Jonge jaren van ‘de meest gehate persoon van Amerika’

Van de beroemde documentairemaker Michael Moore is Here Comes Trouble verschenen, een bundel verhalen over de periode waarin hij opgroeide. Het is het relaas van een geboren rebel op zoek naar een medium.
24 november 2011

Foto: Michael Moore bij de vertoning van Capitalism: A Love Story op het Internationale Filmfestival van Toronto, 13 september 2009.

Door Hella Baan

Op de voorkant van het nieuwe boek duikt het kinderkopje van Michael Moore op uit de rechterhoek, daarboven staan de letters: Here Comes Trouble: Stories from my Life. Op de achterflap wordt benadrukt dat het geen autobiografie is. Maar wat dan wel? In een korte notitie legt Moore uit wat het boek is: een verzameling korte verhalen uit zijn jonge jaren die hij graag op papier wilde zetten. In 427 pagina’s doet hij uit de doeken welke verbazingwekkende weg hij heeft afgelegd om te worden wat hij nu is: een zeer bekende en geëngageerde documentairemaker.

Moore maakte in 1989 zijn debuut met Roger & Me, een film over de sociale situatie in zijn geboortestad Flint in Michigan. Hij werd pas echt bekend met de documentaires Bowling for Columbine, Fahrenheit 9/11, Sicko en Capitalism: A Love Story.

In een proloog vertelt Moore hoe hij in 2003 ‘de meest gehate persoon van Amerika’ werd. Toen hij een Oscar had gewonnen voor Bowling for Columbine, sprak hij zich in zijn speech uit tegen de Irakoorlog: ‘We leven in een tijd waarin we een fictieve verkiezingsuitslag hebben die leidt tot een fictieve president. We leven in een tijd waarin een man ons de oorlog in stuurt om fictieve redenen. U moest zich schamen, Mr Bush.’

Hoewel fans hem al eerder zeiden aangenaam verrast te zijn om hem nog levend aan te treffen, werd zijn doodvonnis nu live op tv verkondigd. Hij beschrijft deze surreële gebeurtenissen met droge humor, die overigens het hele boek kenmerkt: ‘De hatemail na de Oscarspeech was zo omvangrijk dat het bijna leek alsof Hallmark een nieuwe afdeling had geopend waar ansichtkaartenschrijvers de taak hadden gekregen om odes aan mijn overlijden te schrijven. (‘Voor een speciale klootzak…’, ‘beterschap na je mysterieuze auto-ongeluk!’).

Oorlogscrimineel Bush

Moore liet zich niet kisten. Hij maakte Fahrenheit 9/11, waarin hij Bush ontmaskert als oorlogscrimineel. Deze film was een groot publiek succes, maar gaf de haatcampagne een nieuwe impuls. Menigmaal boden tv-shows een podium aan mensen die een aanslag op hem wilden plegen (onder het mom van ‘Moore krijgt een koekje van eigen deeg’). Dit leidde tot een aantal fysieke incidenten waarin gewone Amerikanen, opgejut door de campagne, hem aanvielen.

Dat Moore niet ten onder ging in deze heksenjacht is verbazingwekkend, maar wordt aannemelijker als we meer te weten komen over zijn achtergrond, wat het centrale thema is van dit boek.

Moore werd in de jaren vijftig geboren. Zijn ouders waren van oorsprong Iers en katholiek. Hij beschrijft hun wereld als een van voorzichtige welvaart, waarin er genoeg te eten was, huizen groter en apparaten luxer werden. Er was minder verschil tussen beroepsgroepen en Amerikanen met Arabische achtergrond stonden bekend als ‘Arab-Americans’ zonder stigma van terrorisme. Maar onder het idyllische oppervlak van een stad in opmars waren racisme, seksisme en homofobie onbenoemd maar sterk aanwezig.

Behalve dat de voorouders van Moore het avontuur opzochten door naar een onontgonnen streek als Flint te trekken, onderhielden ze ook een vriendschappelijke band met de ‘indianen’, de oorspronkelijke inwoners van Amerika. Zijn overgrootvader werd geboren terwijl buiten indianen ter bescherming de wacht hielden. Als dank hielp de betovergrootvader van Moore hen toen door een periode van ziekte door voedsel en medicijnen te brengen. Dat verhaal werd van generatie op generatie overgeleverd en leidde tot een grote betrokkenheid bij de gemeenschap en de politiek.

Terwijl hij van zijn moeder op vierjarige leeftijd leerde lezen en schrijven en in algemene zin les kreeg, kwam Moore via zijn vader in contact met een bepaald klassenbewustzijn. Frank Moore zou door de ervaring van de depressie van de jaren dertig zijn leven lang democraat blijven. Daarnaast had hij een heel sterk solidariteitsgevoel dat de vage raciale angsten van zijn generatie oversteeg. Volgens Michael Moore had zijn vader dit ontwikkeld doordat hij in de fabriek naast allerlei soorten mensen werkte, iets waar de vakbond zich vanaf 1940 hard voor maakte. Door die samenwerking zag Frank Moore alle mensen als gelijkwaardig.

Segregatiebeleid

Moore groeide op met principes, maar bleek ook over het talent te beschikken om overrompelende speeches te houden. Zo hield hij op zeventienjarige leeftijd een vlammende toespraak tegen het segregatiebeleid van een Amerikaanse golfclub, waarna een hausse aan media-aandacht en uiteindelijk een nieuwe wet volgde.

Met achttien jaar was hij het jongste lid ooit van het schoolbestuur van zijn middelbare school. Als twintiger zette hij een alternatieve krant op, waarmee hij naast de slechte verslaggeving van het lokale dagblad, ook de corrupte burgemeester en de verziekte praktijken bij General Motors blootlegde. Hij kreeg het zelfs voor elkaar om samen met een joodse vriend president Reagan met een spandoek te belagen toen die kransen ging leggen op nazigraven.

Dit boek geeft een overtuigend inzicht in de intuïtieve gevoelens van Moore die hem ertoe aanzetten zich uit te spreken tegen onrecht, en tegelijkertijd ook in zijn vindingrijkheid die zorgt dat hij ermee weg kan komen. Ook is dit boek een, weliswaar fragmentarische weergave van de zoektocht van Moore naar een medium, een manier waarop hij dingen kan aankaarten en veranderen.

Het is dan ook veelzeggend dat het boek ophoudt bij zijn officiële inwijding als filmmaker. Eén ding moge duidelijk zijn nu Moore dat medium gevonden heeft: we hebben het laatste van hem nog lang niet gezien.