aan de basis ligt van alles wat er mis is in Nederland, dat al indertijd door Wiegel luidruchtig werd gepropageerd. Maar diezelfde sympathie maakt Bleich ook blind voor het centrale probleem van het kabinet-Den Uyl. Den Uyl wordt ‘de meest linkse premier in de Nederlandse geschiedenis’ genoemd.

Maar diezelfde premier redde het koningshuis uit de Lockheed-affaire, stond toe dat de minister van Defensie onderhands Israël bewapende tijdens de Jom Kipoeroorlog en was de eerste die de bevolking probeerde klaar te stomen voor het idee dat de economische crisis ingrijpende gevolgen zou hebben voor de levensstandaard. Bleich geeft genoeg extra informatie om dit probleem te illustreren. Maar haar politieke aannames maken het haar onmogelijk dieper door te dringen in de richting van een verklaring.

Vernieuwing

Het beste deel van het boek is de eerste helft, die gaat over de periode voor 1973. Bleich laat mooi zien hoe de jonge Den Uyl met pijn en moeite brak met zijn gereformeerde middenstandsachtergrond. Eerlijk en ingetogen beschrijft ze hoe zijn speurtocht naar vernieuwing hem eind jaren dertig in extreem-rechtse richting dreef.

Hij was daarin niet uniek. Zeker in de top van het bedrijfsleven en onder de intellectuele elite hadden veel mensen bewondering voor de manier waarop in Nazi-Duitsland met harde hand de klassenstrijd de kop was ingedrukt en de staat vervolgens economische groei bewerkstelligde. Met de bezetting sloeg die sympathie snel om in afkeer.

Den Uyl kwam terecht in kringen van het progressieve verzet, rond de illegale kranten Het Parool en Vrij Nederland. Hij werd overtuigd voorstander van de ‘doorbraak’, het toen populaire idee dat er na de oorlog geen terugkeer moest komen naar de politieke verhoudingen van voor 1940. In dezelfde tijd werd Den Uyl overtuigd sociaal-democraat.

De periode na 1945 was de ‘radicaalste’ in Den Uyls leven. Zijn enthousiasme voor de doorbraakgedachte plaatste hem links van de nieuw opgerichte PvdA. Die schikte zich al snel in het herstel van de verzuiling waarin protestanten, katholieken en sociaal-democraten allemaal de scepter zwaaiden in eigen kring.

Om een plaatsje te veroveren in het centrum van de politieke macht was ze ook bereid tot grote concessies, zoals het steunen van de koloniale oorlog in Indonesië. Den Uyl colporteerde als redacteur zelf met het nummer van Vrij Nederland waarin de oorlog fel werd veroordeeld. Bleich geeft goed weer hoe radicaal de breuk was die zich in het denken van Den Uyl in die jaren voltrok. Maar ze heeft te weinig oog voor de continuïteit.

Den Uyls socialisme ging er nooit vanuit dat de strijd van arbeiders zelf de basis was voor verandering. Zijn hoop bleef altijd stevig gevestigd op de staat. Het doel was het managen en in goede banen leiden van het kapitalisme. Verder dan dat ging zijn idealisme nooit, zelfs niet in zijn jonge jaren.

Dirigisme

Waar Den Uyl eind jaren dertig had geloofd dat een autoritaire staat de noodzakelijke samenhang in de maatschappij zou kunnen brengen, geloofde hij nu dat wetgeving en sociale uitgaven konden leiden tot harmonieuze verhoudingen. Dit dirigisme – het geloof dat het kapitalisme van bovenaf stuurbaar was – ontwikkelde zich in de jaren vijftig tot consensus onder rechts én links.

Vanuit die gedachte ontwikkelde Den Uyl zich in de jaren vijftig en zestig tot een middle-of-the-road PvdA’er. Weinig in zijn functioneren als wethouder in Amsterdam, minister van Economische Zaken onder de (katholieke) KVP-premier Cals en zijn rol als fractievoorzitter van de PvdA aan het eind van de roerige jaren zestig wijst vooruit naar zijn latere linkse imago.

Het was de explosie van sociaal protest en de opkomst van Nieuw Links binnen de PvdA die de weg baanden voor een nieuwe stap naar links. Wat Den Uyl bijzonder maakte was zijn bereidheid om compromissen te zoeken met de nieuwe garde. Bleich laat zien hoe die bereidheid onder andere werd bevochten aan de keukentafel, waar zijn feministische vrouw en dochters hem het vuur na aan de schenen legden. Maar uiteindelijk bleef het doel om de nieuwe bewegingen in te schakelen, om via de geleidelijke weg en coalitiepolitiek met rechts hervormingen binnen te slepen.

Mislukking

Zelfs die gematigde poging liep stuk op het kerende economische tij. Zelf heeft Den Uyl eens gezegd dat zijn kabinet te laat kwam, omdat de hervormingsgolf al was omgeslagen in een ‘restauratiegolf’. Zijn doel was ‘de smalle marges’ die het systeem hem bood op te rekken in plaats van te doorbreken. Dit streven bleek machteloos tegenover de groeiende druk vanuit de bazen en rechts.

Bleich voegt weinig toe aan wat al bekend was over de spanningen die dit opriep binnen het kabinet. Het boek De verbeelding aan de macht. Het kabinet-Den Uyl 1973-1977 dat Peter Bootsma en Willem Breedveld hierover tien jaar geleden publiceerden, brengt de interne tegenstellingen beter naar boven. Bleich accepteert het kernprobleem in feite als iets onvermijdelijks. Door de economische omslag was de draai naar rechts in de Nederlandse politiek in haar ogen noodzakelijk, ook al is ze er ongetwijfeld ook nu nog niet blij mee.

Bleichs biografie lijdt daarmee aan dezelfde zwakte als de politiek van Den Uyl. Door de eisen die het bedrijfsleven onder druk van dalende winsten naar voren bracht te bestempelen tot ‘realiteitszin’, verdwijnt het zicht op alternatieven die van onderaf hadden kunnen worden afgedwongen.

Een uitstapje naar nu zou Bleich misschien hebben gedwongen scherpere vragen te stellen. De PvdA van vandaag is geen schim van de partij die in 1977 na de val van ‘haar’ kabinet nog een klinkende verkiezingsoverwinning kon binnenhalen. Wouter Bos steekt in elk opzicht bleekjes af bij vadertje Joop. En toch is, als je beter kijkt, de familiegelijkenis onmiskenbaar.

Anet Bleich – Joop den Uyl 1919-1987. Dromer en doordouwer
Uitgeverij Balans, Amsterdam 2008
Peter Bootsma en Willem Breedveld –
De verbeelding aan de macht. Het kabinet-Den Uyl 1973-1977
Sdu Uitgevers, Hilversum 1999

Dit artikel verscheen eerder in De Socialist 205, juni/juli 2008.